Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“
(…) Heb uit je jaarstukken de omzet over 2011 gehaald (312.624,- Euro) en deze gedeeld door 51 weken (omdat je de eerste week van 2011 dicht bent geweest) en dan volgens de overnamewaarde-formule x 20 gedaan. Ik kom dan op een bedrag van 122.597,65 Euro. [naam2] heeft je 130 duizend geboden (ik neem aan dat je dat ook op schrift hebt) dus dat is het bedrag waarvan ik dan uitga. Je zei ongeveer 15duizend nodig te hebben. Dat zou neerkomen op een aandeel van 11,538% in je winkel van NYP in Emmen. 10duizend heb ik op mijn bankrekening staan en de resterende 5duizend kan ik vrij makkelijk en op heel korte termijn aan komen. Mocht er een Domino's in Emmen bij komen en je winkel in waarde verminderen dan is dat mijn risico. Zaken die jouw verantwoordelijkheid zijn zoals management, verzekering tegen brand etc. zijn uiteraard jouw risico en aansprakelijkheid.
Dit allemaal om te voorkomen dat je goedlopende winkel in Emmen failliet kan gaan door fraude en/of fiasco in Hoogeveen.
Voor een participatie van 11,538 procent in (de bruto winst van) je vestiging New York Pizza in Emmen. 1 ct terug svp.” [geïntimeerde] heeft genoemde 1 cent niet terugbetaald aan [appellant] .
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
aandeel van 11.538% in je winkel van NYP in Emmen”; [geïntimeerde] betwist dat hierover wilsovereenstemming is bereikt en/of hieraan uitvoering is gegeven, maar dat doet daaraan op zichzelf niet af. Vervolgens heeft [appellant] op 29 november 2012 daadwerkelijk € 15.000,00 overgemaakt naar [geïntimeerde] met de omschrijving “
voor een participatie van 11,538 procent in (de brutowinst van) je vestiging van New York Pizza in Emmen. 1 ct terug svp”. Daarin is een duidelijk aanknopingspunt gelegen dat partijen een participatie hebben beoogd, ook al heeft [geïntimeerde] die ene cent niet teruggeboekt. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] bij [appellant] is teruggekomen op bedoelde omschrijving, hetgeen wel voor de hand zou hebben gelegen als inderdaad een lening was afgesproken.
aandeel winstdeling over 2014 Emmen” (vgl. eerder onder 2.6). [geïntimeerde] heeft naar voren gebracht dat hij deze omschrijving heeft gegeven op uitdrukkelijk verzoek van [appellant] , maar dat heeft hij verder niet onderbouwd. Bovendien verdraagt zich dit moeizaam met de bij conclusie van antwoord onder 39 door [geïntimeerde] gegeven uitleg dat dit een eenmalig gebaar was jegens [appellant] . Tegenover de betaling van 12 februari 2015 staan weliswaar verschillende betalingen met als omschrijving “terugbetaling lening 29-11-2012” dan wel met daarin de term “aflossing”, maar die betalingen zijn van later datum, namelijk vanaf 3 januari 2017, terwijl [geïntimeerde] begin december 2016 aan [appellant] had geschreven dat hij van “de constructie” af wilde (zie ook hierna).
Robbert en ik willen wel met jou op termijn wel een afspraak over een eventuele afkoop regeling maar daar hebben we het nog wel even over binnenkort[…]” waarop [appellant] antwoordt: “
Ja snap ik maar dit was durfkapitaal. Of heel goed rendement of weg”. Op 30 september – naar het hof begrijpt: 2016 – schrijft [geïntimeerde] : “
Ik heb jou vorig jaar aangegeven (dec) dat ik na navraag dergelijke constructies niet mag doen zonder toestemming van nyp hoofdkantoor.[…]
Begrijp me niet verkeerd, ik ben blij dat je mij toen destijds hebt geholpen en daar ben ik je dankbaar voor. Wel is deze constructie voor ons niet gunstig buiten dat dit niet mag vanuit nyp.” En op 8 november 2016 schrijft [geïntimeerde] aan [appellant] : “
Ik denk wel dat wij op korte termijn even bij elkaar moeten komen om het 1 en ander te bespreken betreffend jou aandeel in Emmen[…]”.
Voor een participatie van 11,538 procent in (de brutowinst van) je vestiging van New York Pizza in Emmen[…].” Er zijn geen duidelijke aanknopingspunten dat partijen op dit punt overeenstemming hebben bereikt. [appellant] verwijst in dit verband naar een door hem als productie A bij memorie van grieven overgelegde whatsapp-/sms-conversatie waaruit zou volgen dat [appellant] op 26 november 2012 bij wijze van samenvatting de afspraak met [geïntimeerde] op schrift heeft gesteld alsmede dat [geïntimeerde] instemmend heeft gereageerd. [geïntimeerde] heeft de authenticiteit van deze conversatie echter uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist, onder verwijzing naar een overgelegd deskundigenrapport waaruit blijkt dat het mogelijk is berichten als deze te manipuleren. Daarbij komt dat [appellant] deze conversatie pas bij akte van 27 augustus 2019 in het geding heeft gebracht, toen de dagvaarding al anderhalf jaar oud was (vgl. rov. 2.4 eindvonnis). Deze gang van zaken draagt bij aan de door [geïntimeerde] gewekte twijfel omtrent de authenticiteit. [appellant] verklaring van de gang van zaken dat het bericht aan zijn aandacht was ontsnapt omdat het van een oude telefoon kwam, acht het hof onvoldoende aangezien enige technische onderbouwing van deze verklaring ontbreekt. Gelet op het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat bedoelde conversatie onvoldoende bewijskracht toekomt.
€12.510,00 (inleidende dagvaarding, onder 29). [geïntimeerde] stelt weliswaar dat hij hogere bedragen aan [appellant] heeft (terug)betaald, namelijk € 16.230,00 (cva 22) dan wel € 18.230,00 (mva 3), maar daarvan kan niet worden uitgegaan omdat [geïntimeerde] onvoldoende heeft toegelicht wat de strekking is van de in dit verband aangedragen betalingen. In elk geval volgt slechts uit een deel van de als productie 15 bij conclusie van antwoord overgelegde betaalbewijzen dat het gaat om betalingen in verband met de door [appellant] ter beschikking gestelde € 15.000,00 (vgl. eerder onder 2.6).