Uitspraak
[verzoeker],
RSG,
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De verdere procedure in hoger beroep bij het hof
3.Waar gaat deze procedure over?
4.Wat is het oordeel van het hof?
5.De feiten
Deze commissie is opgevolgd door de 'commissie professionele cultuur'. Eén van de leden van deze commissie is lid van de [de sectie] .
e-mailbericht van 3 maart 2021 meldt [de directeur] aan [verzoeker] dat het aan [verzoeker] is wie hij wil meenemen naar het vervolggesprek, maar dat het een ander soort gesprek wordt als [verzoeker] iemand van de AOb meeneemt en dat [de directeur] alsdan een jurist hiervoor zal uitnodigen. [naam14] , consulent bij de AOb, is aanwezig bij het gesprek op 12 maart 2021, evenals mr. Terpstra op uitnodiging van [de directeur] .
) februari jl. van uw cliënt besproken in die zin dat hij een korte achtergrond schets heeft gegeven van zijn privé situatie waarin hij aangaf dat het momenteel slecht gaat met zijn hond aan wie hij zeer gehecht is geraakt. Vervolgens hebben we de consequenties van de verzending van deze brief met deze inhoud aan de door hem gekozen personen besproken. Hierbij hebben we aangegeven dat deze brief tot veel schade heeft geleid binnen grote delen van de school en in de verschillende gremia onrust heeft veroorzaakt (…).
: ‘Cliënt wil graag werken aan een duurzame oplossing onder begeleiding van een geregistreerde mediator teneinde de verhoudingen te optimaliseren. Hij wenst nadrukkelijk een oplossing die tegemoetkomt aan wederzijdse belangen.’
- het gespreksverslag van de bespreking van 1 maart 2021;
- het gespreksverslag van de bespreking van 12 maart 2021;
- correspondentie gevoerd tussen mr. Wind en mr. Terpstra tussen 24 en 31 maart 2021;
- het voornemen tot schorsing d.d. 31 maart 2021.
6.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
Daarnaast dient [verzoeker] een tegenverzoek tot wedertewerkstelling in dan wel een voorwaardelijk tegenverzoek tot herplaatsing dan wel overplaatsing naar één van de bij DOVAC aangesloten scholen met inachtneming van de ‘Victoria-beschikking’ en op de voet van artikel 7:611 BW. [1]
7.De beoordeling van de verzoeken en grieven in (incidenteel) hoger beroep
ernstigen
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding. [2]
duurzaamverstoord geraakt, aldus RSG.
ernstigals
duurzaamis verstoord.
Bovendien geldt een verzwaarde motiveringsplicht indien de aangevoerde g-grond betrekking heeft op de relatie tussen de werknemer en diens collega's, omdat een verstoorde arbeidsrelatie tussen twee medewerkers niet zonder meer met zich brengt dat ook de arbeidsrelatie met de werkgever is verstoord geraakt. [verzoeker] heeft geen meningsverschil met zijn collega’s. Volgens de overgelegde schriftelijke verklaringen van de twee sectieleiders [vakgebied] kan [verzoeker] probleemloos terugkeren in zijn functie als [vakgebied] docent, in de sectie [vakgebied] . Sterker nog, een terugkeer van [verzoeker] zal juist aangemoedigd worden door de collega's. De beweerdelijke verstoorde arbeidsrelatie berust uitsluitend op de verklaring van [de directeur] dat hij zich aangevallen voelt door de kritiek van [verzoeker] in het e-mailbericht van 17 februari 2021. [verzoeker] heeft echter van meet af aan zijn excuses gemaakt voor de toon van zijn e-mailbericht dat in een te emotionele toestand is verstuurd. Dit neemt niet weg dat hij wel zijn mening moet kunnen ventileren. Dat door de door [verzoeker] geuite kritiek bij [de directeur] kennelijk de wens bestaat om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te beëindigen, is in zijn algemeenheid onvoldoende basis om een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding aan te nemen. Partijen moeten ten minste constructieve en reële pogingen hebben gedaan om te onderzoeken of een vermeende verstoorde relatie nog herstelbaar is. [verzoeker] heeft daartoe (herhaaldelijk) mediation voorgesteld, omdat - naar [verzoeker] overtuiging - het meningsverschil met [de directeur] (nog steeds) kan worden bijgelegd met het voeren van een goed gesprek en het maken van goede afspraken. Dit voorstel heeft RSG om haar moverende redenen van de hand gewezen. Bovendien mag van een directeur enig incasseringsvermogen worden verwacht als hem een dergelijk bericht onder ogen komt, zeker gelet op de bijzondere omstandigheden die zich bij [verzoeker] voordeden en de lengte van zijn dienstverband van 23 jaar.
ernstigen
duurzaamverstoorde arbeidsverhouding dat van RSG in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Uit de gedingstukken kan niet worden opgemaakt dat de incidenten die zich vóór medio 2021 rondom (de persoon en het functioneren van) [verzoeker] hebben voorgedaan van wezenlijk belang zijn voor de door RSG aangedragen g-grond. In de correspondentie en het schorsingsbesluit draait het om de verwijten en/of beschuldigingen die [verzoeker] bij zijn
e-mailbericht van 17 februari 2021 jegens de schoolleiding en zijn collega’s heeft geuit alsmede zijn houding en gedragingen (dan wel nalaten) nadien. Naar het oordeel van het hof is door RSG niet voldoende onderbouwd dat de andere verwijten, beschuldigingen en/of gedragingen (dan wel nalaten), hoe storend deze mogelijk ook voor de onderlinge verhoudingen kunnen zijn, tot een
ernstig en duurzaamverstoorde arbeidsverhouding met RSG hebben geleid. Dat ze wel de emmer zodanig hadden gevuld dat de e-mail van 17 februari 2021 de druppel was die de emmer deed overlopen, kan ook niet worden afgeleid uit de gedingstukken. Dat het e-mailbericht zelf heeft geleid tot een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding, is onvoldoende onderbouwd. Blijkens de verklaringen van de teamleiders van de sectie [vakgebied] staan er ondanks de bewoordingen en inhoud van het e-mailbericht van 17 februari 2021 geen wezenlijke beletsels aan een terugkeer van [verzoeker] in de sectie [vakgebied] in de weg. [3] RSG stelt in dit verband nog wel dat zij van drie collega’s heeft gehoord dat zij geen terugkeer van [verzoeker] wensen, maar enige onderbouwing van deze stelling ontbreekt.
e-mailbericht niet de afspraak heeft geschonden dat partijen zich niet negatief over elkaar zullen uitlaten, neergelegd in artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst. In de eerste plaats niet omdat sprake is van een standaardbepaling die voor een andere situatie is geschreven en niet zonder meer geldt voor de situatie die zich 4 jaar daarna voordeed. Verder kan deze afspraak er niet toe strekken dat [verzoeker] niet meer zijn (kritische) mening zou mogen ventileren conform de uitnodiging daartoe in de e-mail van 16 februari 2021.
Alles overziend, komt het hof tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een zodanig ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, dat van RSG in redelijkheid niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te laten voortduren.
Nadat de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter was ontbonden rustte op RSG niet langer een verplichting om het overeengekomen loon te betalen, zodat geen sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming van een loonbetalingsverplichting. De verplichting tot betaling van salaris bestaat pas weer vanaf de datum van deze uitspraak.