In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter uiteengezet waaraan in elk geval moet worden gewerkt. De kinderrechter heeft (onder meer) het volgende overwogen:
“
De komende periode moet zo spoedig mogelijk - voor zover dit kan gelet op de wachtlijsten
van hulpverleningsinstanties - passende hulpverlening voor de kinderen (en de ouders)
worden ingezet, zodat de kinderen zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Daarnaast is
het essentieel dat er regelmatig omgang tussen de ouders en de kinderen plaatsvindt. Zowel
de GI als de ouders zullen zich hiervoor moeten inzetten. Tot slot moet er zicht komen op de
thuissituatie bij de ouders en moet de samenwerking tussen de ouders en de GI worden
verbeterd. De GI kan immers niet met de ouders werken aan een terugplaatsing van de
kinderen als de ouders niet in contact zijn met de GI. Daarom verwacht de kinderrechter dat
de ouders zich de komende periode maximaal zullen inzetten om te laten zien dat zij bereid
zijn mee te werken met de GI en de hulpverlening. De ouders zullen zich daarvoor, hoe
moeilijk dit ook is, flexibel moeten opstellen en over hun starheid heen moeten stappen. Het
belang van de kinderen vergt dit van hen.”