In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter in Groningen, waarin de arbeidsovereenkomst met Hago Rail Services B.V. (HRS) is ontbonden. De centrale vraag is of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever of de werknemer, en of [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van HRS, omdat [verzoeker] nooit eerder had geklaagd over discriminatie en racisme op de werkvloer. Het hof bevestigt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ontbonden kon worden zonder dat HRS een transitievergoeding verschuldigd was. Wel oordeelt het hof dat de loonstop die HRS had opgelegd aan [verzoeker] niet terecht was, en kent het hof hem het loon over de periode van de loonstop toe, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de overwegend in het ongelijk gestelde partij, [verzoeker].