Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
28 september 2021 die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, binnengekomen bij de griffie van het hof op 14 december 2021;
- het verweerschrift in het principaal hoger beroep tevens beroepschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
3.Samenvatting en beslissing
in het kader van het geschiltussen partijen naar aanleiding van het ontslagvoornemen gesloten, en kan die gebeurtenis niet weggedacht worden.
incidenteel hoger beroepgeen behandeling.
principaal beroepvan [appellant] slaagt en dat zijn subsidiaire vordering alsnog zal worden toegewezen, met dien verstande dat de billijke vergoeding zal worden bepaald op € 110.000,- bruto. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd behalve voor zover daarin de billijke vergoeding (‘het meer of anders verzochte’) is afgewezen. In zoverre zal de beschikking worden vernietigd. De Stichting zal worden veroordeeld om aan [appellant] een bedrag van € 110.000,- bruto ter zake van een billijke vergoeding te betalen. Als de in het ongelijk gesteld partij zal de Stichting in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld, aan de zijde van [appellant] vast te stellen op € 338,- voor griffierecht en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
incidenteel hoger beroepbehoeft geen behandeling. Het hof ziet geen aanleiding hiervoor een aparte kostenveroordeling toe te wijzen.