In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, die op 15 oktober 2021 de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met één jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1953, verblijft in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen onder verantwoordelijkheid van een Forensisch Psychiatrisch Centrum. Tijdens de zitting op 10 februari 2022 is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.C. Smit, en de advocaat-generaal, mr. R. Segerink. Het hof heeft de relevante stukken en rapportages in overweging genomen, waaronder het Voortgangsverslag van de Geestelijke Gezondheidszorg en aanvullende informatie van het FPC.
Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar dat er nog stappen gezet moeten worden. De terbeschikkinggestelde heeft inzicht gekregen in zijn situatie en heeft zijn druggebruik weten te stoppen. Echter, het recidiverisico wordt nog steeds als hoog ingeschat. De raadsvrouw heeft verzocht om de terbeschikkingstelling over twee maanden te beëindigen, maar het hof oordeelt dat dit niet mogelijk is binnen het huidige wettelijke kader, dat slechts verlengingen van één of twee jaar toestaat.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de aanvulling dat de rechtbank een kennelijke vergissing heeft gemaakt door het verzoek tot aanhouding niet in het dictum op te nemen. Het hof concludeert dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en dat de terbeschikkingstelling moet voortduren, gezien het inschatte recidiverisico en de noodzaak voor verdere behandeling in een forensische setting.