ECLI:NL:GHARL:2022:3725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
200.298.201/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg relatiebeding en boete bij schending in vennootschap onder firma

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 mei 2022, staat de uitleg van een relatiebeding centraal, evenals de vraag of een boete verschuldigd is wegens schending van dat beding. De zaak betreft een vennootschap onder firma, DJ Productions, opgericht op 1 juni 2017, waaruit een vennoot, [geïntimeerde], per 31 december 2019 is getreden. Bij de uittreding is een relatiebeding overeengekomen, dat de uittredende vennoot verbiedt om gedurende vijf jaar na uittreding klanten van DJ Productions te benaderen. Na de uittreding heeft [geïntimeerde] een nieuwe onderneming, Yor Entertainment, opgericht en klanten van DJ Productions benaderd, wat leidde tot een rechtszaak. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft geschonden en dat hij een boete van € 25.000 verschuldigd is. Daarnaast zijn er vorderingen van beide partijen besproken, waarbij het hof ook oordeelt over schadevergoeding en proceskosten. De uitspraak bevestigt de noodzaak van duidelijke afspraken in vennootschapscontracten en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.298.201/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8405556)
arrest van 10 mei 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. F. Havers, die kantoor houdt te Deventer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. E.J.M. Brocatus, die kantoor houdt te Apeldoorn.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 1 maart 2022 heeft op 11 april 2022 met instemming van partijen een enkelvoudige mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze procedure gaat het om de afwikkeling van een vennootschap onder firma. Een belangrijk deel van de vorderingen ziet op de vraag of de uittredende partij, [geïntimeerde] , een relatiebeding heeft geschonden. Het volgende staat vast.
2.2
Partijen zijn op 1 juni 2017 de vennootschap onder firma DJ Productions begonnen, die tot doel had het voor gezamenlijke rekening exploiteren van een licht- en geluidbedrijf en boekingskantoor. De vennootschapsovereenkomst bevat het verbod van beide vennoten om zonder mondelinge toestemming van de ander tijdens de duur van de vennootschap bij een andere onderneming werkzaam te zijn of daarbij rechtstreeks of zijdelings betrokken te zijn (artikel 16).
2.3
Nadat [geïntimeerde] de samenwerking had opgezegd, hebben partijen op 22 oktober 2019 de gevolgen daarvan geregeld in een overeenkomst waarin was bepaald dat [geïntimeerde] per
31 december 2019 uit de vof zou treden en dat [appellant] dan de vof als eenmanszaak onder dezelfde naam zou voortzetten. In een bijlage was een relatiebeding opgenomen dat als volgt luidt.
Relatiebeding;
Lijst met klantnamen wordt opgegeven die onder het beding vallen:
(officiële KvK benamingen opzoeken)
- Boode Bathmen
- Go Ahead Eagles
- Buitensociëteit
- Bronckhorst Hoeve
- Hof van Salland
- Hof van Colmschate
- Bishop
- De Tijd
- De Heeren
- Bierencafe Perse
- De Slinger
- De Rits
- Vierjaargetijden
- BPM
- Alle DJ's waarvan DJ Productions facturaties binnenkrijgt (…)
- Bruidsbeurzen
(…)
- Songsmederij
- Alle weddingplanners waarvan DJ Productions facturaties binnenkrijgt (…)
- Yaliza's bruidsmode
- Huis de Voorst
- Fotobelevenis
- Led vloeren
- Kika (emolife)
Indien bestaande relaties van DJ Productions de Uittreder diensten en/of producten vraagt in de aard van de bedrijfsvoering van DJ Productions, dan zal Uittreder deze doorverwijzen naar DJ Productions. Bovenstaande bepaling geldt voor een duur van 5 jaar na ondertekening van de uittredingsovereenkomst.
(…)
2.4
In een boeteclausule is bepaald dat bij het niet-nakomen van de bepalingen in de uittredingsovereenkomst een boete van € 10.000 per niet nagekomen punt in rekening kan worden gebracht. Verder is in de overeenkomst opgenomen dat partijen verklaren dat zij “in geld niets meer van elkaar te vorderen hebben met betrekking tot deze uittreding”
2.5
Eind oktober 2019 heeft [geïntimeerde] de onderneming Yor Entertainment in de Kamer van Koophandel laten inschrijven, waarna hij op 2 december 2019 een website en een Facebookpagina online heeft gezet.
2.6
Op 26 november 2019 hebben partijen een nadere overeenkomst gesloten. Daarbij werd afgesproken dat [appellant] nog € 3.785 aan [geïntimeerde] zou betalen. De duur van het relatiebeding is toen teruggebracht tot 3 jaar.
2.7
Op 21 december 2019 heeft [appellant] [geïntimeerde] erop gewezen dat hij zich niet aan de gemaakte afspraken hield. Zo zou [geïntimeerde] in strijd handelen met artikel 16 van het vennootschapscontract door al vanaf 15 augustus 2019 het domein van de website voor Yor Entertainment te registreren en Yor Entertainment vervolgens in te schrijven in het handelsregister. Aanvullend op deze brief heeft de gemachtigde van [appellant] [geïntimeerde] op 27 december 2019 gesommeerd overtreding van het relatiebeding te staken.
2.8
Op 7 januari 2020 heeft [geïntimeerde] een en ander bestreden en heeft hij op zijn beurt [appellant] gesommeerd tot betaling van de overeengekomen bedragen en teruggave van apparatuur en inventaris die aan hem waren toebedeeld.
2.9
Op 27 maart 2020 heeft [appellant] [geïntimeerde] in kort geding gedagvaard. Hij heeft daarin gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om elk contact met klanten van DJ Productions te staken, de website van Yor Entertainment offline te halen en verbeurde boetes te betalen. De voorzieningenrechter heeft [appellant] op 18 mei 2020 in zoverre gelijk gegeven dat [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom is veroordeeld om elk contact met klanten van DJ Productions te staken en gestaakt te houden, voor zover het de klanten van DJ Productions betreft die in de al genoemde bijlage staan vermeld. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter [geïntimeerde] veroordeeld om als voorschot € 10.000 aan [appellant] te betalen wegens overtreding van het relatiebeding ten opzichte van de supportersvereniging van Go Ahead Eagles. Door beslaglegging is een belangrijk deel van die vordering inmiddels geïncasseerd.
2.1
Na dit kort geding volgde een bodemprocedure die tot dit hoger beroep heeft geleid. Daarin vorderde [geïntimeerde] een verklaring ‘voor recht’ dat hij het relatiebeding
nietheeft overtreden en geen boetes heeft verbeurd. Verder vorderde hij onder meer betaling van
  • € 640,22 aan schadevergoeding;
  • € 1.600 aan fee van december 2019;
  • € 970 ter zake van door DJ Productions ontvangen contante betalingen.
2.11
[appellant] heeft hier eigen vorderingen tegenover gesteld, waarbij hij ervan uitging dat [geïntimeerde] het boetebeding juist
welheeft overtreden. ij vordert veroordeling van [geïntimeerde] om elke overtreding te staklen en gestaakt te houden, en ekl contact met klanten van DJ Productions Hij vorderde onder meer betaling van € 25.000 aan boetes en vrijwaring of schadeloosstelling voor door DJ Productions aan contractspartner Enlighted Events te betalen boetes wegens frauduleus handelen door [geïntimeerde] (deze vorderingen zijn door hem genummerd V en VI).
2.12
De kantonrechter heeft de genoemde vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en heeft die van [appellant] afgewezen.
2.13
De procedure bij het hof beperkt zich tot deze vorderingen: de bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen en dat zijn eigen vorderingen wel doel treffen. Ook vordert hij terugbetaling van wat hij op basis van het bestreden vonnis van 4 mei 2021 al heeft voldaan.
2.14
Voor de volledigheid: in hoger beroep stelt [appellant] niet ter discussie dat hij ook is veroordeeld tot betaling van € 3.785 op grond van de uittredingsovereenkomst. Hetzelfde geldt voor de veroordeling tot teruggave van de in de overeenkomst van 27 november 2019 aan [geïntimeerde] toebedeelde apparatuur en de daarbij opgelegde dwangsom. Ook tegen de afwijzing van een deel van zijn eigen vorderingen (I tot en met V) heeft hij geen inhoudelijke bezwaren geformuleerd.
2.15
In een zogenaamd incidenteel hoger beroep komt [geïntimeerde] op zijn beurt op tegen de afwijzing van een vordering die betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis. Bij de kantonrechter was die vordering toegespitst op ‘alle bedragen en kosten die [geïntimeerde] heeft moeten maken doordat [appellant] is overgegaan tot executie van het kortgedingvonnis’. Die vordering is door de kantonrechter afgewezen, omdat die vordering niet was toegelicht en onderbouwd. In dit hoger beroep is de vordering geconcretiseerd: deze strekt tot terugbetaling van € 9.622,79 (het door middel van loonbeslag geïncasseerde voorschot), vermeerderd met rente en kosten. Tegen deze wijziging is geen bezwaar gemaakt en het hof ziet ook geen belemmeringen. De wijziging wordt daarom toegelaten.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
De bezwaren van beide partijen zullen hierna thematisch worden besproken. De conclusie zal onder meer zijn dat [geïntimeerde] het relatiebeding ten aanzien van de DJ’s en de supportersvereniging van Go Ahead Eagles heeft overtreden en daarvoor een boete verschuldigd is.
Het relatiebeding is beperkt tot de daarin opgesomde relaties
3.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het relatiebeding niet ziet op
allerelaties van DJ Productions. [appellant] blijft echter wel bij die uitleg, omdat in het relatiebeding wordt gesproken over ‘bestaande relaties van DJ Productions’. Dat zijn er een paar honderd, en niet enkel de belangrijkste relaties, die expliciet zijn vermeld. Deze uitleg volgt volgens hem ook uit de gesprekken die [geïntimeerde] zelf heeft opgenomen, en waarin bijvoorbeeld door [appellant] wordt gezegd "Het zijn geen klanten van mij, het zijn geen klanten van jou. Het zijn klanten van DJ Productions" en "Vijf jaar mag je dan niet aan elkaars klanten zitten".
3.3
Het hof volgt hem niet in deze uitleg, omdat de tekst van de overeenkomst daartoe onvoldoende houvast biedt en de citaten ook niet tot die uitleg dwingen. In de overeenkomst wordt namelijk een lijst met klantennamen opgenomen ‘die onder het beding vallen’. Dat kan worden opgevat als een afbakening van de door [appellant] genoemde klanten van DJ Productions. Bovendien blijkt uit de opnames van de gevoerde gesprekken dat [appellant] aan [geïntimeerde] heeft gezegd dat de in de overeenkomst genoemde relaties onder het relatiebeding vallen. [geïntimeerde] vroeg hem ‘Wat bedoel jij met dat relatiebeding? Lijst met klantennamen wordt opgegeven hier onder het beding vallen?” Het antwoord van [appellant] was: “Alle namen die er staan, die met DJ Productions zaken doen". [geïntimeerde] heeft hieruit kunnen afleiden dat de opsomming in het relatiebeding daadwerkelijk, zoals de tekst ook suggereert, limitatief was, en dat met de formulering ‘bestaande relaties’ uitsluitend op deze relaties werd gedoeld. Een limitatieve opsomming ligt ook in de rede, omdat met een dergelijk beding een afbakening van het werkterrein wordt nagestreefd, en het voor beide partijen van belang is dat die grenzen duidelijk worden getrokken. Dat geldt met name voor [geïntimeerde] , omdat hij hoge boetes verschuldigd wordt wanneer hij het beding overtreedt. Overtuigende aanwijzingen voor een andere uitleg heeft het hof niet aangetroffen.
De inhuur van DJ’s valt onder het relatiebeding
3.4
In dit hoger beroep is op de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat het bedrijfsdebiet van DJ Productions vooral wordt bepaald door de vaste relaties die met DJ’s worden onderhouden. De belangrijkste activiteiten zijn het verzorgen van DJ’s en artiesten op feesten en evenementen. Het gaat daarbij om een vaste groep DJ’s die
doorDJ Productions worden geboekt. Slechts in een beperkt aantal gevallen ( [geïntimeerde] schat het op 10%) wordt de omzet bepaald door werkzaamheden die in opdracht van die DJ’s zelf worden uitgevoerd. [geïntimeerde] heeft niet gemotiveerd bestreden dat het belang dat [appellant] bij het relatiebeding had, in essentie was gelegen in het veiligstellen van die relaties; het was, in hun eigen woorden, niet bedoeling dat partijen in elkaars ‘vaarwater’ gingen zitten. Dat wil zeggen: [appellant] wilde voorkomen dat de DJ’s die door DJ Productions werden ingeschakeld (DJ’s waarvan zij facturaties binnenkreeg) door [geïntimeerde] zouden worden geboekt en daardoor niet meer voor DJ Productions beschikbaar zouden zijn. Een uitleg die erop neerkomt dat het relatiebeding alleen zou worden overtreden als de DJ’s die door DJ Productions werden geboekt
zelf[geïntimeerde] zouden willen inschakelen, strookt niet met het doel van het relatiebeding. Dat wil zeggen, het beschermen van het bedrijfsdebiet van DJ Productions. Daarom ligt een dergelijke uitleg niet voor de hand. Weliswaar bieden de bewoordingen van het beding daarvoor enige ruimte (het spreekt over doorverwijzing van bestaande relaties die diensten
vragen), maar de “doorverwijzingsclausule” ziet naar het oordeel van het hof kennelijk alleen op de andere in de lijst genoemde namen. Dat zijn allemaal opdrachtgevers van DJ Productions waarvoor de DJ’s worden ingeschakeld (die daarvoor aan DJ Productions factureren). Voor [geïntimeerde] moet dat duidelijk zijn geweest. De inhuur van DJ’s valt dus wel onder het relatiebeding.
Een boete van in totaal € 25.000 is toewijsbaar, omdat [geïntimeerde] het relatiebeding ten aanzien van deze DJ’s meerdere malen heeft overtreden
3.5
[geïntimeerde] heeft niet bestreden dat hij na het aangaan van het relatiebeding meerdere malen DJ’s heeft ingehuurd “waarvan DJ Productions facturaties binnenkrijgt”. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft hij daarmee telkens het relatiebeding overtreden. Hij heeft niet bestreden dat de boete daardoor is opgelopen tot € 40.000.
Ten aanzien van Go Ahead Eagles is het relatiebeding ook overtreden
3.6
Gesteld en in dit hoger beroep onvoldoende bestreden is, dat de voetbalvereniging Go Ahead Eagles en de supportersvereniging met die naam beide relaties waren van DJ Productions en dat deze verenigingen in hetzelfde pand gevestigd zijn. Vast staat echter ook dat in het relatiebeding tussen deze verenigingen geen onderscheid is gemaakt en dat de aanduiding ‘Go Ahead Eagles’ taalkundig op beide verenigingen zou kunnen slaan. Omdat het relatiebeding volgens beide partijen in ieder geval wel op de voetbalvereniging zag, kan daarmee twijfel ontstaan over de vraag of daarnaast ook de supportersvereniging onder het beding valt. De kantonrechter heeft die onduidelijkheid voor rekening van [appellant] gelaten, omdat hij de tekst heeft opgesteld en omdat het karakter van de inhuur door beide verenigingen verschillend was. Het hof volgt de kantonrechter daarin niet, omdat het antwoord op de vraag wie de overeenkomst heeft opgesteld slechts een van de gezichtspunten is waarmee bij de uitleg van de overeenkomst rekening moet worden gehouden. Dat het karakter van de inhuur niet gelijk was, ziet het hof bovendien niet als een argument om een van beide verenigingen van de toepasselijkheid van het beding uit te sluiten. Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat niet valt in te zien waarom de supportersvereniging van Go Ahead Eagles niet onder het relatiebeding zou vallen, omdat voor die vereniging, die ook als ‘Go Ahead’ werd aangeduid, in de overeenkomst geen uitzondering is gemaakt. Uit de gesprekken tussen partijen kan niet een andere uitleg worden afgeleid. Daaruit blijkt wel dat contacten met een zekere [naam1] raken aan het relatiebeding. Volgens [appellant] is dat de contactpersoon van de supportersvereniging. [geïntimeerde] bestrijdt dat, maar heeft niet betwist dat [naam1] een contactpersoon is van Go Ahead en heeft het hof er niet van kunnen overtuigen dat de contacten met deze [naam1] juist geen relatie met de supportersvereniging hebben.
3.7
[geïntimeerde] heeft erkend dat hij een klus voor de supportersvereniging heeft uitgevoerd. Dat betekent dat hij ook daarmee het relatiebeding heeft overtreden en een boete van € 10.000 verschuldigd is geworden. In kort geding is dus terecht een voorschot tot dit bedrag toegewezen. Het hof zal daarom de vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van dat voorschot afwijzen.
De schending van het relatiebeding met betrekking tot De Rits hoeft niet te worden besproken
3.8
Partijen hebben ook gediscussieerd over de vraag of het relatiebeding ten aanzien van De Rits is geschonden. Op die discussie zal het hof niet ingaan, omdat de uitkomst ervan voor de te nemen beslissing niet van belang is. De boetevordering van [appellant] is op andere gronden immers al toewijsbaar en de door [geïntimeerde] gevraagde verklaring voor recht dat hij het relatiebeding niet heeft overtreden en geen boetes heeft verbeurd, moet om die reden worden afgewezen.
3.9
Het subsidiair geformuleerde standpunt dat [geïntimeerde] door de contacten met De Rits (zonder toestemming) in strijd met de vennootschapsovereenkomst bij een andere onderneming werkzaam is geweest of betrokken was, is ongefundeerd. Voor de hoogte van het toe te wijzen bedrag is het ook niet van belang.
Voor boetes van Enlighted Events kan [appellant] [geïntimeerde] niet aanspreken
3.1
DJ Productions huurde een LED-vloer van Enlighted Events en diende deze partij steeds te informeren over boekingen van die vloer. Op het niet nakomen van die verplichting was een boete gesteld. Op 10 maart 2020 heeft Enlighted Events aanspraak gemaakt op betaling van € 13.010 exclusief btw aan boetes. Volgens [appellant] is [geïntimeerde] aansprakelijk voor die schuld, omdat hij bewust een aantal boekingen niet heeft doorgegeven. De vordering, die ertoe strekt dat [appellant] wordt gevrijwaard, wordt, gelet op de in de uittredingsovereenkomst opgenomen kwijting, daarbij geplaatst in de mal van de juridische begrippen
redelijkheid en billijkheid(de zogenaamde beperkende werking) en
dwaling.
3.11
[geïntimeerde] bestrijdt niet dat boekingen niet zijn doorgegeven, maar houdt vol dat hij en [appellant] dit samen hebben georkestreerd; zij zouden de opbrengst volgens hem delen. Daarom is [appellant] gewoon gehouden aan de kwijting in de uittredingsovereenkomst: [geïntimeerde] is ontslagen van alle verplichtingen die voortvloeien uit het feit dat hij vennoot is geweest, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
3.12
Het hof stelt voorop dat het op de weg van [appellant] ligt om zijn vordering te onderbouwen en daarvan ook bewijs te leveren als [geïntimeerde] de feitelijke onderbouwing afdoende betwist. Dat laatste is het geval, mede gelet op de e-mail van 10 maart 2020 over de door Enlighted Events geconstateerde afwijkingen. Aan het slot daarvan schrijft dit bedrijf dat [geïntimeerde] via WhatsApp doorgaans aanspreekpunt was, maar dat van de mails van DJ Productions steeds een cc naar [appellant] werd gestuurd. Daaruit lijkt te volgen dat [appellant] steeds op de hoogte is geweest van de met Enlighted Events gemaakte afspraken. Het hof kan er dan ook niet op voorhand vanuit gaan dat [geïntimeerde] op eigen houtje heeft gehandeld. Omdat [appellant] hiervan geen bewijs heeft aangeboden, moet zijn vordering stranden.
De door [geïntimeerde] gevorderde schade is terecht toegewezen (€ 640,22)
3.13
Niet in geschil is dat [appellant] onrechtmatig apparatuur en inventaris van [geïntimeerde] onder zich heeft gehouden en dat de laatste kosten moest maken om dat probleem te ondervangen. Discussie bestaat slechts over de hoogte van deze schade. Het hof acht die schade echter net als de kantonrechter voldoende onderbouwd en onvoldoende weersproken.
De door [geïntimeerde] gevorderde fee is terecht toegewezen (€ 1.600)
3.14
[appellant] heeft geweigerd de volledige fee van € 1.600 over december 2019 aan [geïntimeerde] te betalen, omdat hij sinds 21 december 2019 voor DJ Productions geen werkzaamheden meer heeft verricht.
3.15
Het hof volgt ook op dit punt de kantonrechter, die deze vordering heeft toegewezen omdat [appellant] [geïntimeerde] de toegang tot de onderneming in die periode heeft ontzegd. [appellant] kan de door hem verdedigde consequenties van dat gedrag niet rechtvaardigen met enkel een beroep op overtreding van het relatiebeding, ook al gaat het hof wel van die overtreding uit. De vennootschap was in december 2019 immers nog niet geëindigd.
Het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag ter zake van contante betalingen zal het hof alsnog afwijzen (€ 970)
3.16
[geïntimeerde] heeft een vordering ingesteld die ziet op beweerdelijk door [appellant] ontvangen, maar niet verantwoorde contante betalingen. [appellant] heeft dat ontkend, en heeft betoogd dat hij die betalingen heeft ingeboekt en verantwoord.
3.17
Het hof is van oordeel dat deze vordering door de overlegging van een op de betaling betrekking hebbende factuur in hoger beroep afdoende is bestreden. Voorshands kan daarom niet van de juistheid worden uitgegaan van wat [geïntimeerde] erover aanvoert. Hij heeft daarvan ook geen bewijs aangeboden. De stelling dat de als productie 1 bij de memorie van grieven overgelegde facturen vals en onjuist zijn, is niet voldoende onderbouwd. In het bijzonder ontbreekt een verklaring van het bedrijf zelf over de beweerdelijk contante betaling en valse factuur.
De conclusie
3.18
Door overtredingen van het relatiebeding is de boete opgelopen tot € 50.000 (40.000 + 10.000). Omdat [appellant] zijn vordering op dat punt heeft beperkt, is daarvan € 25.000 toewijsbaar. Op dat bedrag dient bij de tenuitvoerlegging van dit arrest in mindering te worden gebracht wat aan voorschot op grond van het vonnis van de voorzieningenrechter is geïncasseerd. Daarnaast is toewijsbaar aan [geïntimeerde] € 640,22 en € 1.600, alsmede hetgeen al is toegewezen en daarna niet ter discussie is gesteld (zie hiervoor onder 2.14).
3.19
Dit betekent dat het eindvonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd waar het gaat om een aantal van de beslissingen op de vorderingen van zowel [geïntimeerde] als [appellant] . Ieder van partijen zal ter zake van de door [geïntimeerde] ingestelde vorderingen de eigen kosten van de eerste aanleg moeten dragen, gelet op de wijze waarin ze over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld (de oorspronkelijke conventie).
3.2
Omdat de vordering van [appellant] tot een bedrag van € 25.000 wordt toegewezen, zal [geïntimeerde] in de zogenoemde reconventie als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld (tariefgroep III, 2 punten).
3.21
In hoger beroep moet [geïntimeerde] zowel in het in het principaal als het incidenteel appel de proceskosten van [appellant] dragen (in principaal hoger beroep tariefgroep III, 2 punten; in incidenteel hoger beroep tariefgroep I, 1 punt).
3.22
Deze beslissing leent zich niet tot veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van wat [appellant] op basis van het bestreden eindvonnis al heeft voldaan. Verschillende van die veroordelingen blijven in stand en [appellant] heeft niet gespecificeerd aan welke veroordelingen hij inmiddels wel heeft voldaan en aan welke nog niet.

4.De beslissing

Het hof:
Bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel in Zwolle van
4 mei 2021 voor zover dat onder 3.2 is gewezen, vernietigt dat vonnis voor zover het onder 3.1 en 3.3 tot en met 3.8 is gewezen en neemt in plaats daarvan de volgende beslissingen:
1. veroordeelt [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van:
-€ 640,22 als schadevergoeding voor het in beslag nemen van apparatuur;
-€ 1.600 aan overeengekomen fee;
-€ 3.785 uit hoofde van het financiële voorstel bij de uittredingsovereenkomst,
alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2020 tot aan de dag waarop [appellant] alles heeft betaald;
2. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van € 25.000;
3. bepaalt dat iedere partij zijn eigen kosten in de oorspronkelijke conventie moet dragen;
4. veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure bij de kantonrechter in de oorspronkelijke reconventie, aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.442 aan salaris van de advocaat en nihil aan kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien en voor zover [geïntimeerde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis heeft voldaan;
5. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in het principaal en incidenteel hoger beroep:
€ 338 aan griffierecht
€ 121,38 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde] € 3.671 aan salaris van de advocaat van [appellant]
€ 165 aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
6. veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als hij de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan [appellant] heeft betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
7. verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
8. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, O.E. Mulder en M.M. Lorist , en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
10 mei 2022.