In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 november 2020. Belanghebbende had een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2015 ontvangen, waartegen bezwaar was gemaakt. De Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof.
Tijdens de zitting op 8 februari 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende, J. Sierts, de zaak toegelicht. De Inspecteur had inmiddels medegedeeld dat de navorderingsaanslag zou worden vernietigd, omdat er geen nieuw feit of fout was dat de navordering rechtvaardigde. Dit leidde tot de vraag of het hoger beroep nog ontvankelijk was, nu de navorderingsaanslag was vernietigd.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen procesbelang meer had, aangezien de navorderingsaanslag was vernietigd en er geen schade was geleden buiten de proceskosten. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 3.305, en het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.