Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde3],
Hendrik Bastiaan Dammen,
[geïntimeerde7],
[geïntimeerde9],
[geïntimeerde11],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
de vergoeding van de waarde van toekomstige praktijkoverdracht en eventuele continuering van de in orthopediepraktijk besloten liggende anesthesie – en radiologiepraktijken.”
Er stond veel druk op de situatie. Grote vakgroepen zijn machtige partijen binnen een ziekenhuis. ZGT stond financieel ook onder druk en was praktisch failliet. Daarom is een ongelukkige tekst geformuleerd met als doel het CMS weer aan boord te krijgen. We hebben het stuk ondertekend vanwege die omstandigheden. We wilden de boel niet laten klappen.” Bij de uitleg van artikel 4.1 van het addendum moet dit doel van bescherming van Anesticon worden meegewogen.
We hadden maar een paar minuten om het door te nemen. Wij hebben toen gezegd: “de tekst is ongelukkig en daar gaat gedoe van komen”. We zaten echter wel met de continuïteit van OCON in de maag en hebben dus maar ingestemd. CMS zei toen dat zij geen mandaat had om akkoord te gaan. Dhr [naam2][ [functie] van de raad van toezicht van ZGT, gerechtshof]
ontplofte bijna en zei dat er gewoon een besluit lag nu. Zo is het ons opgelegd. (. . .)”. Omdat over de bewoording van het addendum niet is onderhandeld, neemt het belang van de objectieve betekenis van de gekozen bewoording voor alle partijen toe, omdat de betekenis die partijen redelijkerwijs over en weer aan het addendum mochten toekennen en wat partijen naar aanleiding daarvan over en weer van elkaar mochten verwachten, vooral bepaald zal zijn door de tekst die hen in dit geval was opgelegd. Dat is te meer zo nu het addendum ook specifiek ging over met name genoemde derden als Anesticon, die bij de gesprekken niet direct betrokken waren.
OCON, ( …) en Anesticon komen overeen (…)” in artikel 4.1 van het addendum. Dat gesproken wordt van een overeenkomst met Anesticon maakt duidelijk dat dit artikel beoogt een voor Anesticon afdwingbare verbintenis te scheppen. Het bindende karakter sluit bovendien aan bij de insteek van CMS dat afdwingbare afspraken gemaakt zouden moeten worden ter bescherming van Anesticon (zie rechtsoverweging 2.4). OCON heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit afgeleid kan worden dat de bewoordingen van deze bepaling op dit punt anders uitgelegd moet worden. Het hof oordeelt daarom dat OCON onvoldoende gemotiveerd betwist heeft dat Anesticon op artikel 4.1 van het addendum een beroep kan doen.
“de bestaande dienstverlening (…) na 1 januari 2019 (…) voortzetten” in samenhang met de zin “
OCON, MRON en Anesticon zullen bij deze voortzetting zoveel mogelijk aansluiten bij de thans voor de dienstverlening geldende voorwaarden.” Als de bedoeling van artikel 4.1 van het addendum was, zoals OCON zegt, om duidelijk te maken dat voortaan OCON in plaats van ZGT de contractspartij van Anesticon zou zijn, is onbegrijpelijk waarom ook is ingegaan op zowel de omvang van de diensten (namelijk de
“bestaande” diensten) als de voorwaarden waaronder de dienstverlening zou worden voortgezet (namelijk, de
“thans (...) geldende voorwaarden”). Dat zou dan immers niet nodig zijn geweest. Deze tekst sluit daarentegen wel aan bij een interpretatie dat dit artikel beoogde af te spreken de bestaande samenwerking voort te zetten. De opvatting van OCON dat het artikel beoogt te voorkomen dat er een gat zou vallen bij de behandeling van patiënten van OCON pleit ook voor een interpretatie dat voortzetting van de samenwerking beoogd was.
Financiële vergoedingen van OCON voor vakgroepen zijn (slechts) aan de orde indien daadwerkelijk sprake is van het wegvallen van werk en daarmee inkomen”. Hierin wordt verwezen naar de vakgroepen, zoals Anesticon, en niet naar de leden daarvan. Ook het inkomensverlies van Anesticon kan hier dus een rol spelen. De verklaring van de heer [naam3] , lid van de raad van bestuur van ZGT (productie 7 van OCON in de procedure in eerste aanleg) leidt niet tot een andere conclusie, omdat hij weliswaar iets zegt over de bedoeling van ZGT, maar OCON niet heeft gesteld of onderbouwd waarom de andere partijen, waaronder Anesticon, de van deze bedoeling afwijkende tekst van het addendum ook zo hadden moeten begrijpen. De verklaring van de heer [naam6] van Anesticon tijdens de mondelinge behandeling in de procedure van de rechtbank is, gezien het onderwerp van de discussie (of door Anesticon werd afgezien van nakoming) onvoldoende duidelijk om tot een andere conclusie te komen. Het bezwaar (incidentele grief 4) van OCON dat de vordering van Anesticon moet worden afgewezen omdat zij geen schade voor de individuele leden van Anesticon heeft gesteld slaagt dan ook niet.
iii) verrekening met schadevordering van OCON
€ 4.030,00
€ 5.517,00