Uitspraak
de man,
de vrouw,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
“ 1. De man betaalt aan de vrouw een bedrag van € 550.000,-. (…)
€ 550.000,- als hierboven bedoeld in artikel 1, betaald zal worden aan de vrouw. (…). De betaling door de man aan de vrouw zal geschieden door overmaking naar de derdenrekening van mr. Montessori.
1 januari 2017 een bedrag van € 103.173,- stond.
€ 104.447,75. Genoemd bedrag is op 23 november, 27 november en 28 november j.l. volledig op uw bankrekening bij [de bank] overgemaakt. U heeft kennelijk gebruikt gemaakt van de inlogcodes van cliënte om de tegenrekening te wijzigen naar uw rekening. ”
“ Cliënt is hogelijk verbaasd over de inhoud van uw e-mail. Na de zitting van 15 november 2017 bezocht uw cliënte mijn cliënt (bij hem thuis!) met de mededeling dat zij de door u genoemde bankrekening bij [naam1] “vergeten” was. Uw cliënte was bang voor represailles van de belastingdienst, omdat zij het saldo van deze rekening niet had meegenomen in haar aangifte.
“ Ondergetekende:
€ 600.000,- ontvangt cq heeft ontvangen.
De verklaring is voorzien van een handtekening.
“ Uw cliënt presteert het om wederom een vervalste verklaring te produceren.
“ Vanmorgen had ik overleg met cliënt over de inhoud van uw e-mail van gisteravond. Cliënt had de
“ Zoals uit mijn mailbericht van gisteren blijkt betwist cliënte dat er aanvullende afspraken zijn gemaakt en betwist zij de echtheid van de door uw cliënt overgelegde verklaring.
9 december 2013. Daarbij is als tegenrekening het nummer eindigend op [nummer3] vermeld. Dit betreft een bankrekening op naam van de vrouw. Op 16 oktober 2016 is een bedrag van
€ 52.000,- overgeboekt naar de tegenrekening eindigend op [nummer4] . Deze rekening staat op naam van de man. In twee etappes is dit bedrag vervolgens op 18 en 19 oktober 2016 teruggeboekt naar de [naam1] -rekening, waarbij is vermeld dat het om ‘vergisboekingen’ ging. Op 23, 27 en 28 november 2017 zijn bedragen van respectievelijk € 50.000,-,
€ 53.000,- en € 1.471,75 van de [naam1] -rekening naar de tegenrekening eindigend op [nummer4] , de rekening van de man, overgeboekt.
“ Tot mijn verbijstering was bij het e-mailbericht van mr. Kooi een beweerdelijk door mij ondertekende verklaring gevoegd waarin de gemaakte afspraken worden bevestigd en waarin ik zou hebben aangegeven dat ik dus in totaal € 600.000,- van de heer [appellant] zou hebben ontvangen in plaats van het in het proces-verbaal overeengekomen bedrag ad € 550.000,- (…).
Deze verklaring is mij niet bekend en is door mij niet ondertekend, zodat deze valselijk door de heer [appellant] moet zijn opgesteld. (…) ”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
1. de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 54.547,75, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente over dit bedrag vanaf 27 maart 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 14.909,07 ter zake van door haar tot aan de dag der dagvaarding gemaakte (gerechtelijke en buitengerechtelijke) advocaatkosten, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of partijen na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een daarvan afwijkende afspraak hebben gemaakt, zoals weergegeven in de door de man overgelegde (ongedateerde) schriftelijke verklaring van de vrouw. Omdat de vrouw de juistheid van de handtekening onder deze verklaring stellig heeft ontkend, heeft de rechtbank geoordeeld dat de akte geen dwingende bewijskracht heeft zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. De rechtbank heeft overwogen een schriftdeskundige te zullen benoemen teneinde onderzoek te doen naar de echtheid van de handtekening onder de verklaring. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1. Stemt het door de man nog over te leggen origineel van de te onderzoeken verklaring overeen met de als productie 7 bij de inleidende dagvaarding overgelegde kopie van die verklaring?
De deskundige heeft verder, voor zover van belang, naar voren gebracht dat aanvullend onderzoek naar de vluchtige componenten in de inkt slechts zinvolle resultaten oplevert indien in ieder geval één van de te evalueren hypothesen veronderstelt dat de te onderzoeken handtekening niet ouder is dan 18 tot 24 maanden.
- de man veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 54.547,75 aan de vrouw, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 104.447,75 vanaf
28 november 2017 tot 28 maart 2018 en over een bedrag van € 54.547,75 vanaf
28 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
4.De vordering en de beoordeling van de grieven
€ 2.646,88;
Wijziging van de vordering van de man ter zitting
Is er ten aanzien van de [naam1] -rekening na 15 november 2017 een nadere overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen? (grieven II en III)
* Het oordeel van de rechtbank dat de vrouw voorshands het bewijs heeft geleverd van haar stelling dat de man zich beroept op een vervalste verklaring (grief II)
12 april 2018 blijkt dat [naam1] in oktober 2016 een nieuwe online bankomgeving heeft geactiveerd. Vanaf dat moment kon met een eigen gebruikersnaam en wachtwoord worden ingelogd op deze online bankomgeving en de tot dan toe geldende Digipass zou komen te vervallen. De inloggegevens moesten eenmalig worden aangemaakt. Daarbij moest de Digipass nog eenmaal worden gebruikt en moest worden beschikt over het BSN-nummer van de rekeninghouder (de vrouw) en een mobiel telefoonnummer (ter verificatie). De man stelt weliswaar dat hij de inloggegevens voor de online bankomgeving niet heeft kunnen aanmaken, omdat alleen de vrouw over de Digipass beschikte, maar vast staat dat bij het aanmaken van de inloggegevens voor de online bankomgeving op 12 oktober 2016 het mobiele telefoonnummer van de man is opgegeven. De man heeft daarvoor geen afdoende verklaring kunnen geven. Op 14 oktober 2016 is vervolgens bovendien de tegenrekening gewijzigd in de bankrekening van de man eindigend op [nummer4] en op 16 oktober 2016 zijn de adresgegevens gewijzigd in het adres van de man in [plaats1] . Dit alles in onderlinge samenhang bezien, maakt dat ook het hof in navolging van de rechtbank vaststelt dat de man de gegevens van de [naam1] -rekening heeft gewijzigd om deze aan het bereik van de vrouw te onttrekken. Het verweer van de man dat het juist de vrouw was die de [naam1] -rekening bewust heeft achtergehouden tijdens het maken van de afspraken op 15 november 2017 gaat gelet op het vorenstaande niet op.
23 november 2017 bij de man is geweest om over de [naam1] -rekening te praten en de in geding zijnde afspraak te maken, op grond waarvan zij slechts recht zou hebben op de helft van dit bedrag. Dat dit bezoek in het voorjaar van 2018 zou zijn geweest heeft de man - gezien zijn andersluidende uitlatingen ter zitting bij het hof - kennelijk niet willen handhaven.
(€ 50.000,- minus € 100,- voor de kosten van het opheffen van het beslag) pas na aanmaning heeft plaatsgevonden op 27 maart 2018 en niet kort nadat de afspraak in november 2017 zou zijn gemaakt. Uitgaande van de juistheid van de schriftelijke verklaring van de vrouw had de man destijds een bedrag van in totaal € 600.000,- aan de (advocaat van de) vrouw moeten overmaken, namelijk € 550.000,- op grond van de afspraken die ter zitting van
15 november 2017 waren gemaakt en € 50.000,- op grond van de afspraken die daarna, eind november 2017, over de [naam1] -rekening zouden zijn gemaakt. De man heeft echter eind november 2017 volstaan met overboeking van een totaal bedrag van € 568.913,-. Ter zitting heeft de man daarvoor geen afdoende verklaring kunnen geven. De verklaring dat dit een vergissing is geweest, acht het hof in het licht van de gedetailleerde correspondentie die tussen de advocaten van partijen is gevoerd onvoldoende. Vast staat dat het volledige saldo van de [naam1] -rekening eind november 2017 is overgeboekt naar de rekening van de man. Het had in de rede gelegen dat hij - in het kader van de beweerdelijk gemaakte afspraak - toen ook direct het overeengekomen bedrag van € 50.000,- aan de vrouw zou hebben betaald. Dat is niet gebeurd. Sterker nog: de man wijst er in een e-mail aan mr. Montessori van
28 november 2017 op dat hij iets meer dan € 550.000,- heeft betaald en dat hij het te veel betaalde terug wenst te ontvangen. Ter zitting is namens de man naar voren gebracht dat óf het bedrag van € 50.000,- (afkomstig van de [naam1] -rekening) dat op 23 november 2017 via de rekening van de man is overgeboekt naar mr. Montessori, óf het bedrag van € 53.000,- (eveneens afkomstig van de [naam1] -rekening) dat op 27 november 2017 van de rekening van de man is overgeboekt naar mr. Montessori moet worden beschouwd als de betaling van het tussen partijen ten aanzien van de [naam1] -rekening overeengekomen bedrag. De man stelt in dat verband dat het bedrag van € 50.000,- dat door hem te weinig is overgeboekt, betrekking had op het ter zitting van 15 november 2017 initieel overeengekomen bedrag van € 550.000,- en niet op het nadien ten aanzien van de [naam1] -rekening overeengekomen bedrag van € 50.000,-. Het hof acht die stelling echter niet waarschijnlijk. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de man, voor zover het om de overboeking van 27 november 2017 gaat, dan een bedrag van € 53.000,- zou hebben overgeboekt in plaats van het overeengekomen bedrag van € 50.000,-. Ten aanzien van de overboeking op 23 november 2017 van € 50.000,- kan naar het oordeel van het hof uit de hiervoor aangehaalde tekst uit de e-mail van de man aan mr. Montessori van 28 november 2017 om 10:57 uur, waarin de man ook zelf expliciet spreekt over een bedrag van € 550.000,-, geen andere conclusie worden getrokken dan dat dit bedrag is overgeboekt ter voldoening van het ter zitting van de rechtbank op 15 november 2017 overeengekomen bedrag van € 550.000,-.
* Heeft de man tegenbewijs geleverd tegen de voorshandse bewezenverklaring? (grief III)
De uitleg van punt 8 van de vaststellingsovereenkomst (grief I)
15 november 2017. Uitleg van een overeenkomst dient plaats te vinden aan de hand van de Haviltex-norm. Niet kan worden volstaan met een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst, maar het komt tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
De proceskosten (grief IV)
De kosten van het deskundigenonderzoek (grief V)