ECLI:NL:GHARL:2022:2248

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
200.280.959/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over nevenwerkzaamheden en geheimhoudingsbeding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Bierens Incasso Advocaten B.V. tegen een uitspraak van de kantonrechter. De zaak betreft een oud-werknemer, [geïntimeerde], die na zijn dienstverband een eigen onderneming is gestart. Bierens stelt dat [geïntimeerde] in strijd heeft gehandeld met de arbeidsovereenkomst door bedrijfsdocumenten naar zijn privé e-mailadres te sturen en door het starten van een concurrerende onderneming zonder toestemming. De kantonrechter heeft de vorderingen van Bierens afgewezen, wat leidt tot het hoger beroep. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en oordeelt dat er geen overtreding van het nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding is aangetoond. Het hof concludeert dat Bierens onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde] bedrijfsgeheimen heeft geschonden of dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van Bierens worden afgewezen en de opheffing van de door Bierens gelegde beslagen wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof veroordeelt Bierens in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.280.959/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8139935)
arrest van 22 maart 2022
in de zaak van
Bierens Incasso Advocaten B.V.,
gevestigd te Veghel,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de kantonrechter: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Bierens,
advocaat: mr. D.A. Witberg, die kantoor houdt te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
bij de kantonrechter: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. N. Bakker, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 juni 2021 hier over.
1.2
In dit tussenarrest heeft het hof na het nemen van de memorie van antwoord in incidenteel appel een mondelinge behandeling bepaald. Deze is gehouden op 9 februari 2022. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.3
Daarna heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.

2.Waar gaat de zaak over en wat vindt het hof?

2.1
Bierens is een advocatenkantoor gespecialiseerd in nationale en internationale business-to-business incasso. [geïntimeerde] is op 1 december 2017 in dienst getreden bij Bierens als advocaat naar Italiaans recht. De arbeidsovereenkomst is op 1 februari 2019, door het niet verlengen van de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, geëindigd. In de periode van 27 maart 2018 tot en met 31 januari 2019 heeft [geïntimeerde] vanaf zijn zakelijke e-mailadres een aantal documenten naar zijn privé e-mailadres doorgestuurd. Daarnaast is hij een eigen onderneming ‘ [naam1] ’ gestart, die zich richt op internationale business-to-business incasso.
2.2
Volgens Bierens heeft [geïntimeerde] in strijd met de arbeidsovereenkomst en de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (Wbb) gehandeld. In verband hiermee heeft Bierens bij de kantonrechter in conventie gevorderd:
( a) een verbod op het onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen van Bierens;
( b) veroordeling van [geïntimeerde] tot het retourneren van alle door hem doorgestuurde documenten en bestanden en het vernietigen van kopieën daarvan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
( c) veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 25.000,- aan verbeurde boetes;
een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van rente, incasso-, beslag- en proceskosten.
In reconventie heeft [geïntimeerde] opheffing van de door Bierens gelegde beslagen gevorderd.
2.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van Bierens afgewezen en Bierens veroordeeld tot opheffing van de door haar ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslagen.
Bierens is in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld en alleen de kostenveroordeling in conventie is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4
In hoger beroep heeft Bierens gevorderd dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt en haar vorderingen in conventie alsnog toewijst. [geïntimeerde] vordert dat het hof de door de kantonrechter toegewezen opheffing van de door Bierens gelegde beslagen alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
2.5
Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat de vorderingen van Bierens niet toewijsbaar zijn en zal de veroordeling van Bierens tot opheffing van de gelegde beslagen alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het hof zal dit hierna verder toelichten.

3.De beoordeling van het hof in hoger beroep

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1
Partijen hebben ter zitting in hoger beroep bevestigd dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft omdat [geïntimeerde] in Nederland woont en dat zij uitgaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht.
Overtreden nevenwerkzaamheden- en geheimhoudingsbeding
3.2
Bierens heeft haar vordering tot betaling van € 25.000,- aan verbeurde boetes gebaseerd op overtreding van het nevenwerkzaamheden- en het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst. Deze twee contractuele bepalingen luiden, voor zover van belang, als volgt:
“11.Work performed for third parties
Employee acknowledges that the prior written permission of Employer is required for the performance of work for third parties or for the conduct of activities for her own account. (…)
In the event of a breach of the provisions of this Article, Employee shall be subject to
payment to Employee of an immediately due and payable penalty of EUR 1,000.00 for
each day that the breach continues, without prejudice to the right of Employer to claim
compensation for damage actually suffered. (…)
13.Confidentiality
Pursuant to the Counsel Act, every Employee of Bierens is under obligation of confidentiality concerning all matters handed by Bierens, its clients, and the nature and extent of their interests.
Without prejudice to the preceding clause, every Bierens Employee is under obligation of confidentiality regarding the company data of Bierens. Bierens has invested more than considerably in the development of operation and a detailed (and very accessible) digital client database, to which the employee has or can have access. It is fully in the interest of Bierens that this company data is not revealed to third parties or is used by an employee or ex-employee for his/her own benefit.
Employee is obliged, both during the period of the employment and after its termination, (with the exception of a legal requirement to furnish information) to maintain confidentiality as outlined above in respect of all information relating to Employer and its relations that s/he becomes aware of during his/her employment.”
3.3
De kantonrechter heeft geoordeeld dat van overtreding van deze bedingen niet is gebleken. Tegen dit oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Bierens op in hoger beroep. Volgens Bierens heeft de kantonrechter de bedingen te beperkt uitgelegd en daarom ten onrechte geoordeeld dat van overtredingen geen sprake is. Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
Nevenwerkzaamhedenbeding
3.4
Het staat vast dat [geïntimeerde] op 11 januari 2019 een eenmanszaak heeft ingeschreven bij de kamer van koophandel die zich bezighoudt met soortgelijke dienstverlening als Bierens. Ook staat vast dat [geïntimeerde] op 1 februari 2018 de domeinnaam ‘ [naam1] .com’ heeft geregistreerd en dat [geïntimeerde] in januari 2018 een factuur heeft ontvangen voor de opzet van zijn website en in oktober 2018 een offerte voor aanvullende werkzaamheden voor zijn website. Ook heeft [geïntimeerde] tijdens werktijd vanaf zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé e-mailadres diverse documenten verstuurd die nuttig kunnen zijn voor zijn website en/of onderneming.
3.5
De hiervoor genoemde activiteiten acht het hof, anders dan Bierens bepleit, op zichzelf onvoldoende om te kunnen aanmerken als nevenwerkzaamheden in de zin van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst. Bierens heeft uitsluitend verwezen naar de tekst van het beding en die tekst - waarover partijen niet hebben onderhandeld, zoals zij allebei ter zitting hebben bevestigd - rechtvaardigt redelijkerwijs niet een zó ruime uitleg van artikel 11 dat voorbereidingshandelingen als door [geïntimeerde] zijn ontplooid geacht worden onder dit artikel te vallen. Er bestaat onvoldoende grond voor de veronderstelling van Bierens dat voor het einde van het dienstverband daadwerkelijk bedrijfseconomische activiteiten zijn ontplooid binnen het kader van een eigen onderneming van [geïntimeerde] . Bierens stelt wel dat de website van [geïntimeerde] eerder dan april 2019 online is gegaan, wat [geïntimeerde] betwist, maar niet gebleken is dat [geïntimeerde] voor het einde van zijn dienstverband via zijn website contact heeft gelegd met potentiële klanten en offertes heeft uitgebracht dan wel andere wezenlijke activiteiten voor zijn onderneming heeft verricht. Gelet op het verweer van [geïntimeerde] dat dit een vriendendienst betrof, kan het 6 februari 2018 door [geïntimeerde] vanaf zijn zakelijke e-mailadres verzonden e-mailbericht aan Dr. [naam2] betreffende een voorstel voor termijnbetalingen van de heer [naam3] evenmin de conclusie dragen dat [geïntimeerde] zaken voor eigen rekening heeft gedaan. Ook in onderlinge samenhang beschouwd, leveren deze feiten een te smalle basis op om een overtreding van artikel 11 aan te kunnen nemen.
Geheimhoudingsbeding
3.6
Partijen zijn het er over eens dat het op grond van het geheimhoudingsbeding verboden is om ‘company data’ te gebruiken voor derden of voor eigen gebruik en dat vertrouwelijk omgegaan dient te worden met gegevens die een werknemer ter kennis komen. Vast staat dat [geïntimeerde] vanaf zijn zakelijke e-mailadres diverse documenten naar zijn privé e-mailadres heeft verzonden. Het betreft overeenkomsten van Bierens en standaardbrieven die zij hanteert bij de opstart van een incasso. Dat [geïntimeerde] deze informatie heeft gedeeld met derden of voor zichzelf heeft gebruikt is niet komen vast te staan. Bierens heeft dat vermoeden omdat [geïntimeerde] geen enkele noodzaak had voor zijn handelwijze, terwijl hij daarbij met het oog op zijn eigen onderneming wel een belang had. Op basis van een vermoeden kan echter geen schending van het geheimhoudingsbeding aangenomen worden. Het is evenmin gebleken dat [geïntimeerde] de op hem rustende verplichting heeft geschonden om vertrouwelijk met deze informatie om te gaan. De tekst van het geheimhoudingsbeding is onvoldoende om Bierens te kunnen volgen in haar stelling dat reeds het buiten het bedrijf van Bierens brengen van deze informatie (via het versturen van documenten van een zakelijk naar privé e-mailadres) een inbreuk op dit beding oplevert. Andere argumenten die steun voor een dergelijke uitleg kunnen bieden, heeft Bierens niet gesteld. Het hof oordeelt dat een overtreding van artikel 13 niet is komen vast te staan.
3.7
Gelet op het voorgaande is het hof net als de kantonrechter van oordeel dat van een overtreding van artikel 11 en/of artikel 13 van de arbeidsovereenkomst niet is gebleken. [geïntimeerde] is daarom geen boete op grond van artikel 11 en/of 15 van de arbeidsovereenkomst verschuldigd aan Bierens.
Wet bescherming bedrijfsgeheimen
3.8
Bierens betoogt dat de kantonrechter haar beroep op de Wbb ten onrechte heeft afgewezen. Volgens Bierens heeft [geïntimeerde] door documenten van zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé e-mailadres te versturen in strijd met de Wbb gehandeld. Het hof is van oordeel dat Bierens onvoldoende heeft onderbouwd dat zich onder de documenten die [geïntimeerde] naar zichzelf heeft gemaild informatie bevond die aan de drie cumulatieve eisen van artikel 1 van de Wbb voldoet. Ook in het geval wel sprake zou zijn van bedrijfsgeheimen in de zin van de Wbb, heeft Bierens onvoldoende gesteld dat sprake is van gebruik of openbaar maken van bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn verkregen, als bedoeld in artikel 2 van de Wbb. De hierop gebaseerde vorderingen van Bierens komen niet voor toewijzing in aanmerking.
Opheffing beslagen
3.9
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen, waarvoor Bierens beslagen heeft gelegd, worden afgewezen. Niet is gebleken van belangen die het voortduren van de beslagen desondanks rechtvaardigen. De grief van Bierens gericht tegen haar veroordeling tot opheffing van de ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslagen faalt.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.1
Het incidentele hoger beroep van [geïntimeerde] strekt ertoe dat de door de kantonrechter toegewezen veroordeling tot opheffing van de door Bierens gelegde beslagen alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betreft een vordering die op grond van artikel 234 Rv als incident had kunnen worden voorgelegd aan het hof. [geïntimeerde] heeft in deze procedure niet verzocht om een afzonderlijke beslissing op het incident maar kennelijk goedgevonden dat zijn vordering bij eindarrest zou worden beoordeeld.
[geïntimeerde] heeft belang bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Bierens maakt hier bezwaar tegen maar heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van [geïntimeerde] zou moeten wijken voor haar belang bij afwijzing van deze vordering. Het hof zal de toegewezen veroordeling van Bierens tot opheffing van de door haar gelegde beslagen daarom alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De slotsom

4.1
De grieven van Bierens falen. Bierens heeft geen bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en de in het vonnis toegewezen veroordeling van Bierens tot opheffing van de gelegde beslagen zal alsnog uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.3
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Bierens in de kosten van het hoger beroep veroordelen. Deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op
€ 332,- aan griffierecht en € 2.884,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief III à € 1.442,-).
Nu het incidenteel hoger beroep en de toelichting daarop beperkt van omvang is, ziet het hof geen aanleiding voor een afzonderlijke kostenveroordeling in het incidenteel hoger beroep.
4.3
[geïntimeerde] heeft ook nog verzocht om Bierens in de tolkkosten te veroordelen. Hoewel tolkkosten bij een proceskostenveroordeling tot de verschotten kunnen worden gerekend, moet van die kosten dan wel blijken uit de overgelegde stukken. In dit geval heeft [geïntimeerde] pas ter zitting aanspraak op een vergoeding van tolkkosten gemaakt, waarbij is gewezen op door deze tolk in het algemeen gehanteerde tarieven en geen deugdelijke specificatie is verstrekt van de hoogte en een onderbouwing van die kosten. Nu een dergelijke specificatie in deze zaak ontbreekt en Bierens zich verzet tegen toewijzing van een vergoeding, zal het hof geen vergoeding voor tolkkosten toewijzen.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Almere van 25 maart 2020 en verklaart dat vonnis wat betreft de toegewezen veroordeling van Bierens tot opheffing van al de door haar ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslagen alsnog uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt Bierens in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 332,- voor verschotten en op € 2.884,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, M.E.L. Fikkers en J. Schulp en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
22 maart 2022.