ECLI:NL:GHARL:2022:2237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
200.300.287
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met de minderjarige naar een andere plaats. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.P. Rietveld, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2021 te vernietigen, waarin de rechtbank de verhuizing had afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. F. van den Heuvel, voerde verweer en vroeg het hof de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige, die in 2016 is geboren. De moeder heeft aangevoerd dat zij genoodzaakt is te verhuizen vanwege haar partner, die mantelzorg voor zijn zus moet verlenen. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheid niet voldoende onderbouwt waarom de verhuizing ook in het belang van de minderjarige zou zijn. De minderjarige woont al haar hele leven in haar huidige woonplaats en heeft daar een sociaal netwerk opgebouwd.

Het hof heeft alle belangen afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de impact op de minderjarige en de betrokkenheid van de vader. Het hof concludeert dat de belangen van de moeder bij de verhuizing niet opwegen tegen het belang van de minderjarige om frequent contact te houden met beide ouders. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.287
(zaaknummer rechtbank Gelderland 369520)
beschikking van 22 maart 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.P. Rietveld te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. van den Heuvel te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 21 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 september 2021;
- het verweerschrift met productie;
- een journaalbericht van mr. I.P. Rietveld van 11 februari 2022 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 februari 2022 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat;
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016 te [woonplaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Bij ouderschapsplan van 30 november 2018 hebben partijen afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de (voorgenomen) verhuizing van de moeder naar [plaats] , de inschrijving van [de minderjarige] op een basisschool in [plaats] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- bepaald dat [de minderjarige] ingeschreven dient te blijven bij basisschool [de school1] en BSO [de school2] in [woonplaats1] ;
- het ouderschapsplan van 30 november 2018 gewijzigd en vastgesteld dat [de minderjarige] in beginsel elk weekend bij de moeder verblijft van vrijdagmiddag uit school (of 14.00) tot zondagmiddag 17.00, waarbij de moeder [de minderjarige] op vrijdagmiddag ophaalt (uit school) en de vader [de minderjarige] op zondagmiddag weer bij de moeder ophaalt;
- bepaald dat de moeder met ingang van de datum van verhuizing van de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] aan de vader zal betalen € 100,00 per maand.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en:
- haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen;
- [de minderjarige] (in overleg met de vader) op een school in [plaats] te plaatsen, en
- een verdeling in de zorg en opvoedtaken vast te stellen die inhoudt dat [de minderjarige] op door de vader aan te geven dagen in het weekend bij hem zal doorbrengen, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt van school en de moeder [de minderjarige] op zondag weer ophaalt bij de vader of dat de moeder [de minderjarige] zal halen en brengen.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Het belang van het kind is een overweging van de eerste orde, maar andere belangen kunnen zwaarder wegen (artikel 3 VRK).
5.2
Het hof neemt bij deze beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking en weegt alle betrokken belangen af, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.3
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
5.4
Het hof is van oordeel dat de rechtbank het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen op goede gronden heeft afgewezen. Het hof onderschrijft de motivering van de rechtbank, neemt deze -na eigen onderzoek- over en voegt hier het volgende aan toe.
5.5
De moeder heeft aangevoerd dat zij genoodzaakt is met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen omdat haar partner, met wie zij gaat samenwonen, wegens de mantelzorg voor zijn zus gebonden is aan de omgeving van [plaats] . Naar het oordeel van het hof is dit een omstandigheid die in de levenssfeer van de partner van de moeder ligt. Het hof begrijpt de wens van de moeder met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. De moeder onderbouwt niet waarom deze omstandigheid maakt dat het ook voor [de minderjarige] wenselijk en noodzakelijk is om naar [plaats] te verhuizen.
[de minderjarige] is inmiddels 5 jaar en woont vanaf haar geboorte in [woonplaats1] . Sinds november 2020 gaat zij in [woonplaats1] naar school en haar oma (mz) woont dicht in de buurt.
Hoewel de ouders over de verhuizing hebben gesproken zijn zij niet in staat gebleken zelf tot een oplossing te komen, ook niet met behulp van mediation. De moeder heeft op enig moment besloten naar [plaats] te verhuizen zonder dat overeenstemming was bereikt over de vraag of [de minderjarige] met haar mee zal verhuizen en zonder vervangende toestemming van de rechter. Onvoldoende is gebleken dat de verhuizing door de moeder is doordacht en is voorbereid. Het in hoger beroep opnieuw herhaalde advies van de raad dat het niet verstandig is dat [de minderjarige] naar [plaats] verhuist, heeft niet tot een andere beslissing van de moeder geleid.
Voor zowel [de minderjarige] als de vader is van belang dat de vader betrokken blijft in het dagelijks leven van [de minderjarige] . Dat is bij een verhuizing naar [plaats] niet het geval. De vader heeft bovendien aangegeven dat het gezien zijn werk in de horeca niet mogelijk is om zijn rooster zodanig aan te passen dat hij in het weekend vrij heeft. Bij een verhuizing naar [plaats] zou de zorgregeling van de vader dan ook beperkt worden tot zondagen. De door de moeder gedane voorstellen om een kilometervergoeding aan de vader te betalen en indien door de vader gewenst het halen en brengen van [de minderjarige] voor haar rekening te nemen, maken dit niet anders.
5.6
De moeder heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de wijze waarop de vader de dagelijkse zorg voor [de minderjarige] gaat invullen wanneer de vervangende toestemming om te verhuizen niet wordt verleend. Zowel in zijn verweerschrift als tijdens de zitting is de vader ingegaan op de zorgen van de moeder. Zo heeft de vader aangegeven de afhaalmaaltijden voor zijn eigen bedrijf tijdens de schooltijden te bereiden en dat hij na school alle tijd voor [de minderjarige] heeft. Voor de donderdagen na school heeft de vader opvang geregeld voor [de minderjarige] . Het hof is met de raad van oordeel dat de vader enige bestaande zorgen voldoende heeft geadresseerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de opvoedvaardigheden van de vader.
5.7
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de belangen van de moeder bij de verhuizing met [de minderjarige] naar [plaats] , zoals die door haar naar voren zijn gebracht, minder zwaar wegen dan het belang van [de minderjarige] bij het behoud van frequent contact en een relatie met beide ouders en het belang van de vader bij bestendiging van het bestaande contact met [de minderjarige] . Het hof zal de bestreden beschikking wat betreft de vervangende toestemming om te verhuizen bekrachtigen en komt niet toe aan de overige verzoeken van de moeder.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os-ten Have, en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 22 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.