ECLI:NL:GHARL:2022:2606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
200.305.683
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding huurovereenkomst en ontruiming met schorsingsincident

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De zaak betreft een bewindvoerder die optreedt voor de huurder, die is veroordeeld tot ontruiming van de woning vanwege ernstige overlast. De kantonrechter had eerder de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld om de woning binnen drie maanden te verlaten. De bewindvoerder heeft in hoger beroep verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van dit vonnis, maar het hof heeft deze vordering afgewezen. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de schorsing konden rechtvaardigen. De bewindvoerder stelde dat de huurder een zwaarwegend belang had bij schorsing, omdat zij geen vervangende woonruimte had en haar gezondheid in het geding was. Het hof concludeerde echter dat deze argumenten niet nieuw waren en dat de medische situatie van de huurder niet tot schorsing kon leiden. De vordering tot schorsing werd afgewezen en de bewindvoerder werd veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.305.683
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 9360138)
arrest van 5 april 2022
in het incident in de zaak van
[appellante] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[de huurder],
kantoorhoudende te [plaats1] ,
appellante, tevens eiseres in het incident,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna: de bewindvoerder,
advocaat: mr. A. Tariki,
tegen:
de stichting
Stichting Volkshuisvesting Arnhem,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde, verweerster in het incident,
bij de kantonrechter: eiseres,
hierna: Volkshuisvesting,
advocaat: mr. B.H.H.M. Ramakers.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 22 september 2021 en 17 november 2021 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 januari 2022, met grieven en met eis in het incident ex artikel 351 Rv en met productie 5,
- de memorie van antwoord in het incident.
2.2
Vervolgens heeft Volkshuisvesting de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in het incident

Samenvatting en beslissing
3.1
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst met betrekking tot de woning waarin [de huurder] woont ontbonden, omdat [de huurder] volgens de kantonrechter is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De belangrijkste reden voor ontbinding is de structureel ernstige overlast die zij (heeft) veroorzaakt. De kantonrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis de woning te verlaten en te ontruimen. De bewindvoerder heeft de kantonrechter gevraagd het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De kantonrechter heeft de belangen van partijen tegen elkaar afgewogen en heeft op basis daarvan het vonnis toch uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2
In dit incident vordert de bewindvoerder de uitvoerbaarheid van het door de kantonrechter uitgesproken bevel tot ontruiming te schorsen. Het hof zal die vordering afwijzen en zal hierna uitleggen waarom.
Juridisch kader
3.3
Wanneer een veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is deze uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand, zolang in hoger beroep nog niet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij de directe uitvoerbaarheid van de veroordeling. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de kantonrechter. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eisende partij, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat deze zich pas na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. [1]
3.4
De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte de vordering van Volkshuisvesting tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde heeft toegewezen. Volgens haar is sprake van een feitelijke en juridische misslag. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst zij naar de inhoud van haar grieven. Kort gezegd komt het er op neer dat de bewindvoerder meent dat de door Volkshuisvesting gestelde (door [de huurder] en door derden veroorzaakte) overlast niet is komen vast te staan, dat deze overlast zich in het verleden (vooral in 2019) heeft voorgedaan, niet aan [de huurder] toerekenbaar is en dat – voor zover de overlast wel vast komt te staan – deze overlast geen ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. Duidelijk is dat de bewindvoerder het inhoudelijk niet eens is met het oordeel van de kantonrechter. De kennelijke misslagen die door haar zijn aangevoerd kunnen echter niet tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis leiden, omdat deze stellingen een diepgaande, inhoudelijke beoordeling vergen. Op basis van datgene dat de bewindvoerder stelt is geen sprake van klaarblijkelijke misslagen in de beoordeling van de kantonrechter.
3.5
Verder heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [de huurder] een zwaarwegend belang heeft bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Volkshuisvesting heeft volgens de bewindvoerder geen initiatief getoond om [de huurder] te helpen bij haar zoektocht naar een nieuwe woning. Door de ontruiming zal [de huurder] op straat komen te staan, omdat zij (nog) geen vervangende woonruimte heeft gevonden doordat de woningmarkt oververhit is en omdat zij daar financieel niet toe in staat is. Ook stelt zij, onder verwijzing naar een artsenverklaring, dat de fysieke en mentale gezondheid van [de huurder] aan een verhuizing in de weg staat. Dat wat de bewindvoerder heeft aangevoerd zijn geen nieuwe argumenten, feiten en/of omstandigheden die zich na de uitspraak van de kantonrechter hebben voorgedaan en die bij het nemen van de beslissing in eerste aanleg niet in aanmerking konden worden genomen. Uit het door de bewindvoerder overgelegde medisch dossier blijkt dat de lichamelijke en psychische klachten en verslavingsproblemen waaraan [de huurder] lijdt al bestonden op het moment dat de kantonrechter eindvonnis wees. Het hof begrijpt dat deze medische klachten ingrijpend zijn en dat een ontruiming een grote impact heeft op het welzijn van [de huurder] . Maar doordat de kantonrechter op grond van een belangenafweging zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard en omdat voornoemde feiten en omstandigheden zich al voordeden voordat de kantonrechter vonnis wees, kan de medische situatie van [de huurder] niet tot schorsing van de tenuitvoerlegging leiden.
3.6
Het hof zal vanwege het voorgaande de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 17 november 2021 afwijzen. Het hof zal de bewindvoerder, als de in het ongelijk te stellen partij, veroordelen in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Volkshuisvesting vastgesteld op € 1.114,00 (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
3.7
Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Volkshuisvesting vastgesteld op € 1.114,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, S.C.P. Giesen en C.M.E. Lagarde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad, 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.