ECLI:NL:GHARL:2022:2155

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
21/00187
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag Bedrijfsinvesteringszone Vastgoed 2018

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 december 2020, betreffende de aanslag Bedrijfsinvesteringszone Vastgoed (BIZ) voor het belastingjaar 2018. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat de aanslag van € 240 moet worden vernietigd. Tevens heeft hij toegezegd het door belanghebbenden betaalde griffierecht en de proceskostenvergoeding van € 244,61 te vergoeden. Het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van belanghebbenden gegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de aanslag BIZ 2018. De heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbenden en moet het betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar toegezegd dat hij de aanslagen BIZ over de belastingjaren 2019, 2020, 2021 en 2022 zal vernietigen of niet zal opleggen, wat betekent dat belanghebbenden hun lopende bezwaren en beroepen zullen intrekken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 21/00187
uitspraakdatum: 22 maart 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van

[belanghebbende1] en [belanghebbende2] (hierna: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 december 2020, nummer Awb 19/1280, in het geding tussen belanghebbenden en
de ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen van de Regionale Belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte(hierna: de heffingsambtenaar)

Procesverloop

1. Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar verklaard dat, gelet op het ter zitting gevoerde debat, de aan [belanghebbende2] opgelegde aanslag Bedrijfsinvesteringszone Vastgoed (hierna: BIZ) voor het belastingjaar 2018, ten bedrage van € 240, moet worden vernietigd. Verder heeft de heffingsambtenaar toegezegd het door belanghebbenden betaalde griffierecht alsmede de door belanghebbenden gevraagde proceskostenvergoeding van € 244,61 te vergoeden.
2. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen, waarbij wordt opgemerkt dat de Rechtbank reeds heeft beslist dat de heffingsambtenaar het griffierecht voor het beroep in de bij de Rechtbank met deze zaak samenhangende WOZ-zaak met nummer Awb 19/1279, van € 47, dient te vergoeden. Die beslissing blijft in stand. De Rechtbank heeft in de BIZ-zaak met nummer Awb 19/1280 geen griffierecht geheven.
3. Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbenden gegrond.
4. Voorts heeft de heffingsambtenaar toegezegd dat hij de aan belanghebbenden opgelegde aanslagen BIZ over de belastingjaren 2019, 2020, 2021 en 2022 eveneens zal vernietigen of indien nog niet opgelegd, niet zal opleggen. Belanghebbenden zullen na vernietiging de daartegen nog lopende bezwaren en beroepen intrekken, eventueel indien van toepassing onder een verzoek tot vergoeding van proceskosten.

Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voorzover het de beslissing omtrent de aanslag BIZ 2018 betreft,
– verklaart het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep betreffende de aanslag BIZ 2018 gegrond,
– vernietigt de aanslag BIZ over het belastingjaar 2018,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbenden voor een bedrag van € 244,61,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbenden het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. M. Harthoorn en mr. J.A. Monsma, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 22 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd De voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen
(A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 maart 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.