Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de partneralimentatie op nihil te stellen of te verlagen, onderbouwd met de stelling dat zijn draagkracht niet langer toereikend is door afnemende gezondheid. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel van 20 mei 2021, waarin het verzoek van de man werd afgewezen. De man heeft diverse medische klachten aangevoerd, waaronder PTSS en hartproblemen, en stelt dat deze zijn verdiencapaciteit hebben aangetast. De vrouw, verweerster in hoger beroep, betwist de stellingen van de man en stelt dat hij in staat is om te werken en de alimentatie te betalen. Het hof oordeelt dat de bewijslast voor het ontbreken van draagkracht op de man rust. Het hof concludeert dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en dat zijn huidige arbeidsparticipatie niet in lijn is met zijn claims. Het verzoek om een deskundige te benoemen wordt afgewezen. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, omdat de man niet heeft aangetoond dat zijn financiële situatie zodanig is veranderd dat de alimentatie moet worden aangepast.