ECLI:NL:GHARL:2022:1414

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
200.276.552/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de betaling van overuren door Vos Transport B.V. aan vrachtwagenchauffeurs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door drie vrachtwagenchauffeurs tegen hun werkgever, Vos Transport B.V., over de betaling van overuren. De chauffeurs hebben in eerste aanleg bij de kantonrechter gevorderd om de betaling van ten onrechte niet uitbetaalde overuren en onkostenvergoedingen. De kantonrechter heeft in verschillende tussenvonnissen geoordeeld dat Vos niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de cao, met name met betrekking tot de uitbetaling van diensturen en de verstrekking van ongeschoonde uitdraaien van urengegevens. In hoger beroep heeft het hof de grieven van de chauffeurs behandeld en geconcludeerd dat Vos niet zonder meer de door haar toegepaste normeringen voor de uitbetaling van uren mocht hanteren, aangezien deze niet waren overeengekomen met de vakbonden. Het hof heeft vastgesteld dat de cao bepaalt dat alle diensturen moeten worden uitbetaald, onder aftrek van pauzetijden. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rol voor een nadere berekening van de vorderingen van de chauffeurs, waarbij Vos verplicht is om de benodigde gegevens in digitale vorm beschikbaar te stellen. De uitspraak van het hof benadrukt de verplichtingen van werkgevers onder de cao en de rechten van werknemers met betrekking tot de uitbetaling van overuren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.276.552/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 5912921 CV EXPL 17-2660)
arrest van 22 februari 2022
in de zaak van

1.[appellant1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[appellant1],

2. [appellant2] ,

wonende te [woonplaats2] ,
hierna:
[appellant2],

3. [appellant3] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[appellant3],
appellanten,
bij de kantonrechter: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. J.H. Mastenbroek, die kantoor houdt te Groningen,
tegen
Vos Transport B.V.,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
Vos,
advocaat: mr. C.C. Hofman, die kantoor houdt te Haarlem.

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 6 juni 2017, 7 november 2017, 3 juli 2018, 26 februari 2019, 2 juli 2019 en 24 december 2019 die de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In hoger beroep zijn de volgende processtukken ingediend:
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 maart 2020;
- de memorie van grieven (met producties) van 7 juli 2020;
- de memorie van antwoord van 15 september 2020.
2.2
Bij arrest van 8 december 2020 heeft het hof een mondelinge behandeling bepaald, die uiteindelijk doorgang heeft gevonden op 10 november 2021. Beide partijen hebben daarbij spreekaantekeningen overgelegd. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen voor uitlating of partijen een schikking hebben bereikt. Op de rol van 23 november hebben [appellanten] c.s. het hof verzocht arrest te wijzen.
2.3
Vervolgens heeft het hof een datum voor arrest bepaald op het dossier dat voor de mondelinge behandeling is overgelegd, aangevuld met het proces-verbaal van die zitting.

3.Waar gaat deze procedure over?

Dit geschil gaat over overuren van vrachtwagenchauffeurs. De werkgever heeft wel geklokte uren als pauze aangemerkt omdat de chauffeurs geen verantwoordingsformulier hadden ingevuld of over bepaalde activiteiten langer hadden gedaan dan de werkgever daarvoor had genormeerd. De vraag is of dit in overeenstemming is met de destijds geldende cao. Het hof oordeelt, anders dan de kantonrechter, dat dit niet het geval is. Het hof zal die beslissingen hierna motiveren.

4.De vaststaande feiten

In deze procedure kan uitgegaan worden van de volgende feiten.
4.1
[appellanten] c.s. zijn allen als chauffeur in dienst geweest van Vos:
  • [appellant1] gedurende de periode 2 januari 2002 tot en met 30 september 2016;
  • [appellant2] gedurende de periode 15 juni 2015 tot en met 16 december 2015;
  • [appellant3] gedurende de periode 15 juni 2015 tot en met 15 april 2016.
Op de arbeidsovereenkomsten is de Cao Goederenvervoer Nederland (hierna: de cao) van toepassing. Op de arbeidsovereenkomsten is ook het huishoudelijk reglement en het handboek chauffeur van Vos van toepassing.
4.2
De lonen werden per maand betaald.
4.3
[appellant2] en [appellant3] reden op een vrachtwagen voorzien van een boordcomputer. Dat gold ook voor [appellant1] , in ieder geval vanaf 17 augustus 2015. De boordcomputer registreert wanneer de vrachtwagen rijdt en wanneer deze stilstaat. De chauffeur diende op de boordcomputer nader te specificeren welke soort werkzaamheden hij verrichtte.
4.4
Vos had in het uitleesprogramma voor de boordcomputer de tijd voor een aantal werkzaamheden gestandaardiseerd. Voor zover voor deze activiteiten een groter aantal minuten uit de boordcomputerstaten bleek, werden deze minuten gecorrigeerd en niet uitbetaald. In een aantal gevallen kon die tijd wel voor uitbetaling in aanmerking komen als de chauffeur een extra formulier (getiteld
NPU, ‘Niet productieve uren declaratie formulier’ had ingeleverd.
4.5
De chauffeurs kregen per maand een loonstrook met daarop vermeld het aantal overuren dat in desbetreffende maand werd uitbetaald. Bij de loonstrook was een overzicht gevoegd van de door Vos berekende uren, waarop te lezen viel het door Vos berekende aantal pauze-uren en de verdere toegepaste correcties.
4.6
Tussen [appellant2] en Vos is een procedure gevoerd over de verschuldigdheid van een aanzegvergoeding. In die procedure is op 25 april 2016 een vaststellingsovereenkomst tegen finale kwijting gesloten.

5.De toepasselijke cao en de interne regels van Vos

5.1
De cao luidde tussen 2014 en 2016, voor zover van belang, als volgt.
“Artikel 23 - Loonberekening
1. a. De functielonen gelden voor 160 diensturen per periode van 4 weken, respectievelijk 174 diensturen per maand.
b. Het bepaalde onder a. laat onverlet dat uitbetaling aan de werknemer van minimaal 40 uur per week gegarandeerd is. In een week dat een wachtdag ex art. 12a lid 4 van de CAO wordt toegepast, dient minimaal 32 uur per week te worden gegarandeerd.
2. a. Alle diensturen worden uitbetaald onder aftrek van de werkelijk genoten dagelijkse rust en onder aftrek van de in bijlage VII beschreven pauzetijden. Bij boot- en treinuren gemaakt in een periode van 24 uur mag maximaal 11 uur aan aaneengesloten rust worden genoteerd met inachtneming van de staffel van de pauzetijden conform bijlage VII.
b. De diensturen moeten door de werknemer worden geregistreerd op een door de werkgever te verstrekken urenverantwoordingsstaat. Een registratieplicht geldt eveneens voor de uren besteed aan rust, pauzes en de correcties.
c. De urenverantwoordingsstaat dient minimaal de navolgende gegevens te bevatten:
- de datum
- de diensttijd alsmede de dagtotalen daarvan
- de rusttijd
- de pauzes
- correcties
- de naam en handtekening van de chauffeur
d. Het model van de door de werkgever te verstrekken urenverantwoordingsstaat dient te zijn aangemeld bij het secretariaat van CAO-partijen, Postbus 3008, 2700 KS Zoetermeer en te worden goedgekeurd door CAO-partijen.
e. De werknemer ontvangt van de urenverantwoordingsstaat na controle door de werkgever een voor akkoord getekend exemplaar terug.
f. De werkgever dient de ingevulde urenverantwoordingsstaat tot tenminste een jaar na de datum waarop de invulling betrekking had, te bewaren.
g. Voor de controle van de urenverantwoordingsstaten dienen de daarbij behorende
tachograafschijven te worden overlegd.
h. Onder de voorwaarden opgenomen in bijlage XIV van deze cao, zijn werkgever en werknemer bij het gebruik van elektronische tijdregistratiesystemen vrijgesteld van de verplichtingen zoals vermeld onder b t/m g van dit artikellid.
3. a. De werkgever kan na instemming van de werknemers- en werkgeversorganisaties na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad of kern de normale duur van de werkzaamheden, zoals genoemd in de urenverantwoordingsstaat, normeren op basis van sociaal en economisch verantwoorde praktijkervaringen en de loonberekeningen daarop baseren.
b. Het bepaalde onder a. is onverkort van kracht ingeval in de onderneming de diensturen worden bepaald met behulp van een boordcomputer.
c. Indien de omstandigheden die aan de normeringsregeling ten grondslag liggen wijzigen, dient de regeling opnieuw beoordeeld en zonodig aangepast te worden.
d. Een normeringsregeling ontheft de werknemer niet van de invulling en indiening van de urenverantwoordingsstaat.
e In alle gevallen zal de normeringsregeling schriftelijk worden vastgelegd en binnen 2 weken na dagtekening ter registratie worden gemeld bij het secretariaat van CAO-partijen, Postbus 3008, 2700 KS Zoetermeer.
4.(…)
Artikel 24
A - Definities overuren
1. Overuren zijn uren, niet liggend op zaterdag en/of zondag, waarmee de diensttijd van 40 uur in de week wordt overschreden.
(…)
Artikel 25 - Vergoeding overuren
A - Algemeen
1. Overuren worden aan het einde van de week eenmalig naar boven afgerond op halve uren, met dien verstande dat overwerk van minder dan 15 minuten niet voor vergoeding in aanmerking komt. Bij gebruik van een boardcomputer conform bijlage XIV van deze cao worden overuren niet afgerond.
2. (…)
3. De bepalingen inzake vergoeding van overuren worden eveneens niet toegepast ten aanzien van de overuren, die ontstaan zijn door eigen schuld of toedoen van de werknemer.
(…)
Bijlage VII - Protocol behorende bij artikel 23 CAO Goederenvervoer
Nederland
In de CAO Goederenvervoer Nederland is in artikel 23 de volgende bepaling opgenomen:
"Alle diensturen worden uitbetaald onder aftrek van de werkelijk genoten dagelijkse rust en onder aftrek van de in bijlage VII beschreven pauzetijden".
Met deze bepaling wordt beoogd het oneigenlijk schrappen van wachturen te voorkomen.
In deze bepaling is een drietal begrippen te onderscheiden, te weten:
1. Diensturen
Dit zijn alle uren die in opdracht van de werkgever worden doorgebracht. Er dient hierbij geen onderscheid gemaakt te worden naar de soort van de activiteiten die tijdens deze uren wordt ontplooid (bijvoorbeeld: rijden, laden, lossen, wachten etc.).
2. Pauzetijden
Onder pauzetijd wordt verstaan een pauze van:
- 0,5 uur bij een diensttijd van 4,5 - 7,5 uur
- 1 uur bij een diensttijd van 7,5 - 10,5 uur
- 1,5 uur bij een diensttijd van 10,5 - 13,5 uur
- 2 uur bij een diensttijd van 13,5 - 16,5 uur
- 2,5 uur bij een diensttijd van 16,5 uur en langer
3. Werkelijk genoten dagelijkse rust
Onder werkelijk dagelijkse rust wordt verstaan de periode waarin de werknemer geen arbeid verricht en die is gelegen tussen twee diensten.
Werkwijze:
Nadat, na aftrek van de werkelijk genoten dagelijkse rust, de diensttijd is bepaald, dient vervolgens aan de hand van de hierboven onder (2) weergegeven staffel de pauze volgens deze staffel te worden afgetrokken. Er kan zich een omstandigheid voordoen waarin de genoten pauze niet correspondeert met de wettelijke pauze. Voor zover er tussen werkgever en werknemer geen verschil van mening bestaat over het feit dat het geen gestructureerde werkwijze/normering als bedoeld in artikel 23 lid 3 is en dat het niet de bedoeling heeft de loonkosten te verlagen, kan de werkelijke pauze worden afgetrokken. Het aantal uren dat vervolgens resteert, geldt als het aantal uit te betalen uren in het kader van de loonberekening.
(…)
Bijlage XIV - Vrijstelling urenverantwoordingsstaat bij gebruik elektronische tijdregistratiesystemen
Vrijstelling van het bepaalde in artikel 23 lid 2 onder b t/m g van de CAO ten aanzien van werknemers wier voertuig is uitgerust met een elektronisch tijdregistratiesysteem en wel onder de volgende voorwaarden:
1. Het elektronische tijdregistratiesysteem is uitgerust met een toetsenbord, waarin de elementen genoemd in artikel 23 lid 2 sub a door middel van een drukknop kunnen worden ingetoetst, voorzover deze niet automatisch worden geregistreerd.
2. Naast de functies in te voeren door de chauffeur door middel van het toetsenbord van het
elektronische tijdregistratiesysteem registreert het systeem autonoom de rijtijd, de afgelegde
afstand en kan deze gegevens registreren over het gebruik van hulpmiddelen of uitrusting van het voertuig (P.T.O., heftruck) en/of gegevens die betrekking hebben op de status van het voertuig, de werking van de motor en/of de toestand van de lading.
3. Het elektronische tijdregistratiesysteem registreert geen gegevens die kennelijk ten doel hebben een inmenging inzake de persoonlijke levenssfeer van de werknemer uit te oefenen.
4. De werknemer dient eenmaal per betalingsperiode de beschikking te krijgen over een ongeschoonde uitdraai van de in artikel 23 lid 2c. genoemde gegevens.
5. Indien werknemer daartoe een eenmalig verzoek indient, is de werkgever met ingang van 1 januari 2013 tevens verplicht de werknemer éénmaal per betalingsperiode, elektronisch of op andere wijze, een geschoonde uitdraai van de boardcomputer te verstrekken waarop de gegevens staan vermeld overeenkomstig de in artikel 23 lid 2c. genoemde gegevens.”
5.2
Vos Transport hanteert een
Handboek Chauffeur. In dit handboek staat onder meer
het volgende.
“2.8
Urenverantwoording
Alle vrachtauto's van Vos zijn uitgerust met een boardcomputer.
U bent verplicht, conform de CAO, de boardcomputer correct en volledig in te vullen
(...)
Onjuist, of onduidelijk ingevulde urenverantwoordingsstaten en/of ingevoerde boardcomputergegevens zullen niet in behandeling genomen worden.
Te laat uitgelezen boardcomputers zullen resulteren in het uitsluitend uitbetalen van het basisloon.
Het bepaalde in dit artikel laat onverlet de bevoegdheid van de werkgever om de ingevulde urenverantwoordingstaat/ritrapport/boardcomputergegevens te corrigeren, zoals bepaald in de CAO.”
5.3
Ook hanteert Vos Transport een
Huishoudelijk Reglement. In dit reglement staat
onder meer het volgende.
“3.10 Loonbetaling
(…)
Reclamaties op het loon dienen binnen een maand na betaling van het loon (de 15e) schriftelijk te zijn ingediend via het postvakje van het Hoofd Personeelszaken of per e-mail gestuurd te zijn aan hr@vosdeventer.com.
U dient onderstaande zaken duidelijk aan te geven: naam, personeelsnummer, omschrijving reclamatie.
Relevante bescheiden dienen bijgevóegd te worden.
Te laat, onvolledig of onduidelijk ingeleverd reclamaties worden niet in behandeling genomen.”

6.De vordering en het oordeel van de kantonrechter

6.1
[appellanten] c.s. hebben bij de kantonrechter kort weergegeven gevorderd de betaling van ten onrechte niet uitbetaalde overuren (bruto) en onkostenvergoedingen (netto). Na wijziging van eis bedroeg de vordering voor:
  • [appellant1] overuren 1 januari 2011 tot en met juli 2015: € 18.417,-
  • [appellant1] overuren 1 augustus 2015 tot en met september 2016 € 8.620,-
  • [appellant2] 15 juni 2015 – 16 december 2015 overuren € 3.896,68
  • [appellant2] onkostenvergoeding € 396,10
  • [appellant3] overuren 15 juni 2015 – maart 2016 € 4.404,31
  • [appellant3] onkostenvergoeding € 19,86
Te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente.
6.2
De kantonrechter heeft bij het eerste tussenvonnis een mondelinge behandeling bepaald. Bij het tussenvonnis van 7 november 2017 heeft de kantonrechter overwogen dat Vos niet voldaan heeft aan de verplichting op grond van artikel 23 lid 2 van de cao betreffende het ter hand stellen van de ongeschoonde uitdraai van de urengegevens. De kantonrechter heeft Vos opgedragen deze alsnog in het geding te brengen. Deze tekortkoming van Vos bracht volgens de kantonrechter mee dat Vos geen beroep toekomt op het vervalbeding opgenomen in het huishoudelijk reglement.
6.3
In het tussenvonnis van 3 juli 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de inmiddels door Vos in het geding gebrachte staten nog steeds niet voldeden aan de cao-omschrijving en heeft hij haar andermaal deze opdracht gegeven.
6.4
In het volgende tussenvonnis van 26 februari 2019 heeft de kantonrechter Vos in de gelegenheid gesteld te reageren op nadere stellingen van [appellanten] c.s. die zij hadden ingenomen naar aanleiding van de inmiddels overgelegde uitdraaien van de boordcomputer.
6.5
In het tussenvonnis van 2 juli 2019 heeft de kantonrechter een tiental punten geabstraheerd uit het dossier waarover partijen het niet eens waren betreffende correcties op de bruto-diensturen die bleken uit de boordcomputer. Daarbij heeft de kantonrechter op de meeste geschilpunten in het voordeel van Vos beslist, voor een aantal geschilpunten [appellanten] c.s. opgedragen om onvoldoende verantwoorde tijd volgens het door Vos toegepaste handboek chauffeur alsnog te verantwoorden – bij gebreke waarvan de vordering zal worden afgewezen – en voor een klein deel de vordering in beginsel toewijsbaar geacht, mits [appellanten] c.s. hun vorderingen opnieuw berekenden.
6.6
Bij het eindvonnis van 24 december 2019 heeft de kantonrechter grotendeels vastgehouden aan het tussenvonnis van 2 juli 2019, geconstateerd dat [appellanten] c.s. niet aan de opdracht tot verantwoording c.q. herberekening hadden voldaan en de vorderingen afgewezen, onder veroordeling van [appellanten] c.s. in de kosten van de procedure.

7.De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep

7.1
[appellanten] c.s. hebben 18 bezwaren (grieven) tegen de beslissing van de kantonrechter geformuleerd, die zich richten tegen de tussenvonnissen van 26 februari 2019 en 2 juli 2019 en het eindvonnis van 24 december 2019. Deze grieven treffen nagenoeg alle geschilpunten, uitgezonderd het oordeel van de kantonrechter dat de loonvordering van [appellant1] is verjaard voor zover die betrekking heeft op de periode vóór 7 april 2011 [1] . Aan dat oordeel is het hof dan ook gebonden en de in hoger beroep herhaalde loonvordering van [appellant1] over die periode is dan ook reeds op die grond niet toewijsbaar.
Het hof zal de overige geschilpunten thematisch behandelen.
Uitgangspunt: diensturen moeten worden uitbetaald.
7.2
Artikel 23, lid 2 onder a van de cao stelt voorop dat alle diensturen moeten worden uitbetaald, onder aftrek van de genoten pauze en rusttijd. In beginsel heeft de chauffeur recht op betaling van alle uren die – bij gebruik van de boordcomputer – vallen tussen het inlogmoment (insteken van de pas) en het uitlogmoment, onder aftrek van de pauzetijden (de daadwerkelijk genoten pauze of de genormeerde pauzetijden conform de pauzestaffel) en de dagelijkse rust bij meerdaagse ritten. In bijlage VII bij de cao is nog opgenomen dat deze bepaling dient om het oneigenlijk schrappen van diensturen te voorkomen.
7.3
De cao kent wel een aantal uitzonderingen op de verplichting om alle diensturen uit te betalen. Zo bepaalt artikel 25, derde lid, cao, dat overuren die door eigen schuld of toedoen zijn ontstaan, niet voor vergoeding in aanmerking komen en kent artikel 23 lid 3 van de cao de mogelijkheid van een normering voor bepaalde werksoorten, waarbij uitsluitend de genormeerde uren voor vergoeding in aanmerking komen. Vos heeft met de vakbonden geen normeringsafspraken conform die bepaling gemaakt, zodat aan haar geen beroep op een dergelijke normering toekomt.
7.4
De geschilpunten spitsen zich toe op de vraag of uit de controlebevoegdheid van Vos als werkgever voortvloeit dat Vos ook een verdergaande verantwoording voor overuren mag verlangen dan het ingelogd zijn in de computer en bij het ontbreken van die verantwoording de uren niet hoeft uit te betalen.
De bewijslastverdeling
7.5
De cao-bepalingen omtrent de uitbetaling van overuren komen erop neer dat bij gebruik van een boordcomputer de werkgever eenmaal per betaalperiode een ongeschoonde uitdraai van de voor de werknemer relevante gegevens voor de berekening van het aantal overuren aan de werknemer moet verstrekken, zodat de werknemer het aantal uitbetaalde overuren kan controleren en door de werkgever aanpaste correcties op het aantal bruto-uren tijdig ter discussie kan stellen.
7.6
Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter in het vonnis van 7 november 2017 dat de bewijslast dat sprake is van onbetaalde overuren waarvoor [appellanten] c.s. alsnog betaling toekomt, op [appellant1] rust. In beginsel komt de chauffeur betaling toe voor de uren die vallen in de periode tussen het insteken en het eruit halen van de kaart van de chauffeur in de boordcomputer, tenzij het gaat om daadwerkelijk als pauze verantwoorde uren of uren die de werkgever conform de pauzestaffel in mindering mag brengen. Dit laatste ook als de pauze niet daadwerkelijk is genoten, om de chauffeur ervan te weerhouden tijdens de voorgeschreven pauze-uren door te werken. Indien de werkgever echter het urenaantal gemotiveerd betwist, is de enkele verwijzing naar het ingelogd zijn in de boordcomputer niet voldoende om een dienstuur aan te nemen. Welk extra bewijs van de chauffeur verlangd kan worden, hangt af van de stellingen die werkgever aan zijn verweer ten grondslag heeft gelegd. Het hof verwerpt de stelling van [appellanten] c.s. dat de chauffeur in alle gevallen kan volstaan met het verwijzen naar het ingelogd zijn in de boordcomputer en dat het betwisten van de overuren een bevrijdend verweer is waarvan de bewijslast op de werkgever berust. Bij urenstaten die sterk afwijken van wat gebruikelijk is kan de werkgever een verdere verantwoording van de chauffeur verlangen.
7.7
Het hof wijst erop dat in de definitie van diensturen in artikel 1 van Bijlage VII bij de cao is opgenomen dat het moet gaan om
in opdracht van de werkgeverdoorgebrachte uren en dat artikel 25, derde lid, van de cao door eigen schuld of toedoen van de werknemer ontstane overuren van vergoeding uitsluit. Indien de werkgever gemotiveerd stelt dat geen sprake is van in opdracht van de werkgever doorgebrachte uren of dat sprake is van door eigen schuld of toedoen ontstane overuren, kan de werknemer niet volstaan met het verwijzen naar het ingelogd zijn op de boordcomputer.
Grief 1 van [appellant1] treft geen doel.
Vos heeft artikel 23 lid 2 c van de CAO niet nageleefd
7.8
Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis van 7 november 2017 dat Vos bij de loonstroken – in de periode dat gereden werd met de boordcomputer – niet heeft voldaan aan de uit de cao volgende verplichting om daarbij voldoende specificaties te voegen, zodat het daardoor voor [appellanten] c.s. niet goed mogelijk was de juistheid van hun loonstroken waar het de uitbetaling van overuren betrof te controleren. Ook onderschrijft het hof het oordeel van de kantonrechter dat Vos als gevolg daarvan geen beroep toekomt op het vervalbeding dat zij heeft opgenomen in haar huishoudelijk reglement.
Instructierecht werkgever geen grond voor afwijking cao
7.9
Vos is als lid van een werkgeversvereniging die de cao had gesloten gebonden aan de cao. De cao bepaalt (in artikel 1) dat de cao een standaardkarakter heeft, tenzij anders is aangegeven. Vos is gehouden om de cao, dus ook de artikelen 23 tot en met 25 daarvan, toe te passen en mag niet met eigen interne regels daarvan afwijken.
Vos heeft betoogd dat zij op grond van het instructierecht van de werkgever (artikel 7:660 BW) mocht bepalen dat chauffeurs bij wachttijden langer dan 1,5 uur bij een klant in verband met laden en lossen die tijd niet als wachttijd in de boardcomputer mochten verantwoorden, maar verplicht een extra NPU-formulier in te vullen. In dat geval ging Vos de extra uren bij de klant in rekening brengen. Als het NPU- formulier ontbrak en de meeruren als wachttijd waren ingevuld, merkte Vos deze uren aan als pauze en werden deze uren niet uitbetaald.
7.1
Het hof overweegt dat het Vos vrijstaat om te bepalen dat de chauffeurs bij wachttijden boven de 1,5 uur bij een klant een extra formulier moeten invullen. Vos heeft er op zich rechtmatig belang bij om aan de hand daarvan bij haar klanten inefficiënte laad- en losprocedures in rekening te brengen. Zij mag ook haar chauffeurs erop aanspreken als zij zich niet aan deze instructie houden. Wat zij echter niet mag is aan het schenden van deze instructie automatisch de sanctie verbinden dat wel gemaakte diensturen worden aangemerkt als pauze en niet worden uitbetaald. Dat is in strijd met artikel 23 en de daarbij behorende Bijlage VII. Als een chauffeur zich stelselmatig niet houdt aan de instructies, kan Vos deze chauffeur waarschuwen en, als zij daarin heeft voorzien in de arbeidsovereenkomst, de chauffeur mogelijk een boete opleggen. Alleen als de uit de boordcomputer blijkende wachttijden niet zijn te wijten aan een klant en deze door de chauffeur zelf zijn veroorzaakt, hoeft Vos deze niet uit te betalen, gelet op artikel 25 lid 3 van de cao. Dat moet Vos dan wel gemotiveerd stellen. De grieven gericht tegen het op dit punt andersluidende oordeel van de kantonrechter slagen.
7.11
Ook het schrappen van anderszins niet verantwoorde korte momenten van stilstand ‑ vaak maar enige minuten ‑ door Vos kan naar het oordeel van het hof niet door de beugel. Volgens Vos zou het stilstaan in bijvoorbeeld de file niet tot de codering stilstand in de boordcomputer kunnen leiden. Zij heeft ook ter zitting van het hof echter geen bevredigende verklaring kunnen geven voor het veelvuldig voorkomen van dergelijke coderingen in overgelegde rittenstaten van de boordcomputer. Aan de suggestie dat de chauffeurs zelf moedwillig de code stilstand in de boordcomputer hebben ingevuld, gaat het hof als ongerijmd voorbij. Alleen indien er perioden van langere stilstand in de boordcomputerstaten voorkomen, hoeft Vos deze perioden, met een beroep op artikel 25 lid 3 van de cao, mogelijk niet uit te betalen indien daarvoor een plausibele verklaring van de chauffeur ontbreekt.
Niet toegelaten normeringen
7.12
Voor de normeringen die Vos heeft toegepast voor het laden en lossen op de eigen locaties in Deventer en Ittervoort geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen voor het laden en lossen bij klanten. Ook het aan- en afkoppelen op die locaties is door Vos genormeerd op 10 minuten in die zin, dat alle uit de boordcomputer blijkende daar door gebrachte tijd niet is uitbetaald voor zover het de 10 minuten te boven ging. Vos stelt dat daar andere medewerkers van haar beschikbaar waren en dat de chauffeur alleen eventueel hoefde te tanken en aan- of af te koppelen, wat volgens haar in 10 minuten kon. Als er toch meer tijd noodzakelijk was, kon die alleen na invulling van een extra formulier door de chauffeur voor vergoeding in aanmerking komen.
7.12.1
Het hof oordeelt dat ook bij deze werkzaamheden Vos op zich een extra formulier verplicht kon stellen – in zoverre faalt grief 2 - maar dat zij niet zonder meer op deze plaatsen doorgebrachte tijd mocht schrappen als diensturen. De cao staat wel normering toe, maar alleen met instemming van de vakbonden en na overleg met de ondernemingsraad (artikel 23 lid 3 cao). Vast staat dat Vos die procedure niet heeft gevolgd. Ook in dit geval geldt dat Vos bij uitzonderlijke afwijkingen van wat gebruikelijk was een nadere onderbouwing van de chauffeur mocht verlangen alvorens tot uitbetaling over te gaan (bijvoorbeeld in de situatie die de kantonrechter in rov 5.1 van het eindvonnis noemt, over de urenstaat van [appellant3] van 1 december 2015), maar voor de door haar toegepaste automatische normering had zij de procedure van de cao moeten volgen.
7.13
Het niet volgen van de procedure voor een normeringsregeling heeft ook tot gevolg dat de andere normeringen die Vos heeft toegepast, namelijk die voor het aan- en afkoppelen en tanken buiten de standplaats, niet zijn toegestaan. Op dat punt heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 3 juli 2019 [appellanten] c.s. terecht in beginsel in het gelijk gesteld.
De pauzetijden
7.14
Vos heeft de daadwerkelijk als pauze verantwoorde tijd niet uitbetaald. Dat dit terecht is, is niet in geschil. Het hof heeft hiervoor al uitgelegd dat het Vos niet was toegestaan om eigenhandig anderszins verantwoorde tijd als pauze aan te merken. Vos heeft geen extra uren afgetrokken op grond van de cao-regeling rond de pauzestaffel. Zij heeft aangegeven dat ook niet meer te doen, zodat het betoog van [appellanten] c.s. (grief 6) of zij dat alsnog zou mogen doen bij een herberekening van de overuren, verder buiten bespreking kan blijven.
De finale kwijting van [appellant2]
7.15
Het hof neemt over wat de kantonrechter in het tussenvonnis van 26 februari 2019 (rechtsoverweging 21) heeft beslist over de finale kwijting opgenomen in de vaststellingsovereenkomst van 25 april 2016. Deze kwijting staat dus niet in de weg aan het geldend maken van de nu in geding zijnde loonclaim.
De tussenconclusie
7.16
De vonnissen van 2 juli 2019 en 24 december 2019 kunnen niet in stand blijven. De grieven 3 tot en met 5 en 7 tot en met 10 zijn in zoverre terecht voorgedragen. [appellanten] c.s. krijgen de gelegenheid om hun vorderingen opnieuw te berekenen met inachtneming van deze uitspraak voor zover het de periode betreft waarbij de lonen zijn berekend aan de hand van de boordcomputer (dus de vorderingen van [appellant3] en [appellant2] en die van [appellant1] vanaf 17 augustus 2015). Het hof bepaalt dat Vos de gegevens van de boordcomputer in digitale vorm aan [appellanten] c.s. ter beschikking moet stellen met het oog op het opstellen van deze berekening. Het hof gaat voorbij aan het verweer van Vos dat dit in strijd met de twee-conclusieregel zou zijn aangezien het hier niet gaat om het opwerpen van nieuwe grieven na de memorie van grieven.
7.17
Vos mag vervolgens op deze berekening bij akte reageren en indien zij daarbij concrete alsnog voor verloning in aanmerking gebrachte uren (gemotiveerd) ter discussie wil stellen, dan mogen [appellanten] c.s. daarop nog bij antwoordakte reageren; een en ander voor zover partijen niet anderszins tot een oplossing kunnen komen.
De vordering van [appellant1] over de periode 1 januari 2011 tot en met juli 2015
7.18
Deze vordering ziet op de periode waarover geen boordcomputerstaten beschikbaar zijn (de eerste weken van augustus 2015 betreft een vakantieperiode).
Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat de vordering tot en met 6 april 2011 door de kantonrechter vanwege verjaring is afgewezen en dat daartegen niet is gegriefd door [appellant1] .
7.19
Voor de loonvordering over de periode na 6 april 2011 heeft Vos een beroep op rechtsverwerking gedaan.
Deze loonvordering heef [appellant1] gebaseerd op kopieën van klokkaarten en agendagegevens die hij al die jaren als schaduwboekhouding heeft bijgehouden. Vos heeft aangegeven dat zij de juistheid van deze gegevens niet kan verifiëren omdat zij niet meer over de originele klokkaarten beschikt en daarover ook niet meer hoeft te beschikken, gelet op artikel 23 lid 2 onder f van de cao. [appellant1] heeft gesteld dat hij met een dubbele boekhouding heeft gereden (zowel met klokkaarten als met een boordcomputer) en hij heeft daarvan bewijs aangeboden. Volgens hem moet Vos nog over meer gegevens beschikken.
7.2
Het hof oordeelt op zich voldoende aannemelijk dat [appellant1] ook vóór augustus 2015 met een boordcomputer heeft gereden. Redengevend daarvoor is dat het door Vos overgelegde handboek chauffeur van februari 2013 ervan uitgaat dat alle vrachtwagens met een boordcomputer zijn uitgerust, en in het antwoord van Vos op de loonreclamatie van [appellant1] van 28 juni 2013 (productie 4b in eerste aanleg van Vos) staat dat [appellant1] zijn boardcomputer niet juist heeft bediend. Dat [appellant1] ook in de eerdere periode met een boordcomputer heeft gereden, betekent echter nog niet dat Vos ook nog over deze computergegevens van jaren her dient te beschikken. Uit de cao kan niet worden afgeleid dat Vos voor deze gegevens een langere bewaarplicht zou hebben dan die volgt uit artikel 23 lid 2 onder f. Wel oordeelt het hof dat Vos, naar aanleiding van de brief van [appellant1] van 7 april 2016 waarin hij de loonvordering aankondigde, de rittenstaten c.a.. van [appellant1] – die zij op grond van de cao tenminste een jaar moest bewaren – veilig moest stellen. Derhalve gaat het hof ervan uit dat Vos in ieder geval nog de beschikking had moeten hebben over de rittenstaten vanaf één jaar voor de brief van [appellant1] , dus vanaf 7 april 2015.
7.21
[appellant1] heeft van zijn kant niet aannemelijk gemaakt dat hij niet eerder een loonvordering had kunnen instellen. De overgelegde reclamaties uit 2011 en 2013 wijzen erop dat Vos in ieder geval toen serieus naar die bezwaren van [appellant1] heeft gekeken. Dat [appellant1] , als gevolg van die reclamaties, door Vos werd ‘gepest’ door hem geen ritten met mogelijke overuren op te dragen, acht het hof niet aannemelijk gemaakt en een bewijsaanbod op dat punt ligt niet voor. Feitelijk was [appellant1] ook in staat om eerder een loonvordering in te stellen op basis van de door hem bijgehouden schaduw-urenadministratie.
7.22
Het hof acht, alles afwegende, het beroep op rechtsverwerking van Vos terecht voor zover het ziet op de periode tussen 7 april 2011 en 7 april 2015, omdat Vos niet meer beschikt over de juiste gegevens om de berekeningen van [appellant1] te kunnen weerleggen en die gegevens ook niet meer hoefde te bewaren.
7.23
Voor de periode tussen 7 april 2015 en 31 juli 2015 ligt dit anders. Daar komt het niet meer beschikken over de rittenstaten voor rekening van Vos. Wel geldt voor deze periode dat [appellant1] moet aantonen – op gelijke wijze als voor de periode na 17 augustus 2015 – dat gemaakte diensturen ten onrechte niet zijn uitbetaald. Voor de loonvordering van [appellant1] over de periode 7 april 2015 tot 31 juli 2015 geldt verder hetzelfde als hiervoor onder rov. 7.17 en 7.18 is bepaald, behalve dat Vos geen digitale gegevens behoeft aan te leveren.
De slotsom
7.24
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor een nadere loonberekening over de periode van 7 april 2015 tot de datum van het einde van de dienstverbanden overeenkomstig de rechtsoverwegingen 7.17 en 7.23. Het hof zal [appellanten] c.s. daarvoor een periode van vier maanden de gelegenheid geven. Vos moet zo spoedig mogelijk de beschikbare loongegevens in digitale vorm beschikbaar stellen aan mr. Mastenbroek met het oog op het maken van de berekeningen. Vervolgens krijgt Vos zes weken de gelegenheid voor een antwoordakte, waarin zij concrete loonberekeningen mag aanvechten indien partijen niet tot een vergelijk kunnen komen. Daarop mogen [appellanten] c.s. dan nog bij akte reageren. Een en ander overeenkomstig rov. 7.17.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
21 juni 2022voor een nadere berekening aan de zijde van [appellanten] c.s. en bepaalt dat Vos daarop zes weken nadien mag reageren; beide als hiervoor onder 7.24 is aangegeven;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.E.L. Fikkers en R.S. de Vries en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.

Voetnoten

1.Tussenvonnis 26 februari 2019 rov 20