ECLI:NL:GHARL:2022:2017

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
200.290.399/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenbericht in appartementsrecht geschil

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2022, gaat het om een geschil tussen meerdere verzoekers en een verweerster over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een appartementsrecht (ligplaats) op een woonschepenhaven. De verzoekers, die gezamenlijk een voorlopig deskundigenbericht hebben aangevraagd, stellen dat er geen wilsovereenstemming is bereikt met de verweerster over de verkoop van het appartementsrecht. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de vorderingen van de verzoekers afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat er wel wilsovereenstemming was, maar het hof komt tot de conclusie dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.

De verzoekers hebben in hoger beroep een verzoek ingediend om een deskundige te benoemen die onderzoek moet doen naar de kavelgrens tussen de appartementsrechten. De verweerster heeft hiertegen verweer gevoerd en een tegenverzoek gedaan tot het houden van een gerechtelijke plaatsopneming. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 21 juli 2021 gehouden en op 12 oktober 2021 een tussenarrest gewezen waarin een gerechtelijke plaatsopneming is bevolen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verzoekers geen voldoende belang hebben bij het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, omdat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure al heeft vastgesteld dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het verzoek is afgewezen en de verzoekers zijn veroordeeld in de proceskosten van de verweerster, die zijn vastgesteld op € 1.452,- inclusief verschotten en salaris advocaat, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.399/02
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 171241)
beschikking van 15 maart 2022
in de zaak van

1.[verzoeker1] ,

2. [verzoekster2],
3. [verzoeker3],
4. [verzoekster4],
5. [verzoeker5],
6. [verzoekster6],
7. [verzoeker7],
8. [verzoekster8],
allen wonende in [woonplaats1] ,
verzoekers tot een voorlopig deskundigenbericht,
verweerders met betrekking tot het verzoek tot gerechtelijke plaatsopneming,
hierna gezamenlijk te noemen:
[verzoekers] c.s.,
advocaat: mr. J.A. Abma, die kantoor houdt in Leeuwarden,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster met betrekking tot het verzoek tot een voorlopig deskundigenverzoek,
verzoekster tot een gerechtelijke plaatsopneming,
hierna:
[verweerster],
advocaat: mr. R. Glas, die kantoor houdt in Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1
[verzoekers] c.s. hebben tijdens het door hun aanhangig gemaakte hoger beroep (hierna: de bodemprocedure) tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 18 november 2020, in een verzoekschrift, met producties, binnengekomen op de griffie op 31 maart 2021, verzocht om met betrekking tot de in het verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden een voorlopig deskundigenbericht te bevelen.
1.2
Bij verweerschrift, met daarin opgenomen een tegenverzoek tot het houden van een voorlopige gerechtelijke plaatsopneming, bij de griffie binnengekomen op 17 mei 2021, heeft [verweerster] geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van [verzoekers] c.s. tot betaling van de kosten van het geding.
1.3
[verzoekers] c.s. hebben op 28 juni 2021 een verweerschrift ingediend tegen het verzoek om een gerechtelijke plaatsopneming te houden en hebben verzocht het verzoek af te wijzen.
1.4
De mondelinge behandeling in deze rekestprocedure heeft plaatsgevonden op
21 juli 2021. Het proces-verbaal van die zitting is aan het dossier toegevoegd. In overleg met partijen is de uitspraak in deze zaak gelijktijdig bepaald met het arrest in de bodemprocedure.
1.5
Op 12 oktober 2021 is een tussenarrest gewezen waarin een gerechtelijke plaatsopneming is bevolen, die heeft plaatsgehad op 16 december 2021. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan de dossier is toegevoegd. Uitspraak is vervolgens bepaald op 15 maart 2022.

2.De feiten

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [verzoekers] c.s. van [verweerster] een appartementsrecht (ligplaats) op een woonarkenpark hebben gekocht en levering daarvan kunnen afdwingen. Het hof zal tot de conclusie komen dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.
2.2.
De rechtbank heeft in het vonnis van 18 november 2020 voor zover van belang in deze procedure de vorderingen van [verzoekers] c.s. afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt over de verkoop van het appartementsrecht 10, zonder de insteekhaven van [verweerster] en heeft een verklaring voor recht gegeven dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden.
2.3.
[verzoekers] c.s. zijn tegen dat eindvonnis in hoger beroep gegaan. Het hoger beroep is bij het hof geregistreerd onder nummer 200.290.399/01.

3.De beoordeling

3.1
[verzoekers] c.s. verzoeken het hof een deskundige te benoemen, die onderzoek zou moeten doen en rapporteren in een voorlopig deskundigenbericht over de in het verzoekschrift verwoorde vragen. De vragen hebben betrekking op de vaststelling van de kavelgrens tussen twee aan [verweerster] toebehorende appartementsrechten, in het bijzonder of de insteekhaven die [verweerster] in 2009 heeft laten aanleggen en de strook grond in het verlengde daarvan tot het aan [verzoekers] c.s. verkochte behoort. [verzoekers] c.s. voeren aan dat als door middel van het deskundigenonderzoek de stelling van [verzoekers] c.s. over de kavelgrens kan worden bewezen, daarmee bewezen kan worden dat [verweerster] het verkochte appartementsrecht niet aan [verzoekers] c.s. heeft kunnen leveren en dat [verweerster] wanprestatie heeft gepleegd, terwijl omgekeerd [verzoekers] c.s. niet in verzuim zijn gekomen en dat [verweerster] ten onrechte de koopovereenkomst heeft ontbonden. Daarnaast zou dit voor [verzoekers] c.s. een ingang
geven voor een beroep op dwaling en compensatie van nadeel op grond van dwaling.
3.2
[verweerster] heeft verzocht het verzoek af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het voor de hiervoor genoemde juridische vraagpunten niet van belang is waar de kavelgrens loopt. Daarvoor is alleen de uitleg van de koopovereenkomst van belang. Nu de uitkomst van de vragen niet van belang is voor de uitkomst van de zaak, ontbreekt het belang bij het verzoek. Daarnaast heeft [verweerster] aangevoerd dat het verzoek prematuur is en voor zover nodig in de bodemprocedure kan worden bevolen. [verweerster] heeft subsidiair bezwaar gemaakt tegen de vraagstelling.
3.3
[verweerster] heeft een tegenverzoek gedaan tot het houden van een gerechtelijke plaatsopneming. [verzoekers] c.s. hebben zich verzet tegen het verzoek tot gerechtelijke plaatsopneming. De gerechtelijke plaatsopneming is zoals hiervoor vermeld in de bodemprocedure bij arrest van 12 oktober 2021 bevolen en heeft inmiddels plaatsgehad, zodat dit verzoek verder onbesproken kan blijven.
3.4
Tijdens een reeds aanhangig geding kan een voorlopig deskundigenbericht op verzoek van een partij worden bevolen (art. 202 lid 2 Rv). Een voorlopig deskundigenonderzoek kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure voort te zetten.
3.5
De rechter moet een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel toewijzen, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden (zie onder meer HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:482). Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610).
3.6
Naar het oordeel van het hof moet het verzoek worden afgewezen, omdat [verzoekers] c.s. daarbij geen voldoende belang hebben zoals bedoeld in artikel 3:303 BW. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
3.7
In het arrest in de bodemprocedure heeft het hof geoordeeld dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Om die reden hebben [verzoekers] c.s. bij hun verzoek geen voldoende belang (meer) als bedoeld in artikel 3:303 BW.
3.8
De slotsom luidt dan ook dat het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek zal worden afgewezen. [verzoekers] c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van deze verzoekschriftprocedure. Deze worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op aan verschotten € 338,- en op € 1.114,- voor salaris advocaat in overeenstemming met het liquidatietarief (1 punt in tarief II). Er worden in dit geding niet afzonderlijk punten toegekend voor de mondelinge behandeling ter plaatse.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek van [verzoekers] c.s. af;
veroordeelt [verzoekers] c.s. in de kosten van [verweerster] , tot aan deze uitspraak vastgesteld op
€ 338,- voor verschotten en op € 1.114,- voor salaris advocaat te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Tubben, J.H. Kuiper en M.W. Zandbergen, bijgestaan door de griffier, en is op 15 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.