Uitspraak
CBS,
[geïntimeerde],
behandelend advocaat mr. J.C. Brouwer.
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
voor18 februari bij die € 38.000,- opgeteld mocht worden. De volgende dag heeft [naam1] aan [naam3] en CBS bericht dat bij de door hem op 18 februari genoemde bedragen (€ 20.000 ex btw bouwkundig en € 18.000 ex btw voor het installatiewerk) niet was inbegrepen wat voor 18 februari nog gefactureerd moest worden.
3.Het oordeel van het hof
- Omdat hij zich er ernstig zorgen over maakte dat hij het huis niet meer zou kunnen afkrijgen ‘voor de laatste centen’, heeft [geïntimeerde] op 15 februari 2019 de bestuurders van CBS en [naam1] (de heren [naam2] en [naam1] ) gevraagd of zij om tafel wilden komen zitten: ‘ik wil sowieso nog met jullie doornemen wat één en ander gaat kosten en waar we nog wat kunnen bezuinigen’;
- Dit heeft geleid tot een overleg op 18 februari 2019 op het kantoor van CBS tussen [naam2] , [naam1] , [geïntimeerde] en zijn partner, mevrouw [de partner] . Zij heeft van dit overleg een verslag gemaakt waarin staat dat [naam1] heeft aangegeven dat de rotte kozijnen er nog best een aantal jaren konden blijven zitten, aangezien het eind van het budget in zicht was. [naam1] zou verder hebben aangegeven dat de werkzaamheden op het dak nog € 20.000,- zouden gaan kosten en dat de kosten van het installatiewerk € 15.000,- zouden zijn. Zowel [naam1] als [naam2] bevestigde dat de afgegeven richtprijs kon uitlopen met 10% en dat moest worden gerekend met een maximaal bedrag van € 38.000-, aldus nog steeds dit verslag.
- Op 18 april 2019 heeft opnieuw een bespreking plaatsgehad. Ook daarvan is door [de partner] een verslag gemaakt. Zij schrijft daarin dat volgens [naam1] is afgesproken dat nog € 38.000,- zou worden gefactureerd vanaf 18 februari 2019; “Dus alles wat nog vóór deze datum is uitgevoerd en nog niet is gefactureerd, komt bovenop dit bedrag. [de partner] beaamt dat dit inderdaad zo gezegd is tijdens het gesprek op 18-02”.
- Tegen geen van deze verslagen is tot aan de gevoerde procedures door [naam2] of [naam1] inhoudelijk bezwaar gemaakt.
- [naam3] heeft aan [geïntimeerde] geschreven dat [naam2] en [naam1] tijdens het overleg op 18 april 2019 en 9 mei 2019 hebben bevestigd dat zij op het overleg van 18 februari 2019 het bedrag hebben afgesproken van € 35.000,- excl. btw voor het afronden van de werkzaamheden van de woning.
- In een mail van 10 mei 2019 bevestigt [naam1] dat hij op 18 februari 2019 bedragen tot een totaal van € 38.000,- exclusief btw heeft genoemd. In deze mail heeft hij het over € 20.000,- en € 18.000,- (niet: € 15.000,-). Het eerste bedrag zag op nog door hemzelf te verrichten werk, het tweede op installatiewerk.
- [naam2] , die ermee bekend was dat het gesprek op 18 februari 2019 ertoe diende duidelijkheid te krijgen over de nog te verwachten kosten, heeft tijdens dat gesprek of binnen redelijke tijd daarna op geen enkel moment laten weten dat de uitlatingen van [naam1] onjuist zouden zijn, of dat hij zich daaraan niet gebonden achtte. Ook op 18 april 2019 heeft hij dat niet gedaan. Het hof wijst er daarbij op dat geen bezwaar is gemaakt tegen rechtsoverweging 4.7 van het bestreden eindvonnis. Daarin neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [naam2] [naam1] op
nadiendoor CBS te verrichten installatiewerkzaamheden en de door [naam1] te verrichten bouwwerkzaamheden aan het dak een richtprijs van € 35.000,- exclusief btw is overeengekomen. Onbestreden is gebleven dat deze vordering ziet op werk dat voordien is verricht
- Algemeen ad 3 (€ 532)
- Buiten ad 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 (431 + 563 + 227 + 65 + 135 + 345 + 65 + 1.040 + 267 = € 3.138,-)
- Kruipruimte en kelder ad 1/5 (1.140 + 910 + 610 + 135 + 235 = € 3.030,-)
- Bijkeuken ad 1 (€ 165)
- Meterkast ad 1 en 2 (195 + 45 = € 240,-)
- Zolderverdieping (€ 155)
4.De beslissing
- € 760,- aan procedurele kosten (verschotten) en
- € 4.062,- aan salaris;