Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar zoon, geboren in 2008. De moeder had een relatie met de vader van de minderjarige, die niet de biologische vader is, maar wel als opvoeder heeft gefunctioneerd. De rechtbank Overijssel had eerder op 24 september 2021 het gezag van de moeder beëindigd, waarbij de gecertificeerde instelling tot voogd was benoemd. De moeder ging in hoger beroep omdat zij het niet eens was met deze beslissing en vond dat het hof het verzoek van de raad om haar gezag te beëindigen moest afwijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de minderjarige een liefdevolle band hebben, maar dat de moeder niet in staat is om de benodigde opvoeding en begeleiding te bieden. De minderjarige heeft in zijn leven veel negatieve ervaringen opgedaan en heeft behoefte aan stabiliteit en duidelijkheid. Het hof heeft de persoonlijke problematiek van de moeder meegewogen, waaronder haar traumatische verleden en de hulp die zij nodig heeft. Het hof concludeert dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige is verstreken en dat het in zijn belang is dat er duidelijkheid komt over zijn opgroeiperspectief. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft de moeder aangespoord om emotionele toestemming te geven aan de minderjarige dat hij niet bij haar zal opgroeien.
De uitspraak benadrukt het belang van de belangen van het kind en de noodzaak van een stabiele opvoedingssituatie. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de moeder afgewezen.