In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 16 september 2021. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1987, verbleef in een Forensisch Psychiatrisch Centrum en had beroep ingesteld tegen de verlenging van zijn terbeschikkingstelling met twee jaar en de afwijzing van zijn verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Tijdens de zitting op 10 februari 2022 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman mr. W. van Vliet, en de advocaat-generaal R. Segerink gehoord, evenals deskundige M. Beijer, psycholoog en hoofd behandeling bij het FPC.
Het hof heeft de relevante stukken en het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg bestudeerd. De deskundige Beijer heeft aangegeven dat de terbeschikkinggestelde, die antipsychotica gebruikte, rustiger was, maar dat er momenteel geen behandeldoel is en dat er risico's zijn, waaronder manipulatief gedrag. De kliniek heeft een aanvraag voor plaatsing op een LFPZ-afdeling gedaan en adviseert de terbeschikkinggestelde om antipsychotica te blijven gebruiken. De raadsman heeft verzocht om voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, maar het openbaar ministerie heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen.
Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en dat de verzoeken tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet zijn onderbouwd. De terbeschikkingstelling wordt met twee jaar verlengd, omdat de behandeling en resocialisatie meer tijd vergen dan de resterende termijn bij een verlenging van één jaar. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en het hof wijst de verzoeken van de terbeschikkinggestelde af.