In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van belastingcentrum Tribuut tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd en hem opgedragen om binnen drie maanden opnieuw uitspraak te doen. De heffingsambtenaar had leges in rekening gebracht voor een omgevingsvergunning, maar de belanghebbende, een B.V., was het niet eens met de hoogte van deze leges en had hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de legesnota niet in overeenstemming was met de wetgeving omtrent de opbrengstlimiet van leges, zoals vastgelegd in artikel 229b van de Gemeentewet.
Tijdens de zitting bij het Hof op 10 november 2021 werd de gemachtigde van de belanghebbende gehoord, maar de heffingsambtenaar voldeed niet aan het verzoek van het Hof om aanvullende informatie te verstrekken. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de tarieven voor de leges in de nieuwe Legesverordening 2018 in overeenstemming waren met de geraamde baten en lasten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond was. De heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en er werd griffierecht opgelegd.