ECLI:NL:GHARL:2022:1431

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
200.282.419/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de koop van een tweedehands kraan voor baggerwerkzaamheden en de uitleg van de garantiebepaling

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Ippel Dredging B.V. en Handelsonderneming [geïntimeerde] B.V. over de koop van een tweedehands kraan die op een baggerschip moest worden gemonteerd. De koper, Ippel, heeft de overeenkomst ontbonden omdat de kraan niet goed zou hebben gewerkt. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had de ontbinding van de overeenkomst afgewezen en de vorderingen van de verkoper toegewezen. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg besproken, waarbij het heeft vastgesteld dat de kraan op 10 januari 2018 is geleverd en dat er klachten zijn geuit over de werking van de kraan. Het hof oordeelt dat de koper de overeenkomst niet mocht ontbinden, omdat de gebreken die zich na de garantietermijn van drie maanden hebben voorgedaan, voor rekening van de koper zijn. Het hof legt de overeenkomst uit aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij de verwachtingen van partijen centraal staan. De koper heeft niet tijdig geklaagd over de gebreken en heeft geen ingebrekestelling gedaan. Het hof heeft de vorderingen van de verkoper in conventie toegewezen, met uitzondering van een deel van de vordering die betrekking heeft op de kosten van reparaties die onder de garantiebepaling vallen. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de vordering van de verkoper verminderd. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van de koper, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.282.419/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 166548)
arrest van 22 februari 2022
in de zaak van
Ippel Dredging B.V.,
gevestigd te Werkendam,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
Ippel,
advocaat: mr. H.B. Voskamp, die kantoor houdt in Amsterdam,
tegen
Handelsonderneming [geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te Peest (gemeente Noordenveld),
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. A.J. Elema, die kantoor houdt in Beilen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 17 juli 2019 en 13 mei 2020, die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 13 mei 2020, gericht tegen het eindvonnis;
- de memorie van grieven (met producties) van 24 november 2020;
- de memorie van antwoord van 2 februari 2021;
- het arrest van 23 maart 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 3 februari 2021 en waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Ippel nog enige producties in het geding gebracht.
2.2
Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen en heeft het hof een datum voor arrest bepaald op het dossier dat voor de mondelinge behandeling was toegezonden, aangevuld met het proces-verbaal van die zitting.

3.Waar gaat deze procedure over?

Dit geschil gaat over de koop van een tweedehands kraan ten behoeve van baggerwerkzaamheden die vanaf een schip worden uitgevoerd. Een deel van de koopsom is niet betaald. De vraag is of de koper de overeenkomst heeft mogen ontbinden omdat de kraan niet goed zou hebben gewerkt en hoe de bepaling dat de kraan met drie maanden garantie is geleverd moet worden uitgelegd.
Het hof is het met de rechtbank eens dat de koper de overeenkomst niet mocht ontbinden en dat hij wel gehouden was om de koopsom te betalen, met uitzondering van een reparatienota die nog betrekking heeft op de garantieperiode. Het hof zal die beslissingen hierna uitleggen.

4.De vaststaande feiten

4.1
Ippel drijft een onderneming die zich bezig houdt met baggerwerkzaamheden van openbare vaarwegen. Voor haar baggerschip ‘Albatros’ was zij in 2016 op zoek naar een ‘nieuwe’ overslagkraan van het zelfde merk (Sennebogen) als al eerder op dat schip was gemonteerd.
4.2
Zij is in contact gekomen met [geïntimeerde] , die een tweedehands kraan van Sennebogen aanbood (bouwjaar 2009, 9727 draaiuren). Deze kraan stond op wielen en had een iets kortere giek dan de vorige kraan van Ippel (18 in plaats van 20 meter).
4.3
Op 11 november 2016 heeft [geïntimeerde] deze kraan aan Ippel geoffreerd, met verlenging van de giek en montage op het schip, voor € 115.000,- na inruil van de oude kraan en het onderstel van de te plaatsen kraan (tezamen vastgesteld op € 27.400,-). De bedragen zijn ex btw. De offerte vermeldde: “kraan wordt lekvrij en goed van werking verkocht” en “garantie: 3 maanden”.
4.4
Op 2 maart 2017 is de koopovereenkomst gesloten. De verkoopbevestiging meldt dezelfde omschrijving van de kraan en dezelfde garantietermijn als de offerte. Wel wijkt de verkoopbevestiging bij de omschrijving van de te verrichten werkzaamheden af van de offerte, met als belangrijkste verschil dat het overzetten van het oude contragewicht daarop niet meer voorkomt.
4.5
[geïntimeerde] heef op 23 oktober 2017 een factuur gestuurd waaruit blijkt dat een bedrag van € 80.000,- vóór de levering moest worden betaald, en het restantbedrag – na inruil - van € 35.000,- in negen maandelijkse termijnen vanaf de levering. Ippel heeft het bedrag van € 80.000 voldaan. De inruil heeft plaatsgevonden.
4.6
De kraan is op 10 januari 2018 geleverd en gemonteerd op de ‘Albatros’. De giekverlenging was uitgevoerd door Fekkes Mechanical Services (verder: Fekkes).
4.7
Ippel heeft eind februari 2018 per e-mail een lijst met opleveringsgebreken aan [geïntimeerde] gezonden, waarop [geïntimeerde] heeft gereageerd op 28 februari 2018 en Ippel vervolgens weer op 5 maart 2018. Deze mailwisseling vermeldt voor zover hier van belang (de reactie van [geïntimeerde] is cursief):
20.
Hefvermogen is niks (pomp??)
Testen en afregelen.
Akkoord, hopelijk dan goed
21. Machine is traag
Testen en afregelen.
Akkoord, hopelijk dan goed
4.8
Het merendeel van de opleverklachten is door een monteur van [geïntimeerde] afgewikkeld. Het testen en afregelen heeft [geïntimeerde] uitbesteed aan SMT Netherlands B.V. (verder: SMT). SMT is de distributeur van Sennebogen in Nederland. SMT heeft de kraan op locatie in It Heidenskip gecontroleerd en afgesteld op 26 en 27 maart 2018 en zij heeft daarvoor op 5 april 2018 een factuur (voor € 3.745,12 ex btw) verzonden aan [geïntimeerde] . De toelichting op de factuur meldt:
“Werkdrukken gecontroleerd en afgesteld. GLR regeling werking gecontroleerd, spoel defect, deze vervangen. Diverse lekkage gerepareerd. Slangbreuk hefcilinders gecontroleerd. een slangbreuk is defect, deze vervangen en afgesteld. Vet smeer systeem gerepareerd. Machinist instructie gegeven.”
4.9
Ippel heeft op 27 maart 2018 een nieuw contragewicht laten monteren door Fekkes, die haar daarvoor € 15.178,14 ex btw in rekening heeft gebracht.
4.1
Op 10 april 2018 heeft Ippel aan SMT opdracht gegeven voor werkzaamheden aan
de kraan. Het schip bevond zich toen in Hengelo. SMT heeft hiervoor een factuur aan Ippel verzonden op 13 april 2018 voor een bedrag van € 476,04 ex. btw. De factuur vermeldt, voor zover hier van belang:
“Toelichting factuur
Diagnose gesteld van probleem dat hydroliekolie te warm wordt (...) thermoventiel moet vervangen worden dit gaat klant zelf regelen (...) machine getest en werkt weer.”
Op de bijbehorende werkbon is ingevuld dat de kraan toen 9783 draaiuren had gemaakt.
4.11
Op 11 en 12 april 2018 is tussen de directeur van Ippel, de heer [de directeur] en een verkoper bij [geïntimeerde] , de heer [de verkoper] , via WhatsApp contact geweest. Voor zover van belang zijn de volgende berichten uitgewisseld:
“11-04-18 15:31 - [de directeur] : Lepelsteel cilinder helemaal lek
11-04-18 15:32 - [de directeur] : En deugt niet zie filmpje ene kant doet volgens ons alles
en andere kant niets. Zie slangen.
11-04-18 15:32 - [de directeur] : Kunnen we met de cilinder naar jullie toe komen??
11-04-18 15:33 - [de directeur] : Hebben jullie daar spul voor liggen??
11-04-18 15:33 - [de directeur] : Of een andere cilinder?
11-04-18 15:41 - [geïntimeerde] Peesd [de verkoper] : Hebben we niet liggen, en ook geen
cilinder.
11-04-18 15:42 - [geïntimeerde] Peesd [de verkoper] : (...) Voor wat betreft de koelvin, als je de
slangen omdraait zou het wel goed moeten gaan in plaats van afdoppen.
11-04-18 15:42 - [geïntimeerde] Peesd [de verkoper] : Als de cilinder afgedicht moet worden
moeten wij ook dichtset bestellen.
11-04-18 16:13 - [de directeur] : En wat denk je van de druk op beide cilinders
(ongelijk) giek trekt scheef
11-04-18 16:13 - [geïntimeerde] Peesd [de verkoper] : Denk dat ie lek is idd
11-04-18 16:15 - [de directeur] : De rechter is uitwendig lek. Denk je dat de linker
inwendig lek is??
12-04-18 14:10 - [de directeur] : Heb jij een slangbreuk liggen. Die andere is ook stuk!!!
Zie filmpje!! (...)
12-04-18 14:15- [geïntimeerde] Peesd [de verkoper] : Nee heb ik niet...
12-04-18 14:25 - [de directeur] : Schiet niet op zo”
4.12
Op 11 april 2018 heeft Ippel opnieuw opdracht aan SMT gegeven voor werkzaamheden waarvoor SMT haar op 17 april 2018 een factuur (voor € 2.697,26 ex btw) heeft gezonden met als omschrijving onder meer:
“VALVE € 353,39
SEAL KIT € 506,35
PIPE FRACTURE SAFETY DEVICE € 1.827,80”
4.13
Ippel is na drie maanden gestopt met het betalen van de maandtermijnen aan [geïntimeerde] . Zij heeft daarover op dat moment geen mededelingen gedaan aan [geïntimeerde] .
4.14
Op 27 juni, 24 juli, 30 juli, 3 augustus en 28 augustus 2018 heeft Ippel SMT
ingeschakeld voor werkzaamheden aan de kraan. Op de factuur voor de werkzaamheden van 24 juli 2018 heef SMT als stand van de draaiuren genoteerd 10400 en op de factuur voor de werkzaamheden van 28/29 augustus 2018 11000 uren. SMT heeft onder meer de pomp vervangen en heeft veel slijtage aan het ventielenblok geconstateerd.
4.15
In het technisch rapport van 3 augustus 2018 meldt SMT dat de druk in het systeem 380 bar bedroeg en op 390 bar zou zijn afgesteld met de toevoeging “Is erg hoog”. De door Sennebogen voorgeschreven maximale pompdruk bedroeg 350 bar.
4.16
Tussen 12 april 2018 en begin september 2018 is er geen contact geweest tussen Ippel en [geïntimeerde] .
4.17
Op 10 september 2018 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden over de uitstaande betalingstermijnen, waarbij Ippel aanspraak maakte op vergoeding van de diverse reparatienota’s
4.18
Na die bespreking heeft [geïntimeerde] mr. Elema ingeschakeld. Deze heeft op 3 oktober 2018 een sommatie voor de resterende termijnbedragen gezonden en heeft op 8 oktober een faillissementsrekest ingediend bij de rechtbank Zeeland-West Brabant. Dat verzoek is afgewezen.
4.19
Op 11 januari 2019 heeft [geïntimeerde] ten laste van Ippel derdenbeslag gelegd onder de gemeente Groningen. Dat beslag heeft doel getroffen.

5.De beslissing in eerste aanleg

5.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg (in conventie) kort samengevat gevorderd de betaling van de resterende koopsom van € 28.233,38 inclusief btw, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, incassokosten en proceskosten.
5.2
Ippel heeft in eerste aanleg (in reconventie) kort samengevat gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, dan wel dat de overeenkomst alsnog wordt ontbonden en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 142.400 ex btw en tot betaling van € 50.806,20 ex BTW aan schadevergoeding, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Daarnaast vorderde zij vergoeding van de kosten van de faillissementsprocedure, de kosten van ten onrechte gelegd beslag, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
5.3
De rechtbank heeft het beroep op ontbinding afgewezen, de vorderingen in conventie toegewezen en de overige vorderingen in reconventie eveneens afgewezen, onder veroordeling van Ippel in de kosten van de procedure.

6.De beoordeling van de grieven en van de vordering in hoger beroep

De vordering in hoger beroep
6.1
Ippel vordert in hoger beroep, onder aanvoering van 21 genummerde bezwaren (grieven), na wijziging van eis, dat het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt en opnieuw rechtdoende (kort samengevat)
  • de vorderingen van [geïntimeerde] afwijst;
  • voor recht verklaart dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden danwel deze alsnog ontbindt;
  • [geïntimeerde] veroordeelt tot terugbetaling van de koopsom van € 142.400,- ex btw (€ 172.304,- inclusief btw);
  • [geïntimeerde] veroordeelt tot schadevergoeding van € 61.475,54 inclusief btw;
  • [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van het beslag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 37.000,-;
  • [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
6.2
Het hof zal uitgaan van de in hoger beroep opnieuw geformuleerde vordering en de grieven hierna onderwerpsgewijs bespreken.
De overeenkomst van 2 maart 2017
6.3
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de inhoud van de uit de overeenkomst voor [geïntimeerde] voortvloeiende verplichtingen aan de hand van de Haviltex-maatstaf – dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten – moet worden uitgelegd. De rechtbank heeft daarbij eveneens terecht overwogen dat ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan de overeenkomst te geven uitleg. Voor zover Ippel aanvoert dat van een andere uitlegmaatstaf moet worden uitgegaan, falen haar grieven.
6.4
De overeenkomst heeft betrekking op de koop van een tweedehands, niet gereviseerde, kraan en het uit (laten) voeren van een aantal aanpassingswerkzaamheden daaraan. Over de duur van de verstrekte garantie is voor het sluiten van de overeenkomst onderhandeld, in die zin dat Ippel een garantie van zes maanden na levering wilde waarin [geïntimeerde] niet heeft bewilligd. Over de inhoud van de garantie is verder niet specifiek gesproken. Het hof legt de overeenkomst, in het voetspoor van de rechtbank, zo uit dat Ippel een goed werkend, niet lekkende kraan mocht verwachten en dat [geïntimeerde] gedurende drie maanden na de levering daarvoor instond en dat gebreken aan de kraan die zich in die periode openbaarden voor rekening van [geïntimeerde] moesten worden verholpen; gebreken die zich voordeden na die periode waren voor rekening van Ippel. Voor de stelling van Ippel dat de overeenkomst inhield dat de kraan eerst drie maanden goed moest draaien voordat de garantietermijn inging – wat er op neer zou komen dat gebreken aan de kraan voor een veel langere periode voor rekening van [geïntimeerde] zouden komen - leveren de processtukken geen steun op. Ook de gedragingen van Ippel na 10 april 2018 wijzen erop dat zij overeenkomstig de hiervoor gegeven uitleg heeft gehandeld. Zij heeft na de onder 4.11 aangehaalde whatsapp-correspondentie in de maanden tot september 2018 geen claims bij [geïntimeerde] neergelegd en zelf, buiten [geïntimeerde] om, reparatieopdrachten aan SMT gegeven.
De kraan is (op)geleverd
6.5
Ook de stelling van Ipppel dat nooit een (op)levering heeft plaatsgevonden, gaat niet op. De kraan is op 10 januari 2018 immers, gemonteerd op de ‘Albatros’, aan Ippel geleverd en Ippel heeft de kraan in gebruik genomen en heeft eind februari 2018 een lijst met opleverpunten toegezonden. Ook heeft zij gedurende drie maanden de deelbedragen betaald die zij na op- c.q. aflevering nog verschuldigd was aan [geïntimeerde] .
Het hof oordeelt in dit licht dat de garantieperiode van drie maanden na de levering op 10 januari 2018 is ingegaan.
Ippel kon de overeenkomst niet ontbinden
6.6
Ippel stelt dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden op 9 oktober 2018 omdat de kraan niet goed werkzaam was. Het hof oordeelt met de rechtbank dat die ontbindingsverklaring geen doel heeft getroffen.
6.7
Voor ontbinding is op grond van artikel 6:265 lid 1 BW vereist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een van de verbintenissen van [geïntimeerde] . Gebreken aan de kraan die zich voordeden na het einde van de garantietermijn waren op grond van de overeenkomst, zoals het hof die hiervoor heeft uitgelegd, voor rekening van Ippel en leveren geen tekortkoming van [geïntimeerde] op. Dat zou mogelijk anders zijn indien een voor het verstrijken van die termijn door Ippel naar voren gebrachte klacht niet goed zou zijn verholpen en nooit sprake zou zijn geweest van een goed werkende kraan. Ippel stelt dat daarvan sprake is omdat de door haar eind februari 2018 geuite klachten over traagheid en gebrek aan hefvermogen nooit zouden zijn verholpen.
Het hof overweegt dat de kraan, na die klachten, op 26/27 maart 2018 is ingesteld en afgeregeld door SMT in opdracht van [geïntimeerde] . Uit de stukken blijkt niet dat de kraan nooit heeft gefunctioneerd. Het aantal draaiuren dat de kraan blijkens de vermeldingen op de facturen/rapporten van SMT na de aflevering heeft gedraaid is aanzienlijk (tot eind augustus 2018 1273 uur, zie hiervoor onder 4.2 en 4.14). De stelling van Ippel dat dit alleen uren zijn geweest waarop de kraan was ingeschakeld met het oog op reparatiewerkzaamheden aan de kraan wijst het hof van de hand. SMT heeft alle uren waarop zij aan de kraan heeft gewerkt steeds gefactureerd; dit aantal uren is beperkt tot enige tientallen. Dat de motor van de kraan ten behoeve van SMT of van eigen reparatiepogingen van Ippel honderden uren zou hebben gedraaid, acht het hof niet geloofwaardig. Het hof wijst ook op de factuur van SMT voor werkzaamheden van 10 april 2018 waarop staat “machine getest en werkt weer”. Dat de klachten die SMT op 10/11 april 2018 heeft verholpen - het vervangen van een ventiel en een lekke slangbreuk(beveiliging) - dezelfde klachten betreffen als die welke Ippel eind februari 2018 had verwoord - een probleem met het hefvermogen en traagheid van de machine - blijkt ook niet. Op die klachten en de kosten daarvan komt het hof hierna onder 6.16 terug.
6.8
Voor de gebreken die zich in de zomer van 2018 hebben geopenbaard geldt voorts nog dat uit het technisch rapport van SMT van 3 augustus 2018 valt af te leiden dat Ippel de druk van het hydraulisch systeem van de kraan veel hoger heeft afgesteld dan Sennebogen voorschreef en dat de schade aan het ventielblok die toen door SMT is geconstateerd ook daardoor veroorzaakt zou kunnen zijn.
6.9
Bovendien geldt dat de bevoegdheid tot ontbinding - behalve bij blijvende of tijdelijke onmogelijkheid - pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). Voor het intreden van verzuim is als hoofdregel een ingebrekestelling nodig, waarbij de schuldenaar een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Ippel heeft nadat SMT eind maart 2018 de kraan had afgeregeld tot de ontbindingsverklaring van 9 oktober 2018, [geïntimeerde] nooit ingebreke gesteld dat de eerdere klachten omtrent traagheid en gebrek aan hefvermogen niet of niet afdoende waren verholpen en heeft [geïntimeerde] ook geen termijn gesteld om alsnog aan haar verplichtingen te voldoen. De whatsapp-conversatie van 11/12 april 2018 heeft niet op deze klacht betrekking, maar op een nieuw probleem. Tot de bespreking van 10 september 2018 heeft SMT ook geen klachten op dit punt bij [geïntimeerde] geuit.
6.1
Ippel heeft nog aangevoerd dat zij wel heeft geklaagd bij SMT en dat SMT als hulppersoon van [geïntimeerde] moet worden aangemerkt. Deze stelling faalt. [geïntimeerde] had SMT voor een specifieke opdracht eind maart 2018 ingeschakeld. Dit betekent niet dat SMT daarmee voor de rest van de verplichtingen uit de overeenkomst als hulppersoon van [geïntimeerde] moet worden aangemerkt. Ippel is voor alle opdrachten aan SMT vanaf 10 april 2018 zelf als opdrachtgever opgetreden en heeft ook daarvoor steeds zelf facturen van SMT ontvangen en betaald.
6.11
Het hof gaatook niet mee in de stellingen van Ippel dat in dit geval sprake is van een van de gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling kan intreden. Het betoog van Ippel dat na ommekomst van de garantietermijn van drie maanden, [geïntimeerde] van rechtswege in verzuim was op grond van artikel 6:83 onder a BW, gaat niet op. De garantietermijn betekent niet dat [geïntimeerde] zelfstandig, zonder klachten van Ippel, gehouden was om de kraan te laten repareren. Daarbij komt dat [geïntimeerde] - onweersproken - heeft gesteld dat zij van klachten niet op de hoogte was en in de veronderstelling verkeerde dat SMT de machine naar behoren had afgesteld. Ook het beroep van Ippel op het bepaalde in artikel 6:83 onder c BW verwerpt het hof, aangezien geen sprake is van een mededeling waaruit blijkt dat [geïntimeerde] tekort zal gaan schieten. Dat [geïntimeerde] de test- en afregelwerkzaamheden door SMT heeft laten verrichten ‑ volgens [geïntimeerde] omdat zij geen werkzaamheden op locatie verrichtte en SMT wel ‑ houdt niet in dat [geïntimeerde] daarmee haar handen van de kraan heeft afgetrokken. Daaruit kon Ippel niet afleiden dat [geïntimeerde] in de nakoming van haar verplichtingen tekort zou schieten, en evenmin kon zij dat uit iets anders afleiden.
6.12
Ten slotte heeft Ippel nog aangevoerd dat het naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde] zich beroept op het ontbreken van een ingebrekestelling. Ippel heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld die dit beroep ondersteunen. Zij verwijst naar jurisprudentie waarin die conclusie is getrokken nadat partijen reeds lang vruchteloos overleg hadden gevoerd over problemen in de nakoming. In deze zaak is er nu juist in het geheel geen overleg meer geweest tussen partijen in de periode tussen 12 april en begin september 2018.
6.13
De rechtbank heeft terecht het beroep op ontbinding niet geaccepteerd.
6.14
Het hof merkt nog op dat Ippel tijdens de mondelinge behandeling bij het hof voor het eerst heeft opgemerkt dat giek na de verlenging te zwaar zou zijn geconfigureerd voor de kraan. Het hof gaat daaraan voorbij – wat daarvan verder ook zij – omdat deze stelling op een te laat moment in de procedure is betrokken.
Het beroep op verrekening slaagt maar voor een zeer beperkt deel
6.15
Ippel heeft zich tegen de nakomingsvordering van [geïntimeerde] onder meer verweerd met een beroep op een tegenvordering, die zij verder ook als vordering tot aanvullende schadevergoeding bij ontbinding heeft ingesteld; dit laatste voor zover het beroep op verrekening wordt afgewezen.
6.16
Het hof oordeelt dat dit beroep op verrekening voor een klein deel slaagt, namelijk voor zover het ziet op de kosten van de reparatieopdracht van 10 /11 april 2018.
De reparatieopdracht aan SMT op 10 april 2018 is gegeven op de laatste dag van de garantietermijn waarbinnen reparaties voor rekening van [geïntimeerde] kwamen. Over deze reparatieopdracht is vervolgens op 11 april 2018 contact geweest tussen Ippel en [geïntimeerde] (de whatsappconversatie vermeld onder rov. 4.11.) Uit de reparatiebon van de reparatieopdracht van 10 april 2018 (zie rov. 4.10) blijkt dat op 11 april 2018 is geconstateerd dat een thermoventiel voor de hydroliekolie lek is en dat Ippel dat zelf ging regelen. Diezelfde dag heeft Ippel aan [geïntimeerde] gevraagd of zij een cilinder had liggen en toen [geïntimeerde] aangaf dat niet te hebben, is ook 11 april 2018 de opdracht aan SMT tot vervanging van dit ventiel gegeven. Klaarblijkelijk is op 11 april ook ontdekt dat de tweede slangbreukbeveiliging eveneens lek was (de eerste was op 26/27 maart 2018 al vervangen), waarvan Ippel op 12 april 2018 melding heeft gemaakt aan [geïntimeerde] . Dat de slangbreukbeveiliging op 10 april 2018 nog onbeschadigd was, ligt niet voor de hand en uit de bonnen van SMT blijkt ook niet dat Ippel tussen 10 en 11 april 2018 met de kraan heeft gewerkt. Het hof is daarom van oordeel dat de reparatiebonnen van SMT die betrekking hebben op de reparatie van 10/11 april 2018 op grond van de garantiebepaling uit de koopovereenkomst voor rekening van [geïntimeerde] komen. Dit betreft een bedrag van € 3.173,33 (€ 476,04 plus € 2697,26) ex btw. Inclusief btw komt dit bedrag neer op € 3.839,69. In zoverre slaagt het beroep op verrekening.
6.17
Voor het overige is het beroep op verrekening – dat betrekking heeft op vordering die eerst ontstaan nadat de ontbinding is toegewezen - niet goed navolgbaar. Aangezien het hof het beroep op ontbinding heeft verworpen valt daarmee verder ook het doek voor het restant van de verrekeningsvordering. Hetzelfde geldt voor zover de vordering van Ippel is gebaseerd op aanvullende schadevergoeding bij ontbinding.
Het beroep op het opschortingsrecht slaagt zeer ten dele; Ippel is wel rente verschuldigd
6.18
Ippel heeft aangevoerd dat zij haar termijnbetalingen mocht opschorten en dat zij niet in verzuim is geraakt voor haar betalingsverplichting. Het hof overweegt dat voor de betaling van de restant koopsom afspraken over de termijnbetalingen waren gemaakt en dat Ippel, bij het niet nakomen van die betalingsafspraken, op grond van artikel 6:83 onder a BW in verzuim geraakte zonder dat [geïntimeerde] daarvoor een ingebrekestelling hoefde te verzenden.
Voor een beroep op een opschortingsrecht (in dit geval artikel 6:262 BW) is zoals Ippel op zich terecht heeft gesteld, niet in alle gevallen noodzakelijk dat daarvan mededeling wordt gedaan aan de wederpartij. Daarbij speelt wel een rol wat [geïntimeerde] wist of had moeten begrijpen omtrent problemen rond de kraan. Het hof heeft hiervoor al benoemd dat Ippel tussen 12 april 2018 en begin september 2018 helemaal niets aan [geïntimeerde] heeft meegedeeld. Voor zover het beroep op opschorting in de procedure is gedaan met het oog op de ontbinding geldt dat het hof de ontbindingsvordering aan Ippel heeft ontzegd. Voor zover het beroep op het opschortingsrecht is gedaan met het oog op de verrekening, is de opschorting gerechtvaardigd tot een bedrag van € 3.839,69, wat minder is dat één maandtermijn. Het gedeeltelijk slagen van het beroep op het opschortingsrecht baat Ippel echter verder niet, naast het slagen van het beroep op verrekening, omdat de rechtbank de vertragingsrente heeft toegewezen vanaf 27 september 2018 en de betalingsachterstand van Ippel, ook wanneer het hiervoor genoemde bedrag van de vordering van [geïntimeerde] wordt afgetrokken, op die datum meerdere maandtermijnen bedroeg. Over die betalingsachterstand is terecht de wettelijke handelsrente toegewezen.
Beslagkosten en buitengerechtelijke kosten
6.19
De tegen de toewijzing van deze posten geformuleerde grieven gaan uit van de, onjuist gebleken, veronderstelling dat Ippel haar verplichting tot het betalen van de termijnbedragen volledig mocht opschorten. Deze grieven slagen niet. [geïntimeerde] mocht, toen betaling ook na sommatie uitbleef, overgaan tot beslaglegging om haar vorderingsrecht zeker te stellen.
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van Ippel
6.2
Ippel heeft aangeboden haar stellingen te bewijzen door het laten horen van medewerkers van SMT, Ippel en [geïntimeerde] . Het hof gaat aan dit bewijsaanbod voorbij omdat dit uitgaat van de juistheid van de juridische argumenten van Ippel, waarover het hof hiervoor anders heeft geoordeeld. Daarmee is dit bewijsaanbod niet relevant.
De slotsom
6.21
De grieven slagen uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op het beroep op verrekening als uitgelegd onder rov. 6.16. Het hof zal het in conventie toegewezen bedrag verminderen met € 3.839,69 en in zoverre het eindvonnis vernietigen. Voor het overige zal het hof dat vonnis bekrachtigen. Ook met deze aanpassing is Ippel aan te merken als de in hoger beroep overwegend in het ongelijk te stellen partij en het hof zal haar in de kosten veroordelen, aan de zijde van [geïntimeerde] te begroten op het van haar geheven griffierecht en op 2 punten naar tarief V van het liquidatietarief (à € 3.728,- per punt) voor salaris advocaat.
6.22
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 13 mei 2020 behoudens voor zover daarin onder 5.1 een bedrag van € 28.233,38 is toegewezen, vernietigt dit vonnis in zoverre en wijst, opnieuw rechtdoende, een bedrag toe van € 24.393,69;
veroordeelt Ippel in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 5.517,- voor verschotten en op € 7.456,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt Ippel in de nakosten, begroot op € 163,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Ippel niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, I. Tubben M.M. Lorist en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.