Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De feiten
4.Wat is het oordeel van het hof?
in de staat waarin hij haar heeft ontvangen’ (artikel 7:605 lid 4 BW). Bij de bewaring moet de bewaarnemer ‘
de zorg van een goed bewaarder in acht nemen’ (artikel 7:602 BW).
goed zijn geoogst, goed in de bewaarkisten zijn gekomen met mooie, vochtige grond en van goede kwaliteit waren’ (dagvaarding sub 9), maar dat ten tijde van (de diverse momenten van) het uitschuren daarvan sprake was van behoorlijke wortelgroei, uitgroei van loof en bruine en zwarte vlekken. Deze wijze van teruggeven van de peen was, volgens [appellant] , niet contractconform, kan niet anders zijn veroorzaakt dan door een onjuiste wijze van inkoelen en bewaren van de peen en levert dus een tekortkoming van [geïntimeerde] in de nakoming van de overeenkomst op. [geïntimeerde] heeft een en ander gemotiveerd weersproken.
de invloed van pathogenen, groeiomstandigheden en oogstomstandigheden op het bewaarresultaat uit te sluiten’ (rapport [de deskundige1] p. 43). De vergelijking heeft feitelijk plaats gevonden door onderzoek door beide deskundigen aan 24 kisten peen die door [appellant] en [geïntimeerde] op 5 maart 2018 waren gemerkt met een ‘X’ en de in het koelhuis van Baetsen opgeslagen peen. [de deskundige1] heeft ook het koelproces bij [geïntimeerde] onderzocht. Op basis van deze onderzoeken concluderen de deskundigen dat de peen bij [geïntimeerde] niet goed is ingekoeld en bewaard en dat de schade aan de peen daardoor is veroorzaakt.
echt sprake is van één partij in bewaartechnische zin’. Om aan dat criterium te voldoen moet volgens hem voldaan worden aan een aantal voorwaarden:
Het resultaat van het spoelen van de partij afkomstig uit de koeling van [naam1] was dat uit 14 kisten peen 6.362 kg B en C peen (niet klasse I waardig) en 5.886 kg voerpeen is gesorteerd. Het percentage tarra is daarmee vastgesteld op 48.1%. Totaal per kist dus 874 kg waarvan 454 kg afleverbaar.
correct acht, mede gebaseerd op andere gegevens’. Onduidelijk is welke andere gegevens worden bedoeld en waarom de deskundige dus de opgegeven gegevens als juist aanmerkt voor de gehele toen nog bij Baetsen aanwezige (van [appellant] afkomstige) hoeveelheid peen.
op 16 en 17 oktober’ 2017 was geoogst. In een e-mail van 20 maart 2018 (bijlage 35 bij het rapport) spreekt hij over zes gespoelde kisten die ‘
zijn aangevoerd op 16 oktober jl’. Over 17 oktober wordt daarin niet gesproken. In die e-mail zegt [de deskundige2] ook dat niet meer te herleiden was op welk tijdstip de zes gespoelde kisten op 16 oktober 2017 waren aangevoerd. Die opmerking suggereert dat dit gegeven van belang kan zijn, maar de deskundige verbindt desondanks aan deze informatielacune geen gevolg in zijn rapport. Is het nu zo dat uitsluitend op 16 oktober 2017 bij Baetsen én [geïntimeerde] in opslag gekomen peen met elkaar is vergeleken en dat die partijen vergelijkbaar waren? De rapportage van beide deskundigen is op dit punt onvoldoende duidelijk.
eind april 2017’ en van het door de zaadleverancier opgegeven aantal groeidagen van 140 tot 150. Indien gerekend wordt per 1 mei 2017 bedroeg het feitelijk aantal groeidagen (berekend tot en met 15 oktober 2017) 168. Een overschrijding dus ten opzichte van het opgegeven aantal groeidagen. Aan dit gegeven verbindt de deskundige [de deskundige2] , hoewel hij de zaaidatum en het aantal groeidagen kennelijk het vermelden waard en dus van belang vindt, geen gevolgen. Hij legt echter niet uit dat en waarom aan dat gegeven geen gevolgen verbonden behoeven te worden.
De daarbij gewenste inkoeltijd is 8 dagen’, aldus [de deskundige1] (rapport p. 11).
De onderhavige peen bij [appellant] van het ras Priam had rooibeschadiging, zoals gebruikelijk bij het oogsten voorkomt. Een belangrijk onderdeel daartoe, is dat de wondheling in combinatie met de schimmelaantasting zo mogelijk voorkomen of beperkt moet worden. Peen moet daarom zo snel mogelijk ingekoeld worden naar een temperatuur van 5°C en daarna een langzame inkoeling naar plus 0°C.’
Het berekende verloop van het inkoeltraject en de waargenomen producttemperatuur van 8°C tot 9°C op 2 november 2017 die bewaarnemer heeft doorgegeven aan bewaargever(…)’
Daarnaast is de microbiologische analyse ook een aanwijzing. Om de groei van Chalara thielavioides te voorkomen moet de temperatuur onder de 5°C zijn. Bij langzame afkoeling krijgt deze schimmel, die als rustspore in de grond aanwezig zal zijn, een kans zich snel uit te breiden. Dit gegeven wijst ook op een te langzame inkoeling.’
onverwacht’ veel vlekken aangetroffen. Juist de aanwezigheid van (in het bijzonder: zwarte) vlekken is in deze zaak het probleem. Bij analyse van de door [de deskundige1] en [de deskundige2] onderzochte peen zijn die zwarte vlekken aangetroffen. Monsters daarvan zijn geanalyseerd en die analyse leidde tot de conclusie dat deze waren veroorzaakt door de schimmel Chalara thielavioides (rapport [de deskundige1] p. 36). Met dit onverwacht vaak aantreffen van zwarte vlekken (indien juist) is nog niet uitgesloten dat zwarte vlekken ook kunnen ontstaan door slecht inkoelen en/of bewaren, maar dan zal de nadruk vooral komen te liggen op de vraag of inkoeling en bewaring goed zijn verlopen. Minder overtuigend wordt dan de hiervoor gegeven onderbouwing van [de deskundige1] dat het aantreffen van zwarte vlekken op zichzelf al wijst op te langzame inkoeling.
Het geconstateerde stapelpatroon, de waargenomen luchtsnelheden, de rookproef die een warmte overdracht op basis van hoofdzakelijk vrije convectie zeer aannemelijk maken.’
In cel 4 zijn deze waarnemingen niet gedaan omdat de cel al voor een gedeelte leeg
conclusiesdie in de beide rapporten getrokken worden kunnen bezwaarlijk anders gezien worden dan als ondersteuning voor de stellingen van [appellant] . Deze heeft zijn stellingen dan ook, onder andere met die rapporten, voldoende onderbouwd en daarmee aan zijn stelplicht voldaan. Een andere kwestie is of die stellingen met beide rapporten bewezen zijn. Dat is niet het geval. Uit het voorgaande blijkt wel dat de rapportage van de deskundigen op dit moment meer vragen oproept dan beantwoordt. In het bijzonder geldt dat vooralsnog sprake lijkt te zijn van een niet representatieve steekproef, onvoldoende onderzochte bewaartechnische vergelijkbaarheid van de peen uit de steekproef met die bij Baetsen en een onzuivere vergelijking tussen die twee partijen peen.
bevolen’, artikel 194 lid 5 Rv dat op grond van artikel 205 lid 1 Rv ook bij een voorlopig deskundigenbericht van toepassing is) een nadere mondelinge toelichting te geven op hun rapportage. Daarbij zullen in het bijzonder de aspecten aan de orde komen die hiervoor zijn benoemd, maar overige onderdelen van hun rapportage kunnen eveneens aan de orde worden gesteld. Daarna zijn partijen in de gelegenheid hun reactie (in een akte ter rolle) te geven op de nadere, mondelinge, toelichting van de deskundigen. Vervolgens zal het hof de zaak opnieuw beoordelen.
Het komt erop neer dat de peen te langzaam is ingekoeld en bij te hoge temperaturen is bewaard. Hierdoor is de peen bewaarproblemen met genoemde schimmelvlekken op de peenhuid gaan vertonen en vroegtijdig gaan hergroeien.’
5.De beslissing
22 maart 2022gelegenheid hebben om te verzoeken dat de hiervoor bedoelde zitting zal plaatsvinden ten overstaan van de meervoudige kamer in plaats van de raadsheer-commissaris;
beidepartijen, van hun advocaten en van de beide deskundigen [de deskundige1] en [de deskundige2] dient op te geven op de roldatum
22 maart 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;