Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de huurder],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De zaak betreft een bewindvoerder die optreedt voor de huurder, die is veroordeeld tot ontruiming van de woning vanwege ernstige overlast. De kantonrechter had eerder de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld om de woning binnen drie maanden te verlaten. De bewindvoerder heeft in hoger beroep verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van dit vonnis, maar het hof heeft deze vordering afgewezen. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de schorsing konden rechtvaardigen. De bewindvoerder stelde dat de huurder een zwaarwegend belang had bij schorsing, omdat zij geen vervangende woonruimte had en haar gezondheid in het geding was. Het hof concludeerde echter dat deze argumenten niet nieuw waren en dat de medische situatie van de huurder niet tot schorsing kon leiden. De vordering tot schorsing werd afgewezen en de bewindvoerder werd veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt.