Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de moeder om een omgangsregeling met haar kinderen vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A. van de Weerd, had in eerste aanleg bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend dat was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat omgang met de kinderen in strijd was met hun zwaarwegende belangen, gezien de traumatische ervaringen die de kinderen hadden doorgemaakt.
De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de kinderen wekelijks bij haar zouden zijn. De GI, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, voerde verweer en vroeg het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2022 werd duidelijk dat de kinderen, die onder voogdij van de GI stonden, ernstig getraumatiseerd waren en behandeling nodig hadden.
Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat omgang met de moeder op dat moment niet in het belang van de kinderen was. De moeder had weliswaar stappen ondernomen om hulp te zoeken, maar het hof vond dat de behandeling van de kinderen prioriteit moest krijgen. De beslissing van de rechtbank om de verzoeken van de moeder af te wijzen werd dan ook bekrachtigd. Het hof benadrukte dat het tempo van de kinderen, in het bijzonder vanwege hun behandeling, bepalend was voor de omgangsregeling.