Uitspraak
[appellant],
ABC,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“voormalige supermarkt met bedrijfswoning, inclusief behorende parkeerplaatsen en buitenruimte”in Varik (hierna: het gehuurde) heeft verhuurd.
“kantoorruimte/voormalige supermarkt”en een huurprijs van € 750,00 voor de
“bedrijfswoning”.
“ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW”, gedeponeerd bij de griffie van de rechtbank te Den Haag op 17 februari 2015 en aldaar ingeschreven onder nummer 15/21 (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing verklaard.
“per dag dat de overtreding voortduurt een direct opeisbare boete”verbeurt
“gelijk aan tweemaal de op dat moment”voor ABC
“geldende huurprijs per dag”. In artikel 23.2 van de algemene bepalingen is een boetebeding opgenomen op grond waarvan ABC bij te late betaling van een door haar
“uit hoofde van de huurovereenkomst”verschuldigd bedrag aan [appellant]
“van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand”verbeurt.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
primairde wettelijke handelsrente en
subsidiairde wettelijke rente, te rekenen vanaf de vervaldata van de maandelijkse huurtermijnen (c.q. verschuldigde schadevergoeding) tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiairde wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
primairde wettelijke handelsrente en
subsidiairde wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van de inleidende dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
“van aantreffen hennepkwekerij”van de politie van 9 februari 2021. Het hof moet het er voorshands dan ook voor houden dat niet aannemelijk is dat het gehuurde wordt bewoond en/of dat daarin een bedrijf wordt uitgeoefend, zodat een mogelijk zwaarwegend woonbelang en/of belang bij gebruik van de winkelruimte niet aan de orde is/zijn.
primairvergoeding van de wettelijke
subsidiairde
primairdoor [appellant] gevorderde wettelijke handelsrente is dan ook niet toewijsbaar.
subsidiairgevorderde wettelijke rente is bij bestreden vonnis in kort geding reeds toegewezen.
primairvergoeding van de wettelijke handelsrente over deze buitengerechtelijke (incasso)kosten en
subsidiairde wettelijke rente.
primairgevorderde wettelijke handelsrente niet toewijsbaar. Bovendien betreffen buitengerechtelijke (incasso)kosten ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 onder c BW een vorm van vermogensschade. De regeling van de wettelijke handelsrente als bedoeld in de artikelen 6:119a en 6:119b BW is niet van toepassing op schadevergoedingsbedragen. Ook daarom is de door [appellant]
primairgevorderde wettelijke handelsrente niet toewijsbaar.
subsidiairgevorderde wettelijke rente is bij bestreden vonnis in kort geding reeds toegewezen.
primairvergoeding van de wettelijke handelsrente over deze boete en
subsidiairde wettelijke rente.
primairgevorderde wettelijke handelsrente niet toewijsbaar. Daarbij komt dat boete weliswaar - zoals [appellant] betoogt - een prikkel tot nakoming inhoudt, maar toch ook het karakter van een schadeloosstelling heeft, zodat - zoals het hof hiervoor onder 4.24 heeft overwogen - de regeling van de wettelijke handelsrente niet van toepassing is en over de boete slechts de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toegewezen kan worden.
subsidiairgevorderde wettelijke rente over
5.De slotsom
6.De beslissing
“tot betaling van een bedrag van € 600,00 aan [appellant] aan boetes wegens te late betaling, te vermeerderen met een bedrag van € 300,00 per maand voor iedere maand waarop zij na 1 mei 2021 in gebreke blijft met de tijdige betaling van de huurpenningen”, vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (14 april 2021) tot aan de dag van algehele voldoening;