Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Kern van de zaak en de beslissing
2.Het procesverloop tot nu toe
3.De verdere beoordeling in hoger beroep
Afstand van vernietigingsmogelijkheid
€ 800.000 waarvan partijen in maart 2019 uitgingen. Dat betekent dat sprake is van benadeling voor meer dan een vierde ten opzichte van de waarde van € 800.000 die in de overeenkomst van 12 maart 2019 wordt aangehouden en dat is ook zo als alleen wordt uitgegaan van de hogere waarde van de volle eigendom die [de taxateur4] tot uitgangspunt neemt.
(€ 800.000 - € 975.000) en het aanbod van Vader van 4 februari 2019, is naar het oordeel van het hof niet relevant. Anders dan de algemene regeling van dwaling in artikel 6:228 BW, is voor de bijzondere regeling van artikel 3:196 BW geen causaal verband vereist tussen de dwaling en de rechtshandeling. Indien een deelgenoot dwaalt omtrent de waarde van te verdelen goederen en daardoor voor meer dan een vierde wordt benadeeld, is de verdeling vernietigbaar. Overigens merkt het hof op dat tussen partijen vaststaat dat zij ten tijde van totstandkoming van de overeenkomst van 12 maart 2019 beiden van een waarde van (meer dan) € 800.000 uitgingen, zodat niet ter zake doet of Vader zich daarbij op de inschatting van [naam1] heeft gebaseerd. Ook dit verweer heeft Zoon dus onvoldoende onderbouwd.