In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, staat de vraag centraal of er op 11 april 2020 een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen de appellant, [appellant], en de geïntimeerde, [geïntimeerde], met betrekking tot een Cadillac Sedan de Ville uit 1958. De appellant had de auto te koop aangeboden via een advertentie, geplaatst door een kennis. De geïntimeerde heeft de auto op 11 april 2020 bezichtigd, maar de appellant betwist dat er op dat moment een koopovereenkomst is gesloten. De appellant stelt dat er enkel een afspraak is gemaakt voor een proefrit en dat de onderhandelingen nog niet waren afgerond.
De kantonrechter had eerder de vorderingen van de geïntimeerde toegewezen, waarbij de appellant werd veroordeeld tot afgifte van de auto. De appellant heeft echter niet voldaan aan deze veroordeling, wat leidde tot een hoger beroep. Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat de geïntimeerde moet worden toegelaten om bewijs te leveren van de stelling dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof heeft daarbij de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Nederlandse recht bevestigd, gezien de woonplaats van de geïntimeerde in Duitsland.
Het hof heeft verder bepaald dat indien de geïntimeerde getuigen wil oproepen om zijn stelling te onderbouwen, dit zal plaatsvinden onder leiding van de raadsheer-commissaris, mr. I. Tubben. De verdere beslissing is aangehouden, waarbij partijen zijn verzocht om getuigen en verhinderdagen op te geven voor het getuigenverhoor.