Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] , handelende onder de naam [naam1]wonende te Hardenberg,2. [appellante2] B.V.,
[appellant1]dan wel
[naam1] ,respectievelijk
[appellante2] B.V.,
en gezamenlijk:
[appellanten] c.s.,
Bimas,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het herstelexploot van 7 januari 2020,
- het tussenarrest van 15 december 2020, houdende de bepaling van een mondelinge behandeling,
- de akte van [appellanten] c.s. met nadere producties,
- de akte van Bimas met nadere producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, die uiteindelijk is gehouden op 1 maart 2022.
3.Waar het in deze procedure over gaat
4.De vaststaande feiten
Bimas is een groothandel in fietsen en bromfietsen.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.15 overwogen dat die factuur niet toewijsbaar is, omdat uit de pakbon en de vervoersbewijzen onvoldoende blijkt dat de op de factuur vermelde goederen bij [appellant1] zijn afgeleverd. Bimas heeft dat gemotiveerd bestreden.
De factuur, waarvan [appellant1] niet heeft betwist dat hij die heeft ontvangen, vermeldt als ordernummer 109448 en als orderdatum 25 april 2017. De overgelegde vervoersbewijzen van DHL vermelden dat twee fietsen met productnummer 101140 en ordernummer 109448
Verder heeft de heer [naam3] van Bimas na een gesprek met [appellant1] aan hem op 6 september 2017 in een e-mail over deze factuur bericht:
[appellant1] heeft de ontvangst van die e-mail (bijlage bij productie 19 van de inleidende dagvaarding) niet betwist. Van een reactie op die mail waaruit kan blijken dat [appellant1] betwist dat die factuur door hem akkoord zou zijn bevonden is niet gebleken, terwijl ook daarvoor geldt dat dit wel verwacht en verlangd had mogen worden als [appellant1] inderdaad niet akkoord zou zijn geweest.
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.20 overwogen dat die factuur alleen gedeeltelijk, tot een bedrag van € 6.164,95, toewijsbaar is, omdat niet van alle goederen vervoersbewijzen zijn overgelegd. Bimas heeft gemotiveerd bestreden dat niet alle goederen geleverd zijn
De factuur vermeldt als orderdatum 20 april 2017. In een e-mail van 1 mei 2017 (bijlage bij prod. 3 bij inleidende dagvaarding) schrijft [naam1] aan Bimas:
Gelet op de korte tijdsspanne tussen de orderdatum en de mail levert dat een aanwijzing op dat de gefactureerde goederen ook allemaal zijn ontvangen. Daar komt bij dat in de hiervoor vermelde e-mail van 29 juni 2017 [naam1] over deze factuur aan Bimas schrijft:
Verder heeft [naam3] in zijn e-mail van 6 september 2017 ook over deze factuur bericht:
Ook daarop heeft [appellant1] niet gereageerd zoals verwacht en verlangd had mogen worden als de mededeling onjuist zou zijn geweest.
Die vermelding houdt echter niet ondubbelzinnig in dat [appellant1] heeft erkend dat de factuur verschuldigd is; zij kan ook inhouden dat de goederen alsnog geleverd zullen worden, waarna de factuur betaald zal worden. Verder toont die mededeling, ook als die wel een (buitengerechtelijke) erkenning zou hebben ingehouden, in het licht van het vorenstaande nog niet aan dat op basis van de factuur en een daaraan ten grondslag liggende order in derdaad goederen aan [appellant1] zijn afgeleverd. Daarbij wordt nog opgemerkt dat [naam3] tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft verklaard dat vanaf 7 maart 2017 pakbonnen in het algemeen getekend werden en aan hem geretourneerd. Als gezegd ontbreken bij de factuur, die dateert van 17 mei 2017, niet alleen vervoersbewijzen, maar ook een getekende pakbon. Een en ander maakt ongewis dat [appellant1] factuurnummer 1611453 verschuldigd is.
6.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 19 april 2022(drie weken na arrestdatum), waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;