ECLI:NL:GHARL:2022:294

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
200.276.463
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder bij weigering van zending levensmiddelen om hygiënische redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep over de aansprakelijkheid van vervoerders Transheroes Customs B.V. en Lesscher Transport B.V. voor schade die Sweetlife B.V. heeft geleden door de weigering van een zending mini chocoladedragees. De zending werd geweigerd door de afnemer vanwege hygiënische redenen, omdat er vliegen op de lading waren aangetroffen. Sweetlife stelde dat de lading door de vervoerders was beschadigd, maar het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de dragees tijdens het vervoer in contact zijn gekomen met vliegen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat er geen grond was voor aansprakelijkheid op basis van artikel 17 van het CMR-verdrag, dat de aansprakelijkheid van vervoerders regelt. Het hof concludeerde dat de schade niet was ontstaan door verlies of beschadiging van de goederen in de zin van het CMR, en dat er geen andere grondslag voor aansprakelijkheid was. Sweetlife werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.276.463
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 228857)
arrest van 18 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sweetlife B.V.,
gevestigd te Doorn,
appellante, in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Sweetlife,
advocaat: mr. N.R. Huiskamp,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Transheroes Customs B.V.(voorheen: TTS Quality Logistics B.V.),
gevestigd te Hengelo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Transheroes,
advocaat: V.R. Pool,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lesscher Transport B.V.
gevestigd te Saasveld,
geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Lesscher,
advocaat: R. Evers.

1.Samenvatting

1.1
Het hof bekrachtigt in deze vervoerrechtzaak het vonnis van de rechtbank omdat het hof, net als de rechtbank, tot de conclusie komt dat Transheroes evenmin als Lesscher verplicht is tot vergoeding van schade die Sweetlife heeft geleden doordat een zending levensmiddelen door haar klant werd geweigerd. Ondervervoerder Lesscher heeft weliswaar voor het vervoer van Rijssen (NL) naar de klant in Aken (D) een trailer ingezet die niet goed was schoongemaakt en de zending mini chocoladedragees is als gevolg daarvan door de ontvanger geweigerd, maar van beschadiging of verlies in de zin van artikel 17 lid 1 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) is niet gebleken. Wel is gebleken van een risico op beschadiging van die goederen, maar de kans daarop is niet groot genoeg om zonder nader bewijs vast te stellen dat er chocolade dragees tijdens het vervoer ‘besmet’ zijn geraakt. Voor aansprakelijkheid buiten de CMR bestaat in dit geval geen grondslag.
1.2
Voordat in dit arrest nader wordt uitgelegd hoe het hof tot deze oordelen is gekomen wordt het procesverloop in hoger beroep weergegeven.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In zijn tussenarrest van 22 juni 2021 heeft het hof de processtukken genoemd die tot die datum waren ingediend. In dit arrest heeft het hof een mondelinge behandeling gelast, die op 23 november 2021 is gehouden. Het proces-verbaal van de openbare zitting ligt eveneens in het dossier, evenals de brieven van 13 december 2021 van mr Evers (Lesscher), van 20 december 2021 van mr. Huiskamp (Sweetlife) en van 23 december 2021 van mr. Van Hee (Transheroes) waarmee de advocaten op de inhoud van het proces-verbaal hebben gereageerd.
2.2
Uit het proces-verbaal blijkt onder meer dat Sweetlife ter zitting een productie (een schriftelijk bericht van een schade-expert d.d. 19 november 2021) vier dagen vóór de zitting en daarom te laat aan Transheroes en Lesscher had toegezonden. De productie is een aanvulling op het expertiserapport dat Sweetlife eerder als productie 11 bij memorie van grieven heeft overgelegd. Aan het eind van de ziting heeft het hof de productie alsnog toegelaten, ondanks verzet daartegen door Transheroes en Lesscher. Daarbij heeft het hof Transheroes en Lesscher in de gelegenheid gesteld om in een antwoordakte daarop te reageren.
2.3
Zowel Transheroes als Lesscher heeft vervolgens op de rolzitting van 21 december 2021 een antwoordakte genomen, waarna het hof heeft bepaald dat het arrest zal wijzen. Sweetlife heeft bij bericht van 21 december 2021 nog verzocht om op nieuwe stellingen te mogen reageren en de advocaat van Transheroes heeft daartegen geprotesteerd bij brief van 7 januari 2022.
Dit arrest is niet gebaseerd op stellingen die pas na de zitting zijn betrokken. Voor zover standpunten ter zitting zijn aangevuld, heeft Sweetlife daarop (eveneens ter zitting) kunnen reageren. Het hof ziet geen aanleiding om Sweetlife in staat te stellen nogmaals te reageren.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Vaststaat dat Transheroes tot voor enkele jaren een logistiek centrum in Rijssen heeft beheerd en dat zij eind 2017 en begin 2018 daarin voor Sweetlife onder meer een partij mini chocoladedragees had opgeslagen. Rond de jaarwisseling 2017/2018 heeft Sweetlife aan Transheroes opdracht verstrekt om van die partij 32 pallets over de weg naar haar afnemer in Aken te vervoeren en daar af te leveren. In de procedure bij de rechtbank heeft Transheroes tegengesproken dat zij in het kader van de door haar aangenomen opdracht een vervoerder was, maar in hoger beroep heeft zij die bestrijding opgegeven, zodat in hoger beroep vaststaat dat Transheroes vervoerder was.
3.2
Transheroes heeft de vervoeropdracht uitbesteed aan Lesscher. Niet in geschil is dat Lesscher als opvolgend vervoerder heeft te gelden. Lesscher heeft het vervoer uitgevoerd en de lading aangeboden aan de afnemer van Sweetlife, maar die heeft geweigerd om deze in ontvangst te nemen. Vaststaat dat de afnemer op 16 januari 2018 de reden voor deze weigering aan Sweetlife als volgt heeft beschreven:
(…) Bei der Wareneingangskontrolle der oben genannten Ware ist aufgefallen, dass sich Fliegen an den Paletten befanden, teilweise tot aber auch lebendig (siehe Fotos). Beim Betreten des LKW sind uns ebenfalls Fliegen entgegen gekommen and es wurde ein sehr unangenehmer Geruch wahrgenommen.
(…)
3.3
Lesscher heeft de lading terug vervoerd en Sweetlife heeft aan haar afnemer 32 andere pallets met (andere) dragees laten bezorgen. De geweigerde lading is tot diervoeding verwerkt en Sweetlife heeft daarvoor geen tegenprestatie ontvangen.
3.4
Sweetlife houdt Transheroes en Lesscher aansprakelijk voor de hieruit voortgevloeide schade van in hoofdsom € 70.007,62 en heeft haar vordering aan de rechtbank voorgelegd, maar de rechtbank heeft die vordering afgewezen. In de kern weergegeven vond de rechtbank de vordering ongegrond omdat Sweetlife niet had onderbouwd dat dragees door vliegen waren aangetast, of dat voor die aantasting een redelijke verdenking bestond. Dat de afnemer van Sweetlife de zending mocht weigeren was daardoor niet duidelijk en daarom kan Sweetlife haar schade niet op Transheroes en/of Lesscher verhalen, aldus het bestreden vonnis.
3.5
Sweetlife heeft hoger beroep ingesteld en wil dat het hof haar schadevordering alsnog toewijst. De discussie heeft vooral betrekking op de vraag welke criteria de rechtbank had moeten hanteren bij het beantwoorden van de vraag of Sweetlife schade heeft geleden en Transheroes en/of Lesscher daarop kan aanspreken. Partijen zijn het er in hoger beroep over eens dat de opdracht die Sweetlife aan Transheroes gaf strekte tot het uitvoeren van grensoverschrijdend vervoer over de weg en dat in elk geval de CMR op de opdracht toepasselijk is. Door de CMR wordt de aansprakelijkheid van de vervoerder begrensd, onder meer door artikel 17 lid 1 CMR.
geen schade in de zin van artikel 17 CMR
3.6
Volgens Transheroes en Lesscher heeft Sweetlife geen schade geleden die onder artikel 17 lid 1 CMR valt. De Nederlandse tekst van artikel 17 lid 1 CMR luidt, voor zover in dit geval relevant:
De vervoerder is aansprakelijk voor geheel of gedeeltelijk verlies en voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering, (…).
In de Engelse tekst staat:
the total or partial loss of the goods and (…) damage theretoen in de Franse tekst is sprake van aansprakelijkheid
de la perte totale ou partielle, ou de l’avarie.
3.7
Gelet op artikel 17 lid 1 CMR, dat verdragsautonoom moet worden uitgelegd, heeft Sweetlife onder de werking daarvan slechts recht op vergoeding wegens verlies of beschadiging van de dragees. Sweetlife stelt dat zich hier een dergelijk(e) verlies of beschadiging voordoet doordat de dragees bij vertrek uit Rijssen zuiver waren, maar bij aankomst in Duitsland ‘gecontamineerd’, onder meer doordat de dragees als gevolg van het vervoer onder slechte hygiënische omstandigheden gevaarlijk, en daardoor ongeschikt zijn geworden voor consumptie door mensen.
In dit verband is van belang dat de dragees waren verpakt in dichtgevouwen plastic zakken en dat elke plastic zak in een kartonnen doos zat. De dozen waren op pallets opgestapeld en daaromheen was transparante folie gewikkeld. Het gewicht van bovenliggende dozen zorgde ervoor dat de dozen daaronder volledig gesloten bleven. Dit laatste gold niet voor de bovenste laag dozen: de kleppen daarvan (of van een deel daarvan) stonden op een kier.
3.8
Mede door de toelichting die de Duitse afnemer van de dragees heeft gegeven op haar weigering om de lading in ontvangt te nemen, is gebleken dat er op dat moment vliegen op de verpakking of tussen het folie zaten en dat in de trailer een bijzonder onaangename geur werd waargenomen. Na de terugreis is door schade-experts overigens vastgesteld dat er maden (van vliegen) op de laadvloer lagen en dat er enkele vliegen op de dozen zaten, onder de folie. De beide experts hebben ieder een doos opengemaakt, maar daarin geen vliegen gezien. De partij dragees is vervolgens zonder verdere inspectie afgevoerd.
Door de expert die door de verzekeraar van Sweetlife is ingeschakeld (EMN) is als mogelijkheid genoemd dat er enkele vliegen tussen de transparante folie en de dozen omhoog waren gekropen (aan de onderzijde van de pallets ontbrak de folie). Er zijn ook foto’s gemaakt van vliegen die kennelijk in de folie beklemd zaten. Dat een of meer vliegen kieren in de bovenste dozen hebben bereikt is echter niet vastgesteld, laat staan dat ze erin zijn geslaagd om de chocolade dragees te bereiken. Transheroes en Lesscher hebben bestreden dat vliegen contact met de dragees zijn gekomen en hebben toegelicht dat de kans daarop (zeer) klein is.
3.9
Vaststaat dat Sweetlife geen (verder) onderzoek naar (de kans op) beschadiging van de lading heeft laten verrichten, ook niet door middel van steekproeven. Dat en waarom een dergelijk onderzoek te kostbaar zou zijn in verhouding tot de waarde van de lading is onvoldoende door haar onderbouwd. Evenmin heeft zij onderbouwd dat de kans op besmetting voldoende groot was om, zonder nader bewijs, als vermoeden aan te nemen dat er een of meer dragees door de vliegen zijn ‘besmet’. Transheroes en Lesscher hebben juist gemotiveerd betoogd dat die kans zeer klein was.
Op grond van het voorgaande gaat het hof ervan uit dat niet is en ook niet meer kan worden vastgesteld dat er vliegen in direct contact zijn gekomen met dragees. Dat een vlieg zijn weg heeft gevonden door een kier in één van de bovenste dozen en vervolgens ook nog eens een opening heeft gevonden in de dichtgevouwen plastic zak in die doos, is niet concreet door Sweetlife gesteld en ook niet te bewijzen aangeboden. Dat de kans daarop reëel is, is niet door Sweetlife onderbouwd. Sweetlife heeft wel gesteld dat een microbiologische besmetting ook door de lucht heeft kunnen plaatsvinden, maar heeft niet verder uitgewerkt dat daarop in dit geval een gerede kans bestond.
Het hof ziet geen aanleiding om op dit punt deskundige informatie in te winnen.
3.1
De conclusie is dat er van verlies of beschadiging van de dragees niet is gebleken. De CMR biedt daarom geen basis voor de aansprakelijkheid van Transheroes en Lesscher. De CMR is dwingendrechtelijk van toepassing (zie artikel 41 CMR en ook 28 CMR). De CMR voorziet evenwel niet in een uitputtende regeling van de aansprakelijkheid van de vervoerder. Artikel 17 CMR regelt uitsluitend de aansprakelijkheid van de vervoerder voor verlies van of schade aan door hem vervoerde zaken, alsmede voor vertraging in de aflevering. Voor andere schade dan deze kan de vervoerder aansprakelijk zijn op grond van het toepasselijke nationale recht. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 3.4.2 van het arrest Transfennica [1] .
3.11
Voldoende aannemelijk is geworden dan Lesscher een trailer heeft ingezet die vanuit hygiënisch oogpunt niet voldeed. De waargenomen stank en de aanwezigheid van maden op de laadvloer alleen al maken dat voldoende duidelijk. Het ter beschikking stellen van een vervuilde trailer kan in dit geval echter niet leiden tot aansprakelijkheid buiten de CMR om, omdat de door Sweetlife gestelde schade betrekking heeft op de vervoerde goederen en, als gezegd, artikel 17 CMR voor die schade een dwingendrechtelijke regeling bevat. De trailer dient ervoor om de hoofdverplichting onder de CMR te kunnen nakomen, dat wil zeggen het onbeschadigd (en zonder vertraging) afleveren van de lading.
conclusie: ook geen andere grondslag voor de schadevordering
3.12
Lesscher is tekortgeschoten in haar verplichting om het vervoer met een schone vrachtwagen/trailer uit te voeren en Transheroes, zo erkende zij ter zitting, in haar verplichting om hierop toe te zien. De vordering ziet echter op schade aan de lading, en wel schade die het gevolg is van het niet-nakomen van een hoofdverplichting van de vervoerder. Indien Lesscher een gesloten trailer had moeten gebruiken in plaats van de door haar ingezette huiftrailer, dan zijn Transheroes en/of Lesscher ook al niet verplicht tot vergoeding van de schade. Evenmin is relevant of Lesscher na ontdekking van de vliegen niet of te laat uitsluitsel heeft gegeven over de ladingen die eerder met de gebruikte huiftrailer waren vervoerd. Indien dat al het geval zou zijn dan levert ook dat geen grond op voor aansprakelijkheid buiten artikel 17 CMR. Bovendien heeft Sweetlife niet feitelijk uitgewerkt dat haar schade, die immers op dat moment al was ontstaan, een gevolg was van het te laat aanleveren van de gevraagde informatie.
3.13
Het voorgaande brengt mee dat Sweetlife haar vordering ook niet met succes kan baseren op een grondslag buiten artikel 17 CMR.
Ten aanzien van Transheroes is in dit verband nog van belang dat Sweetlife uiteindelijk ook zelf stelt (onder andere: MvG 139) dat niet is gebleken dat de schade al vóór het transport was ontstaan, tijdens de inslag en opslag door Transheroes.
de grieven
3.14
Nu het aansprakelijkheidsregime van artikel 17 CMR de door Sweetlife gestelde aansprakelijkheid uitsluit en buiten artikel 17 CMR ook al geen grond bestaat om Transheroes en/of Lesscher voor die schade aansprakelijk te stellen, kan in het midden blijven of de schade geheel of gedeeltelijk te wijten valt aan een gebrek in/aan de verpakking van de dragees. De grieven 2, 3, 4 en 5 zijn tevergeefs aangedragen. Grief 1 kan evenmin tot een andere beslissing leiden nu in hoger beroep vaststaat dat Transheroes als vervoerder wordt aangesproken. Het in rechtsoverweging 3.1.6 van het tussenvonnis opgenomen citaat uit het rapport van expert EMN verandert het oordeel van het hof evenmin. Grief 6 faalt eveneens: het hof vindt ook dat de Duitse klant van Sweetlife de zending terecht heeft geweigerd wegens de aanwezigheid van de vliegen, maar dit leidt niet tot aansprakelijkheid van de vervoerder.
Met grief 7 betoogt Sweetlife dat het hof niet zonder meer van de inhoud van het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg mag uitgaan. Het hof is niet van die inhoud uitgegaan, zodat de grief evenmin slaagt.
Grief 8 heeft geen zelfstandige grondslag.
de slotsom
3.15
Sweetlife heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen die tot gehele of gedeeltelijke toewijzing van haar vorderingen kunnen leiden, zodat het hof Sweetlife niet tot bewijslevering zal toelaten.
Nu geen van de grieven slaagt zal het hof het bestreden eindvonnis bekrachtigen. De grieven zijn niet gericht tegen de daaraan voorafgegane vonnissen, zodat het hof Sweetlife alleen al daarom niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep dat zij tegen het tussenvonnis van 24 juli 2019 heeft ingesteld.
3.16
Sweetlife wordt in hoger beroep in het ongelijk gesteld. Het hof veroordeelt haar daarom in de proceskosten en begroot de kosten van Transheroes en Lesscher op, elk, € 2.071 wegens betaald griffierecht en € 4.062 voor salaris van de advocaat, dit laatste overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten van tarief IV).

4.De beslissing

verklaart Sweetlife niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van 24 juli 2019;
bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 6 november 2019;
veroordeelt Sweetlife in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Transheroes vastgesteld op € 2.071 voor verschotten en op € 4.062 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en aan de zijde van Lesscher eveneens op € 2.071 voor verschotten en op € 4.062 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, telkens te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Sweetlife tevens in de nakosten van zowel Transheroes als Lesscher, in beide gevallen begroot op € 163, met bepaling dat dit bedrag eveneens in beide gevallen zal worden verhoogd met € 85 en met de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, wat betreft Lesscher vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, H.E. de Boer en E.J. van der Poel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022.

Voetnoten

1.HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3624