Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor haar verhuizing met de minderjarige naar een andere plaats. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.P. Rietveld, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2021 te vernietigen, waarin de rechtbank de verhuizing had afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. F. van den Heuvel, voerde verweer en vroeg het hof de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige, die in 2016 is geboren. De moeder heeft aangevoerd dat zij genoodzaakt is te verhuizen vanwege haar partner, die mantelzorg voor zijn zus moet verlenen. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheid niet voldoende onderbouwt waarom de verhuizing ook in het belang van de minderjarige zou zijn. De minderjarige woont al haar hele leven in haar huidige woonplaats en heeft daar een sociaal netwerk opgebouwd.
Het hof heeft alle belangen afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de impact op de minderjarige en de betrokkenheid van de vader. Het hof concludeert dat de belangen van de moeder bij de verhuizing niet opwegen tegen het belang van de minderjarige om frequent contact te houden met beide ouders. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de moeder afgewezen.