ECLI:NL:GHARL:2022:3831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
200.268.733/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Complexe scheiding met escalatie van de situatie tussen ouders en kinderen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een complexe scheiding, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een verzoek van [verweerster] om een zorgregeling vast te stellen voor de kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, [verzoekster] en [verweerster], zijn al jaren verwikkeld in een juridische strijd over de zorg voor hun kinderen. De relatie tussen de moeders is in 2018 verbroken, en sindsdien is de situatie tussen hen verder geëscaleerd, wat heeft geleid tot een verslechtering van de omgang tussen de kinderen en [verweerster].

Tijdens de procedure heeft het hof geconstateerd dat ondanks de inzet van hulpverlening, waaronder de SCHIP-methode en expressietherapie, de kinderen volhardend zijn in hun wens om geen contact te hebben met [verweerster]. De GI heeft geen verlenging van de ondertoezichtstelling gevraagd, en de raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de wensen van de kinderen te respecteren. Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat het gedwongen contact met [verweerster] niet in het belang van de kinderen is, gezien hun leeftijd en de stress die zij hebben ervaren door de langdurige strijd tussen de ouders.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van [verweerster] tot vaststelling van een zorgregeling afgewezen en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de kinderen, die nu vooral behoefte hebben aan rust en stabiliteit in hun leven. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de druk op de kinderen te verminderen en hen de ruimte te geven om zich te ontwikkelen zonder de constante spanning van de juridische strijd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.268.733/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 471961)
beschikking van 10 mei 2022
inzake
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. E.R. van Schaik te Lelystad,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. K.N. Holtrop te Lelystad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de bijzondere curator] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bijzondere curator,
voor de periode tot het einde van de ondertoezichtstelling (9 maart 2022)
de gecertificeerde instelling
2. Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
verder te noemen: de GI.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Utrecht, locatie Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 1 april 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Nadien is op 21 maart 2022 ontvangen een e-mailbericht van de GI.
1.3
De minderjarige [de minderjarige1] heeft bij brief van 22 maart 2022 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek. Bijgevoegd daarbij is een brief van de minderjarige [de minderjarige2] .
1.4
Op 28 maart 2022 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is [naam1] verschenen.
1.5
[verzoekster] heeft het onder 3 in het petitum van haar appelschrift geformuleerde verzoek ter zitting ingetrokken. Zij vindt dat geen zorgregeling moet worden vastgesteld.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 1 april 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij [verzoekster] bepaald en de beslissing over de zorgregeling tussen [verweerster] en de kinderen aangehouden teneinde de ouders de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode te profiteren van de hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben van 9 maart 2021 tot 9 maart 2022 onder toezicht gestaan van de GI.
2.3
Het betreft hier een complexe scheidingszaak. [verzoekster] en [verweerster] zijn al jaren verwikkeld in een procedure over de kinderen. De relatie van de moeders is in 2018 verbroken. De bestreden beschikking dateert van 2 augustus 2019. Beide moeders woonden op dat moment nog met de kinderen in de gezamenlijke woning. De rechtbank heeft toen – overeenkomstig het verzoek van [verweerster] en kort gezegd – de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij [verzoekster] bepaald, die van [de minderjarige2] bij [verweerster] en een gezamenlijke week op/week af-zorgregeling vastgesteld. [verzoekster] was het daar niet mee eens en is daartegen in hoger beroep gekomen. Tijdens de procedure in hoger beroep is de situatie tussen partijen verder geëscaleerd en zijn de zorgen over de kinderen toegenomen.
In februari 2020 heeft [verzoekster] de gezamenlijke woning verlaten met de kinderen. Het vertrek uit die woning is voor iedereen heftig geweest. Er moest zelfs politie aan te pas komen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben daar veel last van (gehad).
Vanaf mei 2020 is het contact tussen [verweerster] en de kinderen gestaakt. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wijzen [verweerster] sindsdien helemaal af. Tot op heden is van alles geprobeerd om deze voor de ontwikkeling van de kinderen zorgelijke situatie te doorbreken (dwangsommen, benoeming bijzondere curator, raadsonderzoek, ondertoezichtstelling). Desondanks blijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] volhardend in hun wens niet meer naar [verweerster] te willen gaan. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben dat ook aan het hof geschreven.
2.4
Conform het advies van de raad heeft de GI vooral hulpverlening ingezet gericht op het systeem. De moeders hebben de SCHIP-methode gevolgd en de kinderen hebben expressietherapie gehad. Vooral [verzoekster] en de kinderen hebben hier veel aan gehad. Zij hebben hun therapieën onlangs afgerond omdat zij geen hulpvraag meer hebben. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben volgens de GI in de therapiesessies laten zien dat zij vasthoudend zijn in het afhouden van het contact met [verweerster] . De hulpverlening heeft de kinderen niet kunnen overtuigen om naar dezelfde ruimte als [verweerster] (en een therapeut) te komen voor een herstelgesprek. Dit gesprek heeft uiteindelijk telefonisch plaatsgevonden.
[verweerster] is teleurgesteld in de GI. Hoewel het hoofddoel van de ondertoezichtstelling was om de band tussen de kinderen en haar te verbeteren is dat niet gelukt. Contactherstel tussen [verweerster] en de kinderen is niet van de grond gekomen. De GI heeft geen verlenging van de ondertoezichtstelling gevraagd. De raad kon zich daarin vinden.
[verweerster] voelt zich machteloos.
2.5
Deze zaak kent alleen maar verliezers. [de minderjarige1] is inmiddels 15 jaar en [de minderjarige2] is [---] 12 jaar geworden. Zij hebben door de hevige strijd van de moeders de afgelopen jaren niet alleen veel stress en spanning gekend, maar ook al met heel wat professionals en hulpverleners van doen gehad. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben nu vooral behoefte aan rust. [de minderjarige1] heeft dat ook aan het hof geschreven. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn volgens de GI door de therapie gegroeid in het aangeven van hun grenzen. Mede gezien hun leeftijd zal het hof hun aanhoudende wens dat zij geen contact met [verweerster] willen respecteren. In de gegeven omstandigheden vindt het hof gedwongen contact met [verweerster] niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof begrijpt dat dat bijzonder verdrietig is voor
[verweerster] . Toch ziet ook [verweerster] dat de kinderen nu de kans moeten krijgen om de rust te vinden die zij nodig hebben. “Uit liefde voor mijn kinderen laat ik ze vrij, maar niet los”, aldus [verweerster] emotioneel ter zitting. Zij wil wel graag dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weten dat haar deur altijd voor hen openstaat. Zij hoopt dat het [verzoekster] lukt om de kinderen toch te stimuleren haar weer eens op te zoeken. [verzoekster] heeft ter zitting aangegeven dat zij contact met [verweerster] in het belang van de kinderen vindt en dat zij er vertrouwen in heeft dat dat op termijn ook wel weer gaat gebeuren. Hopelijk ontwikkelen de kinderen in de nabije toekomst inderdaad nieuwe interesse in [verweerster] en ontstaat er dan alsnog weer ruimte voor contact, maar het hof is het met de raad en de GI eens dat dat op dit moment nog niet lukt. Het verminderen van de druk op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] door deze beslissing kan hierin mogelijk wel nog helpend zijn.
2.6
Op grond van het vorenstaande zal het hof in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] het verzoek van [verweerster] tot vaststelling van een zorgregeling afwijzen.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het hoger beroep van [verzoekster] tegen de vastgestelde zorgregeling. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover daarbij een beslissing is genomen over de zorgregeling, vernietigen en in zoverre beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
2 augustus 2019, voor zover daarbij een zorgregeling tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en
[verweerster] is vastgesteld, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van [verweerster] tot het vaststellen van een zorgregeling met de kinderen af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, I.M. Dölle en L. van Dijk, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 10 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.