ECLI:NL:GHARL:2022:1581

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
200.304.378/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad en zorgregeling voor minderjarige tijdens hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2020, waarvan de ouders in geschil zijn over de omgangsregeling. De moeder, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. van den Boom, verzoekt om een begeleide omgangsregeling, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. L.L.A. Cox, verweer voert en de moeder niet-ontvankelijk wil verklaren in haar verzoek. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk geschorst, omdat de voorgestelde zorgregeling te snel zou zijn voor de minderjarige, die nog maar één jaar oud is. Het hof heeft besloten dat de minderjarige gedurende de procedure vier keer per twee weken op zondag contact heeft met de vader van 9.00 tot 15.00 uur in de woonplaats van de moeder, en daarna van 8.00 tot 18.00 uur in de woonplaats van de vader. Het hof benadrukt het belang van contact tussen de vader en de minderjarige, maar vindt dat de zorgregeling moet worden aangepast aan de behoeften van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.378/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 392530)
beschikking van 1 maart 2022 op het verzoek tot schorsing en het treffen van voorlopige voorzieningen
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.G. van den Boom te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.L.A. Cox te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 17 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 24 december 2021;
  • het verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek;
  • het aanvullend verzoekschrift, inhoudende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring;
  • het journaalbericht van mr. Van den Boom van 10 februari 2022 met productie;
  • het journaalbericht van mr. Cox van 15 februari 2022 met producties;
  • het journaalbericht van mr. Van den Boom van 16 februari 2022 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 februari 2022 plaatsgevonden. De volgende personen waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2020. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag over [de minderjarige] ;
  • de zorgregeling gewijzigd en de volgende zorgregeling bepaald:
o [de minderjarige] verblijft eens in de twee weken bij de vader, waarbij als opbouwregeling geldt dat:
o het contact twee keer zal plaatsvinden op zondag voor de duur van drie uur en vervolgens;
o het contact vier keer zal plaatsvinden op zondag van 9.00 tot 15.00 uur en vervolgens;
o het contact vier keer zal plaatsvinden van zaterdag 15.00 uur tot zondag 18.00 uur en vervolgens;
o het contact vier keer zal plaatsvinden van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
o waarna [de minderjarige] eenmaal per twee weken vanaf vrijdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft;
o vanaf het moment dat de reguliere zorgregeling tot stand komt, verblijft [de minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader;
- als informatieregeling vastgesteld dat de moeder de vader iedere maand schriftelijk informeert over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] en eventuele medische problemen, met overlegging van een recente foto van [de minderjarige] en dat de moeder de vader onmiddellijk informeert als daar op medisch gebied noodzaak toe is.
4.2
In deze beschikking beslist het hof op de verzoeken die de ouders in het kader van artikel 223 en artikel 360 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) hebben gedaan.
4.3
De moeder verzoekt in haar beroepschrift van 24 december 2021 om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat een begeleide omgangsregeling wordt vastgesteld, die passend is bij de leeftijd van [de minderjarige] , inhoudende een omgang gedurende twee á drie uur per twee weken, steeds op zaterdag, met een opbouwregeling, vast te stellen conform het advies van de raad voor de kinderbescherming, althans een zodanige omgangsregeling vast te stellen als het hof juist acht.
4.4
De vader voert verweer en verzoekt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, dan wel het verzoek af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader om in ieder geval voor de duur van de procedure:
- de moeder te verplichten om de zorgregeling, zoals bepaald in de bestreden beschikking, na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder de zorgregeling niet nakomt met een maximum van € 20.000,-;
en aanvullend te bepalen:
  • dat het eerstvolgende contactmoment verder wordt gegaan met stap 3 uit de bestreden beschikking (het contact zal vier keer plaatsvinden op zondag van 8.00 uur tot 18.00 uur);
  • dat stap 3 twee keer zal plaatsvinden, waarna wordt overgegaan naar stap 4;
  • te bepalen dat tijdens ‘de eerste keer stap 3’ de vader [de minderjarige] om 8.00 uur bij de moeder komt ophalen en de vader [de minderjarige] om 18.00 uur bij de moeder terugbrengt;
  • te bepalen dat tijdens ‘de tweede keer stap 3’ de moeder [de minderjarige] om 8.00 uur (of wat later in verband met de reistijd, doch uiterlijk 10.00 uur) bij de vader thuis in [woonplaats2] brengt en zij [de minderjarige] om 18.00 uur (17.00 uur of 16.00 uur) weer bij de vader ophaalt;
  • dat na ‘de tweede keer stap 3’ wordt overgegaan naar stap 4 (het contact zal vier keer plaatsvinden van zaterdag 15.00 uur tot zondag 18.00 uur), waarbij de moeder [de minderjarige] op zaterdag om 15.00 uur naar de vader in [woonplaats2] brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer bij de moeder terugbrengt;
  • dat stap 4 verder conform de bestreden beschikking zal worden uitgevoerd;
  • dat bij stap 5 de moeder [de minderjarige] op zaterdag om 10.00 uur bij de vader thuis in [woonplaats2] brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer thuis bij de moeder brengt;
  • dat stap 5 verder conform de bestreden beschikking zal worden uitgevoerd;
  • dat vanaf stap 6 (eindregeling waarbij [de minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdagochtend 10.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft) de moeder [de minderjarige] op vrijdagochtend om 10.00 uur bij de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer terug naar de moeder brengt;
  • althans een zodanige (opbouwregeling) vast te stellen als het hof juist acht.
4.5
De moeder verzoekt in haar aanvullend verzoekschrift om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen.

5.De motivering van de beslissing

Uitvoerbaarheid
5.1
De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daarom wordt de werking van de beschikking niet geschorst door het hoger beroep. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen (artikel 360 lid 2 Rv), als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat hierbij uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep laat het hof buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
5.2
Het hof oordeelt dat de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking gedeeltelijk geschorst moet worden.
5.3
De raad heeft het volgende geadviseerd. De raad vindt het belangrijk dat het contact tussen de vader en [de minderjarige] in stand blijft. De opbouw van de zorgregeling, zoals die in de bestreden beschikking is bepaald, is echter niet passend voor een kind van één jaar oud. Het is voorlopig nog te vroeg om [de minderjarige] bij de vader te laten overnachten en om [de minderjarige] de helft van de schoolvakanties bij de vader te laten zijn. Daarvoor hebben zij nog onvoldoende tijd samen gehad. Op dit moment is het passend om toe te werken naar één dag contact per twee weken. De raad adviseert dat de vader nog een aantal keer van 9.00 uur tot 15.00 uur contact met [de minderjarige] heeft in [woonplaats1] . Het is dan wel van belang dat de vader de kans krijgt om [de minderjarige] zelfstandig eten te geven, in bed te leggen en iets met hem te ondernemen. De moeder zal de vader daartoe in de gelegenheid moeten stellen en zelf een stap terug moeten doen. Daarna zou [de minderjarige] een volledige dag met de vader in [woonplaats2] kunnen doorbrengen. De vader kan [de minderjarige] dan ophalen en terugbrengen met de auto. [de minderjarige] kan dan slapen in de auto, zodat de reistijd minder belastend is voor hem.
5.4
Het hof stelt voorop dat het belangrijk is dat [de minderjarige] en de vader contact hebben. Het hof deelt echter ook de visie van de raad dat de zorgregeling volgens de bestreden beschikking te snel wordt opgebouwd en niet in het belang van [de minderjarige] is. Volgens die regeling zou [de minderjarige] in april 2022 namelijk al gaan overnachten bij de vader. Net als de raad vindt het hof dat nu nog niet passend voor [de minderjarige] . [de minderjarige] is pas één jaar oud en heeft nog weinig één-op-één contact gehad met de vader. De urenlange reistijd tussen [woonplaats1] en [woonplaats2] is ook een complicerende factor. Bovendien is de afgelopen maanden gebleken het contact tussen de ouders moeizaam verloopt. De ouders hebben ieder andere ideeën over de zorgregeling en komen moeilijk tot overleg. Het hof merkt op dat het positief is dat de ouders in april 2022 starten met een hulpverleningstraject om de onderlinge communicatie te verbeteren.
5.5
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de zorgregeling uit de bestreden beschikking niet in stand kan blijven tot de uitspraak in de bodemprocedure. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] . Het hof is van oordeel dat de zorgregeling zoals de raad die heeft geadviseerd, wel in het belang van [de minderjarige] is.
5.6
Daarom ziet het hof aanleiding om de uitvoering van de bestreden beschikking ten aanzien van de daarin vastgelegde zorgregeling te schorsen en voor de duur van het geding de volgende voorziening te treffen:
  • vanaf de datum van deze beschikking heeft [de minderjarige] nog vier keer eens in de twee weken op zondag contact met de vader van 9.00 uur tot 15.00 uur. Dit contact vindt plaats in [woonplaats1] . De moeder geeft de vader de ruimte om zelfstandig voor [de minderjarige] te zorgen;
  • daarna heeft [de minderjarige] eens in de twee weken op zondag contact met de vader van 8.00 uur tot 18.00 uur. Het contact vindt plaats in [woonplaats2] . De vader haalt [de minderjarige] op en brengt hem terug met de auto.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
treft de volgende voorziening voor de duur van het geding:
  • vanaf de datum van deze beschikking heeft [de minderjarige] nog vier keer eens in de twee weken op zondag contact met de vader van 9.00 uur tot 15.00 uur. Dit contact vindt plaats in [woonplaats1] . De moeder geeft de vader de ruimte om zelfstandig voor [de minderjarige] te zorgen;
  • daarna heeft [de minderjarige] eens in de twee weken op zondag contact met de vader van 8.00 uur tot 18.00 uur. Het contact vindt plaats in [woonplaats2] . De vader haalt [de minderjarige] op en brengt hem terug met de auto;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.H. Lieber en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier, bij afwezigheid van de voorzitster ondertekend door de oudste raadsheer en op 1 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.