ECLI:NL:GHARL:2022:3216

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
P22/0024
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2021, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaren had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1993, verblijft in een kliniek en heeft beroep ingesteld tegen de verlenging van de maatregel. Het hof heeft de advocaat-generaal en de raadsman van de terbeschikkinggestelde gehoord tijdens de zitting op 7 april 2022. De terbeschikkingstelling was opgelegd ter zake van een misdrijf met een terroristisch oogmerk, en de terbeschikkinggestelde had gerechtvaardigd vertrouwen dat de maatregel gemaximeerd was tot vier jaren. Het hof oordeelde dat de rechtszekerheid in deze zaak van groot belang is en dat een andere beslissing een schending daarvan zou betekenen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, om de veiligheid van anderen te waarborgen. De terbeschikkinggestelde heeft een autismespectrumstoornis en er is een hoog recidiverisico zonder de maatregel. Het hof concludeert dat de terbeschikkinggestelde er op mocht vertrouwen dat de maatregel gemaximeerd was, en dat de verlenging met één jaar noodzakelijk is voor de veiligheid.

Uitspraak

TBS P22/0024
Beslissing d.d. 21 april 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
verblijvende in het [kliniek] te [plaats]
(hierna: de kliniek),
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2021. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren en afwijzing van het meer of anders verzochte.
Het hof heeft gelet op de stukken waarop de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd en daarnaast onder meer op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 20 december 2021 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 24 maart 2022 met als bijlagen de wettelijke aantekeningen over de periode van 7 september 2021 tot en met 8 maart 2022;
- het verslag van de zorgconferentie van 17 maart 2022.
Het hof heeft ter zitting van 7 april 2022 gehoord de advocaat-generaal
mr. W.C.J. Stienen en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman
mr. J.J. Lieftink, advocaat te Huizen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
(hierna: de maatregel)is opgelegd met de strekking om de terbeschikkinggestelde in een beschermde woonvorm te plaatsen. Daarbij is door de opleggingsrechter expliciet overwogen dat de maatregel gemaximeerd is tot de duur van vier jaren. Dat de Hoge Raad uiteindelijk anders heeft geoordeeld doet daaraan niets af omdat dat een cassatie in het belang der wet betrof, waardoor het geen rechtsgevolgen heeft voor de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde, de klinieken, het ministerie van veiligheid en justitie en het openbaar ministerie zijn er allemaal vanuit gegaan dat de maatregel gemaximeerd is. Ook de rechtbank Rotterdam en de penitentiaire kamer van het hof hebben in 2020 geconcludeerd dat de maatregel in dit geval gemaximeerd is. Rechtszekerheid en voorzienbaarheid spelen hier een belangrijke rol. De raadsman heeft verzocht te bepalen dat de maatregel gemaximeerd is en de maatregel derhalve te verlengen voor de duur van één jaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. De uitspraak van de opleggingsrechter moet los worden gezien van de uitspraak van de verlengingsrechter. De verlengingsrechter kan bepalen of de maatregel al dan niet gemaximeerd is. De maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf met een terroristisch oogmerk. Het doel van een terroristisch misdrijf is om geweld te plegen. Daarom is sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en derhalve is de maatregel niet gemaximeerd. Dat de opleggingsrechter heeft overwogen de maatregel te gelasten om de terbeschikkinggestelde in een beschermde woonvorm te plaatsen en te beperken tot de duur van maximaal vier jaar, doet daaraan niet af. Volgens de Hoge Raad heeft het hof ten onrechte bepaald dat de maatregel gemaximeerd is. De maatregel dient te worden verlengd met de duur van twee jaren.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
Het gerechtshof Den Haag heeft aan de terbeschikkinggestelde bij arrest van 18 april 2018 de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd voor de eendaadse samenloop van zich opzettelijk inlichtingen verschaffen en zich kennis verwerven tot het plegen van een terroristisch misdrijf en met het oogmerk om opzettelijk brand te stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden, zich inlichtingen te verschaffen en trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf. Het hof heeft daarbij vastgesteld dat dit misdrijven zijn die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Voorts heeft het hof expliciet overwogen dat de maatregel de periode van vier jaren niet te boven kan gaan.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de kliniek van 11 maart 2021 volgt dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een autismespectrumstoornis. De terbeschikkinggestelde heeft een rigide denkpatroon, gebrekkige theory of mind en is structuurbehoeftig. Hij presteert op een verstandelijk beperkt niveau en er is sprake van een beperkte algemene ontwikkeling. Bij de terbeschikkinggestelde worden eveneens trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis geobserveerd. De kliniek schat het gevaar op herhaling in als hoog zonder maatregel of als de verpleging van overheidswege voorwaardelijke zou worden beëindigd. De terbeschikkinggestelde heeft een gebrekkig zelfinzicht en een onvoldoende ontwikkelde identiteit waardoor hij zijn eigen vaardigheden zal overschatten en mogelijk zal verzanden in crimineel gedrag. Hij blijft afhankelijk van professionele hulpverlening met expertise op het gebied van ernstige autismespectrumstoornissen.
Uit recente informatie van de kliniek van 24 maart 2022 volgt dat het recidiverisico in zorg wordt geschat op matig en uit zorg wordt geschat op hoog. Er is sprake van grote religieuze motivatie die tot op heden aanwezig is en gedragingen die in direct verband staan met delictgedrag. Geobserveerd wordt dat de terbeschikkinggestelde zich bezighoudt met de ideologie van de Islamitische Staat (IS) en risicoverhogende groeperingen actief lijkt op te zoeken. Zonder enige vorm van intensieve ondersteuning zal de terbeschikkinggestelde met alle waarschijnlijkheid in aanraking komen met aanhangers van de IS-ideologie en zal hij destabiliseren. De kans is groot dat hij dan een terroristisch misdrijf zal plegen, mede gelet op het ontbreken van een voldoende positief netwerk en interne en motivationele beschermende factoren.
De maximale duur van de maatregel
Het hof stelt vast dat het opleggingsarrest van het hof Den Haag van 18 april 2018 innerlijk tegenstrijdig is. Het hof Den Haag heeft de maatregel opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zou de maatregel telkens kunnen worden verlengd. Echter, het hof Den Haag heeft daarbij expliciet en gemotiveerd overwogen met betrekking tot de duur van de maatregel dat de maatregel de periode van vier jaren niet te boven kan gaan.
Gelet op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van
15 december 1993, Stb. 1994, 13, waarbij de artikelen 38e van het Wetboek van Strafrecht en 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering werden ingevoerd, is het aan de opleggingsrechter om te beslissen of de maatregel al dan niet gemaximeerd is. Dat is zowel vanuit het behandelingsperspectief als vanuit de rechtspositie van de terbeschikkinggestelde bezien gewenst. De penitentiaire kamer van het hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 17 december 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:10807) geoordeeld dat in deze casus doorslaggevend is dat het hof Den Haag bij de oplegging van de maatregel expliciet heeft overwogen dat de totale duur van de maatregel de duur van vier jaren niet te boven kan gaan. Vanwege de rechtszekerheid moet een vrijheidsberoving, wil zij rechtmatig zijn, duidelijk zijn omschreven en de wijze waarop zij wordt toegepast moet in redelijkheid voorzienbaar zijn.
Uit de adviezen van de klinieken waar de terbeschikkinggestelde heeft verbleven en de andere omstandigheden die op de zitting naar voren zijn gekomen, is gebleken dat de terbeschikkinggestelde, de klinieken en het ministerie van Justitie en Veiligheid van meet af aan zijn uitgegaan van een gemaximeerde maatregel.
De uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:760) brengt met zich dat de opleggingsrechter oordeelt of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsdelict. Komt de opleggingsrechter tot dit oordeel dan is de in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde beperking van de totale duur tot vier jaar niet van toepassing. Het is dan de verlengingsrechter die de totale duur van de maatregel bepaalt. Echter, deze cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen en vindt derhalve geen toepassing in deze casus.
Concluderend is het hof van oordeel dat in deze specifieke casus de terbeschikkinggestelde er thans gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de hem in het opleggingsarrest opgelegde maatregel gemaximeerd is. Een andere beslissing zal een schending van de rechtszekerheid met zich brengen.
Verlenging van de maatregel
Gelet op de adviezen van de kliniek en de andere omstandigheden die op de zitting naar voren zijn gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel eist. Om de maximale periode voor de duur van vier jaren van de maatregel niet te boven te gaan, verlengt het hof de maatregel met de duur van één jaar.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Verlengtde maatregel met een termijn van
één jaar.
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. E.L.M. Klein Haneveld en dr. R.A. Graaff als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 21 april 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.