ECLI:NL:GHARL:2022:2440

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.306.159
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoekster]. De kinderrechter had eerder op 6 januari 2022 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie, welke beslissing door [verzoekster] werd bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont, die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De ouders van [verzoekster] en de gecertificeerde instelling (GI) hebben verklaard dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is voor haar veiligheid. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2022 is [verzoekster] bijgestaan door haar advocaat en zijn de GI, de moeder en de vader verschenen. Het hof heeft de argumenten van [verzoekster] en de GI gewogen, waarbij het hof concludeert dat de gronden voor de machtiging nog steeds aanwezig zijn. De gedragswetenschapper heeft bevestigd dat [verzoekster] hulp nodig heeft en dat een gesloten plaatsing op dit moment noodzakelijk is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het hof de hoop uitspreekt dat [verzoekster] in de komende weken kan laten zien dat zij zich aan afspraken kan houden en open kan zijn over haar situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.159
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 532619)
beschikking van 17 maart 2022
inzake
[verzoekster],
thans verblijvende te [verblijfplaats] op de locatie [naam1 ] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. A.G. Ouwejan te Breukelen,
en
de gecertificeerde instelling Stichting
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep
verder te noemen: de vader.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 3 februari 2022;
- het standpuntstuk van de GI.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 februari 2022 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
  • [verzoekster] (met behulp van een digitale Skype-verbinding), bijgestaan door haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers namens de GI;
  • de moeder en haar partner (gezamenlijk met behulp van een digitale Skype-verbinding);
  • de vader (met behulp van een digitale Skype-verbinding).
2.3
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof nog ingekomen de brief van de GI van 28 februari 2022.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. [verzoekster] is geboren [in] 2006 te [plaats1] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [verzoekster] .
3.2
Bij beschikking van 3 augustus 2020 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, [verzoekster] onder toezicht gesteld tot 3 augustus 2021, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 24 juni 2021 tot 3 augustus 2022.
3.3
Bij beschikking van 25 februari 2021 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [verzoekster] tot 25 juni 2021. Bij voormelde beschikking van 24 juni 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoekster] met ingang van 25 juni 2021 verlengd tot uiterlijk 25 juni 2022.
3.4
Bij beschikking van 25 december 2021 heeft de kinderrechter voor [verzoekster] een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 25 december 2021 voor de duur van vier weken verleend en bepaald dat de GI, de vader, de moeder, [verzoekster] en mr. Ouwejan zullen worden gehoord op 6 januari 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter op het verzoek van de GI van
3 januari 2022 een machtiging verleend om [verzoekster] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 januari 2022 tot 22 april 2022.
4.2
[verzoekster] is het niet eens met de beslissing in de bestreden beschikking en is met drie grieven in hoger beroep gekomen van die beschikking.
[verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen of een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader en de moeder hebben beiden tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de gesloten plaatsing van [verzoekster] in het belang van haar veiligheid noodzakelijk was en nog steeds is.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw) is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.5
In haar eerste grief heeft [verzoekster] naar voren gebracht dat zij in de procedure bij de rechtbank onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de verklaring van de gedragswetenschapper te lezen en te bespreken met haar advocaat. Het hof stelt vast dat [verzoekster] in deze procedure alsnog haar standpunt ten aanzien van deze verklaring kenbaar heeft kunnen maken. Deze grief kan daarom niet zonder meer tot vernietiging van de bestreden beschikking leiden.
5.6
[verzoekster] kan zich met de machtiging om haar op te nemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp niet verenigen. Zij stelt dat de gedragswetenschapper op 28 december 2021 een instemmingsverklaring heeft afgegeven uitgaande van het eerste verzoek van de GI om haar gesloten te plaatsen voor de duur van vier weken. De gedragswetenschapper heeft haar niet beoordeeld in het kader van een gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden.
Verder stelt [verzoekster] dat zij niet “past” in een gesloten instelling. Zij is ten opzichte van de andere meiden in de instelling erg timide en bescheiden. De andere meiden vertonen veel agressie en dit veroorzaakt bij haar een groot gevoel van onveiligheid. Hier heeft zij veel last van, zij slaapt slecht en kan zich moeilijk concentreren. Haar ogen zijn geopend en zij beseft dat zij (trauma)behandeling nodig heeft. Zij is gestart met muziektherapie en wil ook graag starten met EMDR-therapie in plaats van daarmee te wachten totdat zij is doorgeplaatst naar een open setting. Een onvoorwaardelijke machtiging om haar te doen verblijven in een gesloten accommodatie biedt haar geen vooruitzicht en er is niet voldaan aan de wettelijke vereisten, omdat de hulp bewerkstelligd kan worden met een lichtere variant.
5.7
De jeugdbeschermer heeft bevestigd dat de gesloten plaatsing heftig is voor [verzoekster] vanwege de ernstige gedragsproblemen bij sommige meisjes die bij haar op de groep verblijven, maar volgens de jeugdbeschermer is de plaatsing op dit moment nog wel nodig om [verzoekster] te beschermen tegen invloeden van buitenaf. [verzoekster] werkt op dit moment goed mee. [verzoekster] heeft een voor haar risicovolle afhankelijksheidsrelatie met de 23-jarige [naam2] . Gebleken is dat het niet helpt om deze relatie te verbieden. Daarom is de hulpverlening nu bezig om met [naam2] in contact te komen. Om enige controle te krijgen is openheid noodzakelijk. [verzoekster] krijgt de kans om te laten zien dat zij zich aan afspraken kan houden.
De jeugdbeschermer hoopt dat [verzoekster] in de periode van eind maart tot uiterlijk 22 april 2022 teruggeplaatst kan worden in de open groep van [naam3] in [plaats2] . In deze groep heeft zij eerder ook verbleven en zij is hiervoor al op de wachtlijst geplaatst. De jeugdbeschermer vindt dat aan [verzoekster] een hoge prioriteit moet worden toegekend en heeft in de week na de mondelinge behandeling nog een overleg over die doorplaatsing bij [naam3] .
Op 28 februari 2022 heeft het hof een aanvullend schriftelijk bericht van de jeugdbeschermer ontvangen. De jeugdbeschermer laat weten dat er in april een plek beschikbaar zal zijn voor [verzoekster] op de groep [naam4] waar [verzoekster] ook voor de gesloten plaatsing heeft gewoond. Vermoedelijk vanaf 18 april, maar misschien zelfs al per 11 april. Dit brengt wel mee dat [verzoekster] de komende tijd hard moet werken aan het opbouwen van haar vrijheden. De jeugdbeschermer zal contact met de gesloten groep leggen om het huidige opbouwschema enigszins te intensiveren.
5.8
De vader, en ook de moeder en haar partner, hebben beiden verklaard dat de gesloten plaatsing nodig was om [verzoekster] te beschermen, de maatregel is niet als een straf bedoeld. Het is volgens de moeder belangrijk dat [verzoekster] snel therapieën kan volgen. De ouders vinden het verschil tussen een gesloten en een open setting erg groot. De vader merkt op dat [verzoekster] eigenlijk een plek nodig heeft in een groep die vrijheden kent, maar die wel specifieke regels aan [verzoekster] kan opleggen.
5.9
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [verzoekster] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan de zorg die zij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De gronden voor het verblijf zijn nog steeds aanwezig. Het hof is van oordeel dat de verklaring van de gedragswetenschapper die is afgegeven op 28 december 2021 ook betrekking heeft op het verzoek van de GI van 3 januari 2022.
5.1
[verzoekster] heeft de laatste jaren op verschillende plekken gewoond en is vorig jaar een relatie aangegaan met de 23-jarige [naam2] . Van [naam2] is bekend dat hij in het verleden samen met zijn toenmalige vriendin een suïcidepoging heeft gedaan ten gevolge waarvan hij een been heeft verloren. Volgens de ouders en de hulpverlening is [naam2] manipulatief en oefent hij druk uit op [verzoekster] ; er is sprake van een afhankelijkheidsrelatie. [verzoekster] is in het najaar van 2021 meerdere keren weggelopen en teruggevonden bij [naam2] . Tijdens haar verblijf op de [naam3] werd een obsessieve gerichtheid bij [verzoekster] op [naam2] gezien en zij weigerde behadeling. Nadat zij op 25 december 2021 opnieuw was weggelopen naar [naam2] was er geen andere mogelijkheid meer dan [verzoekster] gesloten te plaatsen, om op die manier haar veiligheid voldoende te kunnen waarborgen.
De gedragswetenschapper heeft in haar instemmingverklaring van 28 december 2021 onder het kopje “welke mededelingen acht u nog meer van belang” opgenomen dat het de verwachting is dat er een langere behandeling in geslotenheid nodig is dan de duur van vier weken. Volgens de gedragsdeskundige heeft [verzoekster] hulp nodig op meerdere gebieden. Er moet gewerkt worden aan haar identiteitsontwikkeling, haar weerbaarheid, emotieregulatie, probleeminzicht en traumabehandeling. Ook is herstel van de relatie met haar ouders nodig. Op dit moment is pas een begin gemaakt met de behandeling en [verzoekster] heeft nog geen vrijheden opgebouwd. [verzoekster] zegt zelf dat zij nu inziet dat zij hulp nodig heeft, maar het hof ziet nog geen aanwijzingen dat haar houding ten opzichte van [naam2] en de afhankelijkheid van hem is veranderd. De jeugdbeschermer moet het programma van [verzoekster] zelfs versnellen om haar sterk genoeg te maken voor een doorplaatsing naar haar voormalige open groep.
Op grond van het vorenstaande is een machtiging voor een verblijf van [verzoekster] in een gesloten accommodatie tot 22 april 2022 naar het oordeel van het hof noodzakelijk, ook al voelt [verzoekster] zich niet prettig en niet veilig tussen de meiden op de gesloten groep. Het hof hoopt dat [verzoekster] de komende weken bij het opbouwen van haar vrijheden laat zien dat zij zich kan houden aan afspraken, haar verantwoordelijkheid neemt en open kan zijn. Indien de jeugdbeschermer mogelijkheden ziet om [verzoekster] eerder dan 22 april 2022 in een open setting te plaatsen, dan kan de jeugdbeschermer daartoe zelf besluiten.
5.11
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 6 januari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os-ten Have en A.L.H. Ernes, bijgestaan door de griffier, en is op 17 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.