ECLI:NL:GHARL:2022:2825

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
200.298.823/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van gebieds-, straat- en contactverbod met aanpassingen in het belang van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de handhaving van een gebieds-, straat- en contactverbod tegen de man, die betrokken is in een conflict met zijn ex-partner over de zorg voor hun minderjarige kinderen. De man en de vrouw zijn in 2012 geregistreerd partners geworden en hebben samen twee kinderen. Na de ontbinding van hun partnerschap in 2019 zijn er verschillende juridische procedures gevoerd, waarbij de veiligheid van de kinderen centraal staat. De vrouw heeft meerdere keren aangegeven dat de man zich niet aan eerdere rechterlijke uitspraken heeft gehouden, wat heeft geleid tot angst en onrust bij de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de man zich niet aan de opgelegde verboden heeft gehouden en dat zijn gedrag schadelijk is voor de kinderen. Het hof heeft de eerder opgelegde verboden bevestigd, maar met enkele aanpassingen, zoals het uitsluiten van bepaalde locaties en tijden. De man is veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij overtreding van de verboden. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de gezamenlijke kinderen van partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.298.823/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 267796)
arrest in kort geding van 12 april 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
de man,
advocaat: mr. R.H. Broeksema, die kantoor houdt te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
de vrouw,
advocaat: mr. S.M. Wolff, die kantoor houdt te Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 12 oktober 2021 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht namens de vrouw van 19 november 2021 met productie(s);
- een journaalbericht namens de man van 25 februari 2022 met productie(s);
- een journaalbericht namens de vrouw van 25 februari 2022 met productie(s);
- een journaalbericht namens de vrouw van 27 februari 2022 met productie(s);
- een journaalbericht namens de man van 1 maart 2022 met productie(s);
- een journaalbericht namens de vrouw van 2 maart 2022 met productie(s).
1.3
Op 7 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook is de vrouw verschenen, bijgestaan door haar advocaat.
2. De vaststaande feiten
2.1
Partijen zijn [in] 2012 te [woonplaats1] een geregistreerd partnerschap aangegaan in gemeenschap van goederen. Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 (hierna: [de minderjarige1] ); en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 (hierna: [de minderjarige2] ).
De man heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] erkend. De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag
over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uit.
2.2
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 augustus 2019 is het geregistreerd
partnerschap tussen partijen ontbonden. De ontbinding van het geregistreerd partnerschap is
op 15 oktober 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand in Zwolle.
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 24 juni 2019 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder
toezicht gesteld voor de duur van een jaar, tot 24 juni 2020. Deze maatregel is laatstelijk
verlengd tot 24 juni 2022 bij beschikking van de kinderrechter van 12 juli 2021.
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 26 november 2019 is machtiging tot
uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tot 24 juni 2020. Aan deze machtiging is
uiteindelijk geen uitvoering gegeven.
2.5
Bij beschikking van de kinderrechter van 27 maart 2020 is machtiging tot
uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van 27 maart 2020 tot 24 juni 2020.
2.6
Bij beschikking van 18 juni 2020 heeft kinderrechter de machtiging tot
uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd, en wel tot 24 december 2020.
2.7
Het hof heeft bij zijn beschikking van 24 september 2020, uitvoerbaar bij voorraad:
- genoemde beslissing van de kinderrechter van 26 november 2019 bekrachtigd;
- genoemde beslissing van de kinderrechter van 27 maart 2020 vernietigd;
- het verzoek van de GI om verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] afgewezen;
- bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weer bij de vrouw zullen wonen;
- bepaald dat er een begeleide omgangsregeling zal zijn tussen de man en [de minderjarige1] en
[de minderjarige2] , die door de GI vorm zal worden gegeven met in achtneming van hetgeen
het hof onder 5.17 in zijn beschikking heeft overwogen.
2.8
Bij beschikking van 27 november 2020 heeft de rechtbank Overijssel de
hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald en verstaan dat de regie over de zorgregeling/omgangsmomenten tussen de man en kinderen bij de GI ligt, zoals het hof in zijn beschikking van 24 september 2020 heeft bepaald.
2.9
Bij het bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - vonnis van 20 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter bepaald zoals hieronder cursief letterlijk is weergegeven:
“De voorzieningenrechter:
6.1.
verbiedt de man gedurende één jaar na betekening van dit vonnis zich te begeven voor
wat betreft het gebied:
• binnen een straal van 500 meter rond het terrein van [naam1] (voetbal van [de minderjarige1] ) aan de
[adres1] [woonplaats1] , alsmede bij de uitwedstrijden van het team
van [de minderjarige1] ;
• binnen een straal van 500 meter rond het terrein /de sporthal van [naam2] (volleybal van
[de minderjarige2] ) aan de [adres2] , [woonplaats1] ;
• binnen een straal van 500 meter rond de [adres3] en het direct daaraan
gelegen recreatiegebied;
• met ingang van 23 augustus 2021 binnen een straal van 500 meter rond de
[de school] (de school van beide minderjarigen) aan de [adres4] , [woonplaats1]
, tenzij de man aldaar dient te zijn na uitdrukkelijke voorafgaande
afspraak met een medewerker van de school;
• op de [adres5] , de [adres6] en de [adres4] op de maandagen, dinsdagen,
donderdagen en vrijdagen tussen 08.10 en 08.40 uur en 14.40 en 15.10 uur en op de
woensdag tussen 08.10 en 08.40 uur en tussen 11.50 uur en 12.20 uur;
• in de periode van 16 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 binnen een straal
van 500 meter rond het terrein van [naam3] bij de [naam4]
aan [adres7] , [woonplaats1] ;
6.2.
verbiedt de man gedurende één jaar na betekening van dit vonnis anders dan via de
Jeugdbescherming Overijssel per post, per telefoon, per e-mail, per WhatsApp of via sociale
media contact op te nemen met de minderjarigen, behoudens voor zover op de door
Jeugdbescherming Overijsel aangegeven tijden;
6.3.
verzoekt de man om zich binnen 24 uur na betekening van dit vonnis af te melden in de
ouder-voetbal-app en in de ouder-school-app en verbiedt de man gedurende één jaar na
betekening van dit vonnis om zich opnieuw in deze app-groepen aan te melden of enig
bericht in deze app-groepen te plaatsen;
6.4.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat
hij niet aan de in 6.1., 6.2. en 6.3. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, zulks met een
maximum van € 10.000,-;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt;
6.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.”
2.1
Bij vonnis van 4 februari 2022 heeft de strafkamer van dit hof in hoger beroep de man veroordeeld voor meerdere strafbare feiten.

3.De omvang van het geschil

3.1
De man is met vier grieven in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis van 20 juli 2021. Deze grieven zien op de opgelegde gebieds-, straat- en contactverboden, waarbij de advocaat van de man ter zitting bij het hof heeft aangegeven dat, bij gebrek aan belang daarbij, het hoger beroep van de man niet langer ziet op het onder 6.1 in het bestreden vonnis genoemde deel van het gebiedsverbod dat betrekking heeft op de periode van 16 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 (het verbod om zich in die periode te begeven in het gebied rondom [naam3] ). De man vordert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de opgelegde gebieds-, straat- en contactverboden voor de resterende periode en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van de vrouw zal afwijzen en de vrouw zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
De vrouw heeft verweer gevoerd en heeft op haar beurt met één grief incidenteel hoger beroep ingesteld. De vrouw vordert in het incidenteel beroep dat het in de beslissing opgenomen verzoek van de voorzieningenrechter aan de man om zich af te melden in de voetbal- en schoolappgroep ( [naam5] ) wordt gewijzigd in een gebod voor de man om zich af te melden voor die appgroepen. Tevens heeft zij haar oorspronkelijke eis gewijzigd. De vrouw heeft haar eis verminderd in die zin dat zij heeft aangegeven dat het gebiedsverbod met betrekking tot de school van de kinderen en de weg naar school, niet hoeft te gelden tijdens de schoolvakanties van regio noord en dat de [naam6] van het gebiedsverbod kan worden uitgezonderd. Zij heeft haar eis vermeerderd met de vordering van een verbod voor de man om zich op de woensdagochtend te bevinden in een straal van 500 meter rond het GGD-gebouw aan de [adres8] te [woonplaats1] , op straffe van een van een dwangsom van € 500,00 per keer dat de man dit verbod overtreedt, vanaf het moment van betekening van een in dezen te wijzen arrest, een en ander met veroordeling van de man in de kosten van dit geding in beide instanties.
3.3
De man heeft op zijn beurt daartegen verweer gevoerd en vordert dat het hof de vordering van de vrouw in het incidenteel hoger beroep en haar vermeerdering van eis afwijst.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Een gebieds-, straat- en/of contactverbod is een ingrijpende maatregel die inbreuk maakt op het recht op persoonlijke vrijheid, waaronder begrepen het recht op vrije verplaatsing. Voor het opleggen van een dergelijke ingrijpende maatregel moet sprake zijn van feiten en omstandigheden die in hoge mate zo’n inbreuk rechtvaardigen. De vraag of in het onderhavige geval deze feiten en omstandigheden aanwezig zijn, beantwoordt het hof bevestigend. Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
4.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt een beeld naar voren van de man als een man die zijn emoties niet onder controle heeft en doet wat zijn emoties hem op dat moment ingeven, ook al gaat dat ten koste van zijn kinderen. De man lijkt de scheiding van de vrouw niet te hebben verwerkt, althans hij kan hiermee niet omgaan. In plaats van te focussen op het leren omgaan met de ontstane situatie en zich in te zetten als goede ouder waarbij hij de belangen van zijn kinderen voorop stelt, blijft de man de vrouw verwijten maken en blijft hij hangen in de emoties die (zijn strijd tegen) de vrouw bij hem oproepen. Dat leidt vervolgens tot tal van ontoelaatbare gedragingen van de man. Hij is voor een gedeelte daarvan inmiddels onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld. Volgens de strafrechter zijn de door de man gepleegde strafbare feiten allemaal terug te voeren op de echtscheiding tussen de man en de vrouw. De man heeft zich volgens de strafrechter onder meer schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanrijden van de auto van zijn ex-schoonmoeder en aan het overtreden van een gedragsaanwijzing die aan de man opgelegd was door de officier van justitie omdat hij ernstige overlast veroorzaakte voor de vrouw. Hiermee heeft de man er volgens de strafrechter blijk van gegeven zich niets aan te trekken van een aanwijzing gegeven door een officier van justitie en heeft de man bovendien de overlast, die de gedragsaanwijzing nu juist probeerde te beperken, hiermee voortgezet. Verder staat in het strafarrest dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van de vrouw, door haar in het gezicht te spugen in een supermarkt in het bijzijn van hun dochter. De strafrechter heeft de man onder meer veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarde is daarbij onder andere gesteld dat de man zich gedurende de proeftijd op gezette tijden moet melden bij de reclassering en dat hij zich onder behandeling laat stellen van de polikliniek [naam7] (GGZ). Tevens is als maatregel aan de man opgelegd een contactverbod met de vrouw en een gebiedsverbod binnen een straal van 500 meter rondom haar woning, voor de duur van drie jaren. De opgelegde maatregelen zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard gelet op het door de strafrechter als hoog ingeschatte recidiverisico. De vordering van de vrouw tot vergoeding van immateriële schade heeft de strafrechter voor een bedrag van € 250,- toegewezen. Tot slot heeft de strafrechter de tenuitvoerlegging gelast van de straf die in maart 2019 voorwaardelijk aan de man was opgelegd, te weten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 180 dagen.
4.3
Het hof stelt allereerst vast dat het contact- en gebiedsverbod zoals neergelegd in het strafarrest van 4 februari 2022 ziet op de bescherming van de vrouw en dat de in het bestreden vonnis neergelegde gebieds-, straat- en contactverboden beogen (de belangen van) de kinderen te beschermen, zodat geen sprake is van overlap van (maatregelen in) het strafarrest met het bestreden vonnis of het te wijzen arrest zoals de man stelt. Het hof overweegt verder als volgt.
4.4
Volgens de vrouw heeft de man zich niet gehouden aan voornoemde uitspraken van het hof van 24 september 2020 en van de rechtbank Overijssel van 27 november 2020. Zij heeft dit ten grondslag gelegd aan het door haar gevorderde gebieds-, straat- en contact-verbod. De vrouw stelt dat de man buiten de toegestane begeleide omgangsmomenten contact zoekt met de kinderen. Zo zoekt de man per mail en via sociale media contact met de kinderen en zoekt hij [de minderjarige1] op bij het voetbalveld en/of spreekt hem daar aan en zorgt de man dat hij de kinderen ontmoet als zij onderweg zijn (bijvoorbeeld naar school of therapie). Hij toetert dan, maakt gebaren, of zoekt anderszins contact. De vrouw heeft verder stukken overgelegd (zoals bankafschriften, screenshots van app-berichten in de ouder-voetbalappgroep en in de ouder-schoolappgroep ( [naam5] ) en e-mails van de vader aan de volleybalvereniging van [de minderjarige2] ) waaruit blijkt dat de man misplaatste opmerkingen maakt gericht aan en/of over de kinderen.
De man ontkent daarentegen dat hij de aan hem opgelegde verboden heeft overtreden en dat hij de kinderen opzoekt. Hij heeft ter zitting aan het hof verteld dat hij op hetzelfde moment als de kinderen op woensdagochtend in de buurt van het GGD-gebouw aan de [adres8] te [woonplaats1] was omdat hij in de daar gevestigde bibliotheek iets moest uitzoeken voor zijn werk. Het hof acht deze verklaring van de man echter niet geloofwaardig. Daarnaast is, anders dan de man stelt, de informatie over de door hem begane overtredingen niet alleen afkomstig van de vrouw. Uit de stukken blijkt dat ook anderen (zoals Jeugdbescherming Overijssel) hierover hebben verklaard.
Het hof constateert dat de man en de vrouw van mening verschillen over waar en wanneer de contactmomenten tussen de vader en de kinderen hebben plaatsgevonden, maar voor het hof staat vast dat de man niet-toegestane contactmomenten met de kinderen heeft gehad en dat de man die momenten doelbewust creëert.
4.5
Gebleken is dat de kinderen last hebben van de situatie tussen de ouders en bang zijn voor hun vader. Zij volgen wekelijks op woensdagochtend psychomotorische therapie (PMT) bij [naam8] (praktijk voor kinder- en jeugdhulpverlening) in het GGD-gebouw aan de [adres8] te [woonplaats1] om de trauma’s te verwerken die zij hebben opgelopen door de heftige scheidingsproblemen tussen de man en de vrouw. Het is voor de kinderen van belang dat zij in hun dagelijkse leven rust ervaren en dat zij niet hoeven te vrezen dat de man op onverwachte momenten opduikt. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat zij slechts contact hebben met de man op de daarvoor afgesproken momenten en onder begeleiding, zoals de rechter heeft bepaald.
4.6
Naar het oordeel van het hof doet de man zijn kinderen schromelijk tekort met zijn gedrag. Hij zorgt met zijn gedrag zelfs voor onveilige situaties voor de kinderen en hij jaagt hun angst aan. De man is hierop inmiddels door meerdere (kinder)rechters gewezen en aangesproken. Zo heeft dit hof in zijn beschikking van 24 september 2020 uitvoerig uiteengezet dat en waarom het hof van oordeel is dat de (persoonlijkheids)problematiek bij de man en zijn destructieve gedrag de onveilige situatie voor de kinderen in stand houden. Om die reden heeft het hof in die beschikking bepaald dat de omgang tussen de man en de kinderen alleen begeleid mag plaatsvinden. Ook de voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis in overweging 5.11 uitgebreid stilgestaan bij het gedrag van de man en wat dat gedrag met de kinderen doet. Evenals in eerdere procedures heeft de man bij het hof weliswaar erkend dat hij domme dingen heeft gedaan in zijn contact met de vrouw, maar legt hij de schuld voor de angst die de kinderen voor hem ervaren toch steeds weer bij de vrouw en niet bij zichzelf. Ondanks dat diverse rechters de man erop hebben gewezen dat hij er met zijn gedrag zelf voor zorgt dat zijn kinderen steeds verder van hem verwijderd raken en dat hij moet werken aan zijn persoonlijkheidsproblematiek, blijft de man volharden in zijn mening dat de vrouw op de kinderen inpraat en dat zij de man uit het leven van de kinderen wil bannen, wat leidt tot de ontoelaatbare acties van de man. Ook interventies door diverse instanties (zoals Jeugdbescherming Overijssel, de politie en de school van de kinderen) en de aan de man opgelegde hulpverlening door [naam9] hebben de man tot nu toe niet op andere gedachten kunnen brengen of een kentering in zijn gedrag teweeggebracht.
4.7
Voor het hof is aannemelijk geworden dat de man op onverwachte en/of niet toegestane momenten contact zoekt met de kinderen wat leidt tot spanning, onrust en onzekerheid bij de kinderen. Op grond hiervan concludeert het hof dat het noodzakelijk en proportioneel is om het gebod en de verboden die hierna onder de beslissing volgen, op te leggen.
4.8
Het hof is het grotendeels eens met de inhoud van de gebieds-, straat- en contactverboden zoals die tot nu toe golden voor de man en zijn vastgelegd in het bestreden vonnis, maar het hof zal hierin een aantal wijzigingen aanbrengen. Hieronder zal het hof uitleggen waarom en welke wijzigingen het betreft.
- Het hof is het eens met de door de voorzieningenrechter bepaalde straal van 500 meter, omdat een kortere afstand niet het gewenste effect zal hebben. De straal van 500 meter zal daarom worden gehandhaafd bij de gebiedsverboden.
- Om de man de gelegenheid te geven gebruik te maken van de faciliteiten van Winkelcentrum [woonplaats1] zal het hof bepalen dat dit winkelcentrum van het gebiedsverbod rondom het terrein/de sporthal van [naam2] (volleybal van [de minderjarige2] ) wordt uitgesloten op de schooldagen van de kinderen tussen 9.00 uur en 12.00 uur.
- Het hof zal een uitzondering maken op het gebiedsverbod rondom de school van de kinderen en de weg er naartoe tijdens de schoolvakanties van de kinderen (regio noord) omdat zij tijdens hun schoolvakanties niet naar school gaan.
- Omdat het voor de hand ligt dat de kinderen gebruikmaken van de dichtstbijzijnde recreatieplas om te recreëren, zal het hof het verbod voor de [adres3] handhaven.
- Om te voorkomen dat de kinderen nogmaals geconfronteerd worden met de man in de buurt van de locatie waar zij PMT volgen, zal het hof dit gebied toevoegen aan de gebiedsverboden.
- Vanwege het werk van de man in [plaats1] zal het hof de [naam6] te [woonplaats1] uitzonderen van de gebiedsverboden.
- Het hof zal het contactverbod onder 6.2 van de bestreden beslissing handhaven zodat alle contacten van de man met de kinderen via Jeugdbescherming Overijssel moeten lopen;
- Het verzoek aan de man onder 6.3 van de bestreden beslissing om zich af te melden voor de appgroepen zal het hof omzetten in een gebod. De man moet zich derhalve in het belang van de kinderen afmelden voor deze appgroepen (en mag zich niet opnieuw aanmelden).
- Voor elke overtreding van de gebiedsverboden dient dezelfde dwangsom te gelden, zodat het hof het door de voorzieningenrechter vastgestelde bedrag van € 250,- en het daaraan gekoppelde maximum zal overnemen.
- De verboden in het vonnis van de voorzieningenrechter gelden tot een jaar na de betekening van dat vonnis. Het hof is het eens met die periode en acht die periode proportioneel.
4.9
Het hof zal om redenen van doelmatigheid het bestreden vonnis in zijn geheel vernietigen met ingang van vandaag en de gebieds-, straat- en contactverboden zoals die vanaf vandaag gelden opnieuw vaststellen in dit arrest.
4.1
Nu partijen geregistreerde partners zijn geweest en de procedure hun gezamenlijke kinderen betreft zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt tot vandaag het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 20 juli 2021;
vernietigt met ingang van vandaag het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 20 juli 2021, en opnieuw rechtdoende:
5.1
verbiedt de man om gedurende een jaar na betekening van het vonnis in eerste aanleg zich te begeven:
• binnen een straal van 500 meter rond het terrein van [naam1] (voetbal van [de minderjarige1] ) aan de
[adres1] [woonplaats1] , alsmede bij de uitwedstrijden van het team
van [de minderjarige1] ;
• binnen een straal van 500 meter rond het terrein/de sporthal van [naam2] (volleybal van
[de minderjarige2] ) aan de [adres2] , [woonplaats1] , waarvan op schooldagen van de kinderen tussen 9.00 uur en 12.00 uur wordt uitgezonderd Winkelcentrum [woonplaats1] ;
• binnen een straal van 500 meter rond de [adres3] en het direct daaraan
gelegen recreatiegebied;
• binnen een straal van 500 meter rond [de school] (de school van beide minderjarigen) aan de [adres4] , [woonplaats1] (tenzij de man aldaar dient te zijn na uitdrukkelijke voorafgaande afspraak met een medewerker van de school), met uitzondering van de periode van de schoolvakanties van de kinderen (regio noord);
• op de [adres5] , de [adres6] en de [adres4] op de maandagen, dinsdagen,
donderdagen en vrijdagen tussen 08.10 en 08.40 uur en 14.40 en 15.10 uur en op de
woensdag tussen 08.10 en 08.40 uur en tussen 11.50 uur en 12.20 uur, met uitzondering van de periode van de schoolvakanties van de kinderen (regio noord);
• binnen een straal van 500 meter rond het GGD-gebouw aan de [adres8] te [woonplaats1] , op de woensdagochtenden van 8.00 uur tot 12.00 uur.
Bovengenoemde gebiedsverboden gelden niet voor de [naam6] te [woonplaats1] . De man mag zich vrijelijk bewegen over deze ringweg;
5.2
verbiedt de man om gedurende een jaar na betekening van het vonnis in eerste aanleg anders dan via de Jeugdbescherming Overijssel per post, per telefoon, per e-mail, per WhatsApp of via sociale media contact op te nemen met de kinderen, behoudens voor zover op de door Jeugdbescherming Overijsel aangegeven tijden;
5.3
gebiedt de man om zich binnen 24 uur na betekening van dit arrest af te melden in de
ouder-voetbalappgroep en in de ouder-schoolappgroep ( [naam5] ) en verbiedt de man gedurende een jaar, gerekend vanaf de datum van betekening van het vonnis in eerste aanleg, om zich opnieuw in deze appgroepen aan te melden of enig bericht in deze appgroepen te plaatsen;
5.4
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat
hij niet aan de in 5.1, 5.2 en 5.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, zulks met een
maximum van € 10.000,-;
5.5
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Vermeulen, J.G. Knot en L. van Dijk, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022.