Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant2],
[appellant3],
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.Feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De NHK, eiser 1”) wordt de cessie van de vordering van [naam1] aan de kliniek genoemd als de reden dat de kliniek als partij in deze procedure optreedt. De voor de vorderingen in eerste aanleg aangevoerde gronden zien allemaal op de patiënten/ontvangers van diensten, waaronder [naam1] , en niet op de kliniek als dienstverrichter. Dat geldt – anders dan de kliniek tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft bepleit – ook voor de grondslag onrechtmatige daad in randnummers 60/61 van de dagvaarding. Ook daarin staat de voor de patiënten genoemde gemiste betaling door VGZ centraal. Daarbij sluiten de vorderingen in eerste aanleg aan. Een vordering namens de kliniek, anders dan als cessionaris van [naam1] , is niet ingesteld. In het bestreden vonnis is ook alleen de positie van de kliniek als cessionaris beoordeeld.
[appellante1] c.s.als aanduiding van appellanten wordt gebruikt, doelt het hof op [appellant2] , [appellant3] en de kliniek als cessionaris van [naam1] .
ontvingen wij voor u een aanvraag. Deze hebben wij goedgekeurd. Of u recht hebt op een volledige of gedeeltelijke vergoeding, leest u in de toelichting hieronder.
een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument(hierna: de gemiddelde consument), op grond van duidelijke en begrijpelijke criteria, de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien kan voorzien. Deze economische gevolgen moeten met aandacht voor de wisselwerking met andere bedingen (tussen partijen) worden weergegeven.
bedingenzijn die zich lenen voor toetsing aan de Richtlijn oneerlijke bedingen of afdeling 6.5.3 BW. Deze stellingen zijn ook niet (of niet tijdig, zoals het hof in rechtsoverweging 3.10 heeft overwogen) door [appellante1] c.s. aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Genoemde grieven falen (ook in zoverre).
de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voor zover de bepalingen betreffende het vrij dienstenverkeer van goederen, kapitaal en personen niet van toepassing zijn”. Tussen partijen is niet in geschil dat de heupoperaties met voor- en nazorg diensten in de zin van artikel 56 VWEU zijn.
horizontaledirecte werking van artikel 56 VWEU vooralsnog beperkt tot “
niet-publiekrechtelijke regelingen die op collectieve wijze de verrichting van diensten beogen te regelen”. [7] Een uitbreiding van de horizontale directe werking ten aanzien van overeenkomsten of andere rechtsverhoudingen tussen particulieren, heeft het HvJ EU nog niet aanvaard.
organisaties of lichamen, ongeacht hun rechtsvorm, die onder gezag of toezicht van de lidstaat staan of over bevoegdheden beschikken die afwijken van die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden”. [8] Tevens heeft [appellante1] c.s. naar het Farrell-arrest [9] verwezen, waarin het HvJ EU bevestigt dat een organisatie waaraan
een taak van algemeen belang is opgedragen en die daartoe over verdergaande bevoegdheden beschikt dan die welke voortvloeien uit de regels die tussen particulieren gelden, zelfs als het een privaatrechtelijke organisatie is, bepalingen van een richtlijn (met rechtstreekse werking) kunnen worden tegengeworpen.
bedingde zin van die richtlijn.