ECLI:NL:GHARL:2022:3870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
200.308.296
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Overijssel had eerder, op 21 maart 2022, de schuldsaneringsregeling van de appellante tussentijds beëindigd, omdat zij niet had voldaan aan de sollicitatieplicht en de informatieplicht. De appellante had gedurende een periode van vijf maanden niet aan de sollicitatieplicht voldaan en had de bewindvoerder niet tijdig geïnformeerd over haar deelname aan een werk-leertraject. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de persoonlijke situatie van de appellante, die als alleenstaande moeder met twee jonge kinderen en na het recente overlijden van haar moeder onder druk stond om een opleiding te volgen. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen in de informatieplicht niet voldoende waren om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Het hof heeft besloten de schuldsaneringsregeling van de appellante voort te zetten en de looptijd met 19 maanden te verlengen, tot 3 juni 2025. Dit biedt de appellante de kans om haar opleiding af te ronden en haar positie op de arbeidsmarkt te verbeteren, wat ook in het belang van de schuldeisers is. Het hof heeft er vertrouwen in dat de appellante deze kans zal aangrijpen en dat zij voortaan tijdig en volledig zal voldoen aan haar informatieplicht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.308.296
(insolventienummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: C 08/20/98 R)
arrest van 16 mei 2022
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. T. Şeker.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van 3 juni 2020 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), [appellante] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hierbij is [naam1] benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Bij beschikking van 8 maart 2021 heeft de rechter-commissaris de looptijd van de schuldsaneringsregeling van [appellante] met vijf maanden, tot 3 november 2023, verlengd, kort gezegd omdat [appellante] gedurende een periode van vijf maanden (juli 2020 tot en met november 2020) niet aan de sollicitatieplicht had voldaan.
1.3
Bij vonnis van 21 maart 2022 heeft de rechtbank de schuldsaneringsregeling van [appellante] , op voordracht van de rechter-commissaris, tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 24 maart 2022 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 maart 2022. [appellante] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat haar schuldsaneringsregeling zal worden voortgezet voor de resterende looptijd, dan wel de looptijd te verlengen met een door het hof juist te achten periode.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met bijlagen kennisgenomen van:
- zonder begeleidend schrijven van mr. Şeker ontvangen stukken van de rechtbank;
- de brief met bijlagen van 21 april 2022 van mr. Şeker;
- de brieven met bijlagen van 28 april 2022 en 2 mei 2022 van de bewindvoerder en
- de email met bijlagen van 5 mei 2022 van mr. Şeker.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 mei 2022 plaatsgevonden. Hierbij is [appellante] verschenen, bijgestaan door mr. Şeker. Ook zijn verschenen de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder, [naam2] , h.o.d.n. Fizom Nijmeijer.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd. Kort gezegd vindt de rechtbank - onder meer - dat [appellante] na de verlengde looptijd van de schuldsaneringsregeling opnieuw niet aan de inspanningsplicht heeft voldaan door te beginnen aan een voorschools- en opleidingstraject, waarbij zij niet meer dan 24 uur per week werkt of zal werken en dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden door de bewindvoerder niet vooraf te informeren over de mogelijkheid om een werk-leertraject te gaan volgen en geen toestemming heeft gevraagd aan de bewindvoerder en de rechter-commissaris om aan dat traject deel te nemen.
3.2
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen gaat het hof uit van de hierna volgende feiten en omstandigheden.
 [appellante] , geboren [in] 1996, vormt een gezin met haar twee minderjarige zoons.
 [appellante] heeft sinds 8 augustus 2017 beschermingsbewind.
 Op 1 april 2021 is de moeder van [appellante] na een kort ziekbed overleden.
 [appellante] is op 12 juli 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Aster Zorg voor 16-18 uur per week. De arbeidsovereenkomst tussen haar en Aster Zorg is in de proeftijd, per 2 augustus 2021, geëindigd.
 Vooruitlopend op een door haar te volgen BBL-opleiding verzorgende IG 3 (hierna: de BBL-opleiding), heeft [appellante] vanuit de gemeente - van wie zij destijds een bijstandsuitkering ontving in welk kader zij een re-integratietraject doorloopt - een voorschooltraject gevolgd van, naar zij ter zitting heeft verklaard, drie maanden.
 [appellante] heeft met succes gesolliciteerd naar een werk/leerplek en is op 14 februari 2022 gestart met de BBL-opleiding. Zij werkt om en nabij 24 uur per week bij Stichting Livio en gaat één dag per week naar school. Ter zitting in hoger beroep heeft zij verklaard dat de BBL-opleiding in totaal 90 weken zal duren.
 [appellante] heeft sinds medio september 2021 eenmaal in de twee weken een gesprek met een psycholoog om het overlijden van haar moeder te verwerken.
3.3
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [appellante] de bewindvoerder niet tijdig en/of volledig heeft geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van opleiding en werk. Dat de gebrekkige informatievoorziening inmiddels tot het verleden behoort, kan niet worden vastgesteld. Zo bleek de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep niet op de hoogte te zijn van de door [appellante] aangegeven duur van de BBL-opleiding van 90 weken (in plaats van de eerder opgegeven 40 weken).
Hoewel de tekortkomingen in de nakoming van met name de informatieplicht (maar ook de sollicitatieplicht) aanleiding zouden kunnen zijn de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds te beëindigen, gaat het hof dat gelet op het hierna volgende te ver.
3.4
[appellante] ervoer druk vanuit de gemeente, in die zin dat zij meende dat zij het door haar re-integratiecoach voorgestelde werk/leertraject (als opstap naar een beter betaalde baan) niet kon weigeren, omdat zij anders haar uitkering zou verliezen. Daarom heeft zij gedaan wat de gemeente haar had opgedragen.
Naar het oordeel van het hof had [appellante] dit zonder toestemming van de rechter-commissaris niet mogen doen en had zij de bewindvoerder hierover beter en tijdiger moeten informeren. Het hof acht echter van belang dat [appellante] in augustus 2021 wel met de bewindvoerder heeft gemaild over de mogelijkheden om een BBL-opleiding te volgen. De bewindvoerder heeft [appellante] toen niet bericht dat zij vanwege haar plicht om te solliciteren naar een fulltimebaan geen BBL-opleiding mocht volgen, maar heeft daar onduidelijkheid over laten ontstaan. Zij heeft namelijk geschreven aan [appellante] “... als u maximaal 20 uur kunt werken vanwege een opleiding dan zal de wsnp verlengd worden met de duur van de opleiding …” (zie het mailbericht van de bewindvoerder van 16 augustus 2021). Gelet op het ontbreken van een duidelijke mededeling dat [appellante] het BBL-traject niet kon gaan volgen zonder het risico van een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en gelet op de te verwachten verbetering van de positie van [appellante] op de arbeidsmarkt door het volgen van dat traject, vormt het niet voor 40 uur beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt in dit specifieke geval onvoldoende reden voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Daarbij houdt het hof ook rekening met de positie van [appellante] als voormalige tienermoeder met twee jonge kinderen met een achterstand op de arbeidsmarkt en ook met de impact die het recente overlijden van haar moeder op haar heeft gehad. Dit zijn allemaal omstandigheden die, tezamen bezien, de fulltime beschikbaarheid van [appellante] voor de arbeidsmarkt negatief beïnvloeden.
3.5
Onder de gegeven omstandigheden is het hof van oordeel dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling van [appellante] met een maximale verlenging van 19 maanden, tot
3 juni 2025, recht doet aan zowel de belangen van [appellante] als die van haar schuldeisers.
Wat betreft de belangen van de schuldeisers heeft het hof bij zijn beslissing betrokken dat [appellante] na afronding van haar opleiding een hoger salaris zal ontvangen en daarom binnen de verlengde looptijd van de regeling nog voldoende voor de schuldeisers zal kunnen sparen.
Het hof heeft er, mede gelet op de houding van [appellante] op de zitting, voldoende vertrouwen in dat [appellante] deze kans om haar regeling alsnog met een schone lei af te sluiten met beide handen zal aangrijpen. Ook de bewindvoerder kan zich hierin vinden.
Dit betekent dat [appellante] aansluitend op de afronding van haar opleiding (omstreeks november 2023) of zoveel eerder als die opleiding zal eindigen, fulltime beschikbaar zal moeten zijn voor de arbeidsmarkt. Zij zal dan alles moeten doen wat in haar vermogen ligt om haar volledige verdiencapaciteit in te zetten voor haar schuldeisers.
3.6
Wat de nakoming van de informatieplicht betreft gaat het hof er vanuit dat [appellante] lering trekt uit het verleden en dat zij de bewindvoerder voortaan tijdig en concreet zal voorzien van alle gevraagde en ongevraagde informatie, zoals haar ook ter zitting door het hof uitdrukkelijk is voorgehouden. Tot deze informatie behoren ook persoonlijke omstandig-heden die van belang (kunnen) zijn voor het verloop van haar schuldsaneringsregeling.
3.7
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 21 maart 2022 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellante] wordt voortgezet en verlengt daartoe de looptijd met 19 maanden, tot 3 juni 2025.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, C.G. ter Veer en A.S. Gratama, en is op
16 mei 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.