ECLI:NL:GHARL:2022:1708

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
200.305.452/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een dertienjarige minderjarige, aangeduid als [verzoekster/de minderjarige]. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en had een problematische opvoedingssituatie. De kinderrechter had op 30 december 2021 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, omdat er ernstige zorgen waren over haar veiligheid en ontwikkeling. De minderjarige en haar advocaat verzochten het hof om deze beslissing te vernietigen, maar het hof oordeelde dat de eerdere beslissing van de kinderrechter juist was. Het hof benadrukte dat de minderjarige kwetsbaar is en dat haar veiligheid voorop staat. Ondanks haar verzoek om terug te keren naar haar moeder of naar een open groep, oordeelde het hof dat de gesloten plaatsing noodzakelijk blijft om haar te beschermen tegen risico's van beïnvloeding en misbruik. Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd en de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing in stand gehouden, met de hoop dat de minderjarige de positieve lijn in haar ontwikkeling kan vasthouden. Het hof heeft ook aangegeven dat er een gezinstaxatie zal plaatsvinden om te onderzoeken wat de beste omgeving voor haar is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.305.452/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 273751)
beschikking van 3 maart 2022
inzake
[verzoekster/de minderjarige],
verblijvende Stichting [naam1] te [verblijfplaats] ,
verzoekster hoger beroep,
advocaat: mr. M. Mulderij-Anker te Zwolle,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming (de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 30 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 20 januari 2022;
- een brief van de raad van 4 februari 2022;
- het verweerschrift met bijlage(n) van de GI van 8 februari 2022;
- het journaalbericht met bijlage(n) namens [verzoekster/de minderjarige] van 10 februari 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 februari 2022 plaatsgevonden. [verzoekster/de minderjarige] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is verschenen, via een
beeldbel-verbinding, [naam2] . De moeder is (als informant) opgeroepen en verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een e-mail van de GI met bijlage(n) van 16 februari 2022
.
3. De feiten
3.1
[verzoekster/de minderjarige] is geboren [in] 2009. De moeder oefende tot het moment waarop zij onder curatele is gesteld het ouderlijk gezag over [verzoekster/de minderjarige] uit. Vanaf 2012 oefent de GI het gezag (voogdij) over [verzoekster/de minderjarige] uit. De juridische vader van [verzoekster/de minderjarige] is [naam3] . Hij en zijn andere kinderen zijn niet/nauwelijks bij [verzoekster/de minderjarige] betrokken.
3.2
[verzoekster/de minderjarige] functioneert op een moeilijk lerend niveau. Zij groeide (deels met een maatregel ondertoezichtstelling) op bij haar (alleenstaande) moeder. Haar vier oudere broers en zussen zijn niet bij de moeder opgegroeid.
[verzoekster/de minderjarige] en de moeder hebben jarenlang in een beschermde woonvorm gewoond bij een Regionale Instelling voor Beschermend en Begeleid Wonen (RIBW). Sinds een aantal jaren woonden zij zelfstandig met ambulante begeleiding vanuit een RIBW, [naam4] en [naam5] .
3.3
In 2020 is diagnostiek ingezet omdat de moeder en school grote zorgen hebben over met name de sociale ontwikkeling van [verzoekster/de minderjarige] . Tijdens het diagnostiek traject worden de zorgen over [verzoekster/de minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder zo groot, dat [verzoekster/de minderjarige] tijdelijk wordt opgenomen in het pleeggezin waar een oudere broer van haar is geplaatst. In september 2020 is zij overgeplaatst naar een gezinshuis. [verzoekster/de minderjarige] wilde daar niet blijven en is daar meerdere malen weggelopen. Eind 2020 wordt [verzoekster/de minderjarige] geplaatst op een (open) behandelgroep van [naam5] in [plaats1] . Er blijven grote zorgen over [verzoekster/de minderjarige] en er is meerdere keren geprobeerd om met [verzoekster/de minderjarige] afspraken te maken zodat haar veiligheid voldoende geborgd is. [verzoekster/de minderjarige] blijft alleen weglopen en in november 2021 zijn de zorgen over [verzoekster/de minderjarige] zo groot dat er een verzoek tot plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling bij de kinderrechter is ingediend. De kinderrechter geeft [verzoekster/de minderjarige] op 7 december 2021 een kans om een plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling te voorkomen. Op 24 december 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor [verzoekster/de minderjarige] voor de duur van twee weken.
3.4
Bij de bestreden beschikking van 30 december 2021 heeft de kinderrechter de GI een machtiging verleend om [verzoekster/de minderjarige] te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 30 december 2021 tot (uiterlijk) 30 juni 2022.
3.5
[verzoekster/de minderjarige] is vanaf 28 december 2021 geplaatst op een gesloten groep van Stichting [naam1] te [verblijfplaats] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster/de minderjarige] is het niet eens met de machtiging gesloten jeugdhulp die de kinderrechter heeft afgegeven en verzoekt het hof om die beslissing te vernietigen en het verzoek van de GI om die machtiging te verlenen alsnog af te wijzen dan wel voor kortere duur te verlenen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt de beslissing van de kinderrechter te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In de Jeugdwet staat in artikel 6.1.1, tweede lid, dat de kinderrechter een machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie kan verlenen wanneer naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.2
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter om een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing te geven een juiste beslissing is en is het ook eens met de uitleg die de kinderrechter voor die beslissing heeft gegeven. Het hof neemt daarom hier na eigen onderzoek die beslissing en die uitleg over en schrijft dit niet opnieuw op. De uitleg die het hof voor zijn beslissing geeft, is bedoeld voor iedereen in de procedure (zoals hierboven genoemd) maar is speciaal en in heldere taal geschreven voor de dertienjarige [verzoekster/de minderjarige] omdat het om haar gaat en het hof graag wil dat [verzoekster/de minderjarige] de uitleg goed begrijpt. Daarom gebruikt het hof hierna de ‘jij-vorm’.
5.3
Het hof zal bespreken wat jij, [verzoekster/de minderjarige] , en jouw advocaat hebben aangegeven over hoe het met je gaat en waarom jij vindt dat je niet (langer) op een gesloten plek hoeft te zijn.
5.4
Jij vindt dat jouw gedrag niet zo zorgelijk was en geen reden was voor een gesloten plaatsing. De gesloten plaatsing ervaar je als een straf voor het niet nakomen van de afspraken. Je vindt dat een te zwaar middel en je bent bang dat de problemen alleen maar erger worden. Je bent veruit de jongste op de groep en je voelt je er niet veilig en vertrouwd. Je mist perspectief en wilt graag een tweede kans krijgen. Het liefst wil je bij je moeder in [plaats2] wonen, waar je tot halverwege 2020 hebt gewoond. Bij haar voel je je fijn, houd je je aan de afspraken en heb je vrienden die een goede invloed op je hebben. Als je niet bij je moeder mag wonen dan wil je naar een open groep. De gesloten plaatsing vind je onterecht. Het hof denkt daar anders over en zal uitleggen waarom.
Jouw moeder houdt veel van jou. Zij wil ook graag voor jouw zorgen maar zij heeft daarbij, om wie zij is en wat zij heeft meegemaakt, (intensieve) hulp nodig om dat genoeg te kunnen doen. Die hulp is ook ingezet maar toch ontstonden er grote zorgen over jou. Thuis bij je moeder, maar ook in het gezinshuis en op de open groep van [naam5] hield je je niet aan de afspraken. Zo onttrok je je aan het gezag van de groepsleiding en hulpverlening, liep je (ook in de nacht) vaak weg en verzuimde je van school. Jij bent nog maar net dertien jaar en je bent nog heel kwetsbaar. Je bent moeilijk lerend maar verbaal sterk, hebt weinig zelfvertrouwen en je hebt behalve je moeder, geen stabiel steunend netwerk om jou heen.
Dat maakt jou extra kwetsbaar voor beïnvloeding en misbruik. Dat is heel zorgelijk omdat jij telkens vermist wordt en er dan geen zicht is op wat je doet, waar je bent en met wie jij omgaat. Wel wordt (door de politie) gezien dat jij met oudere en risicovolle jongeren omgaat waarbij er ook vermoedens zijn dat er alcohol en drugs wordt gebruikt. Ook is bekend dat jij seksueel actief bent en er op dat gebied ook al daadwerkelijke misbruik van jou is gemaakt. Zo ben jij gedwongen om naaktfoto’s van jezelf te versturen. Ook dat geeft veel zorgen. Jouw veiligheid bij je moeder, in het gezinshuis en later op de open groep konden niet langer worden gewaarborgd.
De plek waar je nu wil wonen is weer terug bij je moeder of weer op een open groep. Je vraagt het hof om je opnieuw een kans te geven.
Ondanks je jonge leeftijd en het feit dat het hof je een warme en vertrouwde omgeving in een open setting gunt om in op te groeien, is het hof het eens met de beslissing van de kinderrechter om de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing aan de GI te verlenen. Er zijn jou al veel kansen gegeven en jouw veiligheid moet nu voorop komen te staan. Ook vindt het hof het van belang dat er rust en stabiliteit komt in jouw opvoedingsomgeving. De afgelopen jaren zijn daarin veel wisselingen geweest en zijn daarmee voor jou ook heel onrustig geweest. Het is positief dat het nu weer beter met jou lijkt te gaan en jij je beter aan afspraken houdt.
5.5
Het hof heeft nagedacht over het inkorten van de termijn van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing, omdat het positief is om te horen dat het nu beter met je gaat en je je aan de afspraken houdt. Toch ziet het hof hiervan af.
5.6
Gelet op de korte periode van de positieve lijn die je laat zien, vindt het hof het voor jouw veiligheid en ontwikkeling noodzakelijk dat je nog op de gesloten groep blijft. Het hof hoopt dat je de positieve lijn vasthoudt. De GI zal samen met jou gaan bekijken wat voor jou de beste plek is, waar jij je fijn voelt en waar jij tot je recht komt, want dat verdien jij. Hierbij zal ook de mogelijkheid worden meegenomen om jou weer bij je moeder te laten wonen, eventueel onder voorwaarden. Om te weten wat de beste plek voor jou is, moet ook duidelijk zijn wat jij nodig hebt in je ontwikkeling en opvoedomgeving en wat je moeder jou daarin kan bieden. Zoals op de zitting is besproken, zal binnenkort een onderzoek starten (de gezinstaxatie) om op die vragen een antwoord te krijgen. Een zorgvuldig onderzoek zal tijd kosten en de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing geldt feitelijk nog maar voor een periode van ongeveer vier maanden. Het hof vindt het daarom niet in jouw belang om de termijn van de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing in te korten.
5.7
Kort samengevat, het hof zal de beslissing van de kinderrechter in stand laten.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 30 december 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Kleefmann, I.A. Vermeulen en
M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. L.N. Tabak als griffier, en is op 3 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.