ECLI:NL:GHARL:2022:1413

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
200.275.622/01 en 200.284.826/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van administratiekantoor in geschil over schadevergoeding door opdrachtgever

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever, [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2], en een administratiekantoor, [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s., over de aansprakelijkheid voor schade die de opdrachtgever stelt te hebben geleden door een tekortkoming in de dienstverlening van het administratiekantoor. De opdrachtgever, die een garagebedrijf exploiteert, heeft in de periode van 2010 tot 2013 administratieve werkzaamheden laten verrichten door het kantoor. Hij stelt dat het kantoor zijn werk niet goed heeft gedaan, wat heeft geleid tot een naheffingsaanslag van de Belastingdienst en andere financiële schade. Het hof heeft de vordering van de opdrachtgever afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het hof oordeelt dat de opdrachtgever niet heeft aangetoond dat het administratiekantoor tekort is geschoten in de nakoming van hun verplichtingen. De rechtbank had eerder de vordering van de opdrachtgever afgewezen op basis van een uitsluiting van aansprakelijkheid die in een brief was vastgelegd. Het hof bevestigt deze beslissing en vernietigt de toewijzing van de vordering tegen de tweede gedaagde, [appellante zaak2], omdat zij niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van de gedaagden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.275.622/01 en 200.284.826/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 189953)
arrest van 22 februari 2022
in de zaak van
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2],
wonende te Mussel,
appellant en eiser in het incident in de zaak met nummer 200.275.622/01,
geïntimeerde in de zaak met nummer 200.284.826/01,
bij de rechtbank: eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna:
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2],
advocaat: mr. J.T. Schlepers, die kantoor houdt te Beilen,
tegen

1.[geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] ,

wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde en verweerder in het incident in de zaak met nummer 200.275.622/01,
appellant in de zaak met nummer 200.284.826/01,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde zaak1/appellant zaak2],

2.2. [appellante zaak2] ,wonende te [woonplaats2] ,appellante in de zaak met nummer 200.284.826/01bij de rechtbank: gedaagde,hierna: [appellante zaak2] ,

hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerde/appellante zaak2] c.s.,
advocaat: mr. M.M.J. Arts, die kantoor houdt te Groningen.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Het hof neemt de inhoud van de tussenarresten van 23 maart 2021 hier over.
1.2
Op grond van die tussenarresten heeft op 27 januari 2022 (in beide zaken) een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Aan het slot van de mondelinge behandeling is een datum vastgesteld waarop in beide zaken arrest zal worden gewezen.
1.4 In een brief van 3 februari 2022 heeft de advocaat van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op het proces-verbaal gereageerd. In de brief geeft hij allereerst aan dat hij in het proces-verbaal een bespreking van de diverse schade-elementen mist en dat een opmerking die hij heeft gemaakt niet is vermeld. Een proces-verbaal is een zakelijke weergave van wat tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest. Dat betekent dat niet alles wat is gezegd, in het proces-verbaal wordt vermeld. Uit wat hierna volgt, zal blijken dat de aspecten die door de advocaat van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in het proces-verbaal worden gemist, voor de beslissing niet van belang zijn.
Vervolgens bevat de brief van de advocaat van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een uitvoerige reactie van de huidige accountant van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op wat tijdens de mondelinge behandeling gezegd is over bijlage B, een brief van de belastingdienst van 18 augustus 2015. Het gaat dus niet om een opmerking over de weergave van, maar om een aanvulling op wat door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] naar voren is gebracht. Dat is te laat. Het inhoudelijk debat is met de mondelinge behandeling gesloten en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] kan dat niet openbreken door middel van een reactie op het proces-verbaal. Uit het proces-verbaal blijkt dat (de advocaat van) [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] er, net als het hof
(zie hierna onder 3.9), op basis van bijlage B vanuit is gegaan dat het verschil tussen de berekening van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. en de uiteindelijk verschuldigde omzetbelasting niet zo groot was. Indien dat onjuist is, had (de advocaat van) [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat tijdens de mondelinge behandeling duidelijk moeten maken, maar dat is nu juist niet gebeurd.
2.
Waar gaat het in deze zaak om?2.1 [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft een garagebedrijf. [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. hebben in de jaren 2010 tot 2013 administratieve werkzaamheden voor [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] verricht. Volgens [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] hebben zij hun werk niet goed gedaan, waardoor hij schade heeft geleden. Hij vordert vergoeding van de door hem geleden schade.
2.2 Het hof zal de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] afwijzen, omdat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. de op hen rustende verplichtingen niet zijn nagekomen. Het hof zal dit oordeel hierna toelichten, door eerst de relevante feiten te vermelden en door daarna de standpunten van partijen te bespreken. In dat verband zal het hof uiteraard ook ingaan op de bezwaren (‘grieven’) die partijen hebben geformuleerd tegen het vonnis van de rechtbank.
3. De relevante feiten in beide zaken3.1 [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] exploiteert als eenmanszaak een autobedrijf. [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] en [appellante zaak2] zijn van 5 februari 2004 tot 1 januari 2013 vennoten geweest van de vennootschap onder firma M&M Administratie- en Belastingadviseurs (hierna: M&M). Vanaf 1 januari 2013 is deze vennootschap voortgezet als eenmanszaak door [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] .
3.2
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is in 2010 klant geworden van M&M. M&M heeft op 29 maart 2010 een opdrachtbevestiging aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gezonden waarin, voor zover hier van belang, staat:
“Aansluitend op ons plezierig overleg bevestigen wij hierbij onze afspraken.
Zoals met u besproken gaat ons kantoor met ingang van 1 januari 2008 voor uw onderneming de financiële administratie verzorgen. U heeft aangegeven dat uw voormalige kantoor zorg draagt voor de (fiscale) afwikkeling t/m boekjaar 2007 en de loonadministratie t/m juni 2010.
De kosten die verbonden zijn aan onze dienstverlening bedrageneen vast bedragvan € 1.800,= excl. btw per boekjaar (…).
De werkzaamheden die wij verrichten bestaan voornamelijk uit rubriceren, inboeken, controle, samenstellen van de jaarcijfers, de suppletie aangifte omzetbelasting, en de aangifte inkomstenbelasting van u en uw fiscale partner. U zorgt zelf voor het bijhouden van een kasboek. (…).”
3.3
In het voorjaar van 2011 heeft M&M de jaarrekeningen 2009 en 2010 van het autobedrijf van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] samengesteld.
Volgens [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. hebben zij toen ook een, bij vergissing op 29 maart 2010 gedateerde, brief naar [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gestuurd, die door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] is ondertekend. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft in de procedure bij het hof de ondertekening van deze brief betwist. In deze brief staat onder meer:

(…) Tijdens het opstellen van de jaarcijfers hebben wij geconstateerd dat ten aanzien van een aantal elementaire zaken uw administratieve organisatie ernstig te wensen overlaat. Met name de in- en verkoop van auto’s zijn niet allemaal goed gedocumenteerd. Niet altijd is duidelijk of het om een marge auto of een btw auto gaat. Soms zijn de inruilauto’s verrekend met de nieuwe verkoop van een auto zonder dat de verschillende bedragen uit de factuur zijn op te maken. De voorraad opgave van het RDW vermeldt een auto die niet in de administratie als inkoop is terug te vinden. Dit heeft consequenties voor de btw berekening. Daarnaast kenmerkt het opbergen van de boekingbescheiden zich door een algehele slordigheid.Omdat door genoemde oorzaken niet overal is uit te komen en stukken niet meer traceerbaar zijn waren wij genoodzaakt een aantal afboekingen te doen. Deze zijn met u besproken.Al met al aanvaarden wij geen enkele aansprakelijkheid ten aanzien van de door ons geleverde producties. U heeft toegezegd met ingang van heden voor de toekomstige boekhouding te zorgen voor een geordende administratie waarbij de algemeen geldende regels in acht worden genomen.”
3.4
In 2011 heeft M&M ook de aangifte IB 2010 voor [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en diens echtgenote verzorgd. In een brief van M&M van 19 juli 2011, die door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en diens echtgenote is ondertekend, waarin het aangifteformulier ter accordering wordt aangeboden, staat onder meer:

De administratieve organisatie laat nog te wensen over in 2010. De kasadministratie voldeed niet aan de administratieve eisen. Al met al aanvaarden wij geen enkele aansprakelijkheid ten aanzien van de door ons geleverde producties.”
3.5
In mei 2012 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek bij [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] uitgevoerd. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van dat boekenonderzoek geconstateerd dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] met betrekking tot de jaren 2008, 2009 en 2010 een bedrag van (in totaal)
€ 31.410,00 te weinig aan omzetbelasting heeft afgedragen en er over de jaren 2008 en 2009 met betrekking tot de omzetbelasting ten onrechte geen suppletieverzoeken zijn ingediend.
De Belastingdienst heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een op 28 september 2012 gedateerde naheffingsaanslag ten bedrage van € 36.990,00 gestuurd, bestaande uit € 31.410,- aan omzetbelasting, te vermeerderen met een boete van € 3.140,- en € 2.440,- aan heffingsrente.
3.6
M&M heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op 23 april 2013 een brief gestuurd waarin, voor zover hier van belang, staat:
“Hierbij bevestigen wij het u reeds mondeling meegedeelde dat wij geen werkzaamheden meer voor uw bedrijf en privé verrichten.
Eén en ander o.a. als gevolg van het uitblijven van uw betalingen aan ons kantoor. (…).”
3.7
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft op enig moment een derde de opdracht gegeven om zijn volledige administratie vanaf 2008 opnieuw in te laten boeken.
3.8
[appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft M&M op 6 mei 2013 een aansprakelijkheidsstelling gestuurd waarin, voor zover hier van belang, staat:
“Hierbij stel ik u aansprakelijk voor alle huidige en toekomstige schade ten gevolge van het niet nakomen van onze overeenkomst d.d. maart 2010 en terugvordering van de teveel betaalde gelden voor extra werkzaamheden (voor zover deze niet afzonderli[j]k zijn afgesproken) die in deze overeenkomst zijn opgenomen alsmede uw weigering tot het afgeven van de grootboekadministratie over de jaren 2008 tot en met 2011.
(…)
Tijdens een in 2012 ingestelde belastingcontrole bleek dat de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 niet juist waren. Door de belastingdienst werd geconstateerd dat de verschuldigde omzetbelasting over de jaren 2008 en 2009 onjuist was verwerkt en dat de omzetbelasting over 2010 tot een te laag bedrag was aangegeven. (…).
3.9
Tegen de in 3.5 vermelde naheffingsaanslag is bezwaar gemaakt. Op
18 augustus 2015 heeft de belastingdienst beslist op dit bezwaar. De omzetbelasting is daarbij verminderd met € 4.689,- tot € 26.721,- De verzuimboete en heffingsrente zijn dienovereenkomstig verminderd.
3.1
De gemachtigde van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft M&M bij brief van 16 juni 2016 gesommeerd een schadebedrag van € 50.346,80 aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te voldoen. Aan die sommatie is niet voldaan.

4.4. De beoordeling van het geschil in beide zaken

De reikwijdte van het geschil bij het hof4.1 De rechtbank heeft de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tegen [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] afgewezen, omdat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] zich volgens de rechtbank met succes op de uitsluiting van aansprakelijkheid heeft beroepen, die is vastgelegd in de bij 3.3 vermelde brief. De vordering tegen [appellante zaak2] is wel toegewezen, omdat [appellante zaak2] niet is verschenen en ook geen verweer heeft gevoerd. De tegenvordering van [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] , tot betaling van enkele openstaande facturen, heeft de rechtbank afgewezen.
4.2
In de zaak met nummer 200.275.622/01 komt [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op tegen de afwijzing van zijn vordering op [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] . Volgens [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft de rechtbank het beroep van [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] op de uitsluiting van de aansprakelijkheid ten onrechte gehonoreerd.
4.3
In de zaak met nummer 200.284.826/01 komen [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. op tegen de afwijzing van de (tegen)vordering van [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] op [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en tegen de toewijzing van de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op [appellante zaak2] . Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft hun advocaat laten weten dat de tegenvordering wordt ingetrokken. Dat betekent dat het hof
grief I van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s., waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de afwijzing van deze vordering, niet hoeft te bespreken.
4.4
Bij de rechtbank heeft [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] diverse verweren gevoerd tegen de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] . In het mede door haar ingestelde hoger beroep heeft [appellante zaak2] zich bij deze verweren aangesloten. De rechtbank heeft een van die verweren - dat de aansprakelijkheid is
uitgesloten - gehonoreerd en is niet toegekomen aan een ander verweer van [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] , dat hij niet is tekortgeschoten in zijn verplichtingen tegenover [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] .Het hof zal dit laatste verweer eerst bespreken. Indien het verweer slaagt, is de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] alleen om die reden al niet toewijsbaar en kan in het midden blijven of de aansprakelijkheid is uitgesloten.
4.5
Het hof merkt voor wat betreft de positie van [appellante zaak2] op dat [appellante zaak2] in de toelichting op haar grief uitdrukkelijk heeft verwezen naar de door [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] bij de rechtbank gevoerde verweren, duidelijk heeft gemaakt dat zij die verweren overneemt en dat de vordering tegen haar (ook) om die reden dient te worden afgewezen. Daarmee heeft zij, anders dan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] lijkt te veronderstellen, haar bezwaar tegen het vonnis van de rechtbank voldoende duidelijk toegelicht. Het is voor [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] voldoende duidelijk waar bij [appellante zaak2] de schoen wringt en waartegen hij zich dient te verweren.
Zijn [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. (toerekenbaar) tekortgeschoten tegenover [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ?4.6 [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. zijn alleen schadevergoeding verschuldigd aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] indien zij toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de met hem gesloten overeenkomst. Dat is een overeenkomst van opdracht tot het verrichten van fiscale en boekhoudkundige diensten. Het gaat er daarbij om of [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. bij het verrichten van de opdracht de zorg van een redelijk handelend en redelijk bekwaam administratie- en belastingadviseur hebben verleend. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dient te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat dit niet het geval is geweest.
4.7
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] niet aan deze stelplicht voldaan. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] baseert zijn stellingen grotendeels op het boekenonderzoek van de belastingdienst. Op grond van dit boekenonderzoek ontving [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] over de jaren 2008 tot en met 2010 een forse naheffingsaanslag in verband met over die jaren te weinig afgedragen BTW.
4.8
Uit het feit dat aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een naheffingsaanslag is opgelegd, volgt nog niet dat [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. fouten hebben gemaakt bij hun werkzaamheden.
Allereerst zijn die naheffingen, nadat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] een nieuwe boekhouder/accountant had ingeschakeld en de administratie over die jaren opnieuw heeft laten invoeren, in bezwaar weliswaar wat aangepast, maar ook toen was nog sprake van forse naheffingen: in totaal
€ 26.721,-, in plaats van de oorspronkelijke naheffingen van in totaal € 31.410,-. [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] kan dan ook niet volhouden dat de naheffingsaanslag grotendeels het gevolg is van door [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. gemaakte fouten.
Bovendien hebben [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. er terecht op gewezen dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot juni 2010 zelf de maandelijkse aangiften BTW verzorgde, of dat door zijn toenmalige accountant liet doen. Indien er in die periode wat fout is gegaan, kan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] dat [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. uiteraard niet verwijten.
Ten slotte heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] onvoldoende weersproken dat hijzelf welbewust vanwege zijn slechte liquiditeitspositie te lage BTW-aangiften deed, of [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. liet doen. Door partijen zijn diverse e-mails tussen [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] overgelegd waaruit volgt dat [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] aangaf dat hij een ander, lager, BTW-bedrag wilde aangeven dan [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] had berekend en ook niet kon instemmen met het voorstel van [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] om een suppletieaangifte te doen.
4.9
[geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. hebben verder voldoende aannemelijk gemaakt dat de administratie van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] te wensen overliet. Dat volgt bijvoorbeeld uit de in 3.4 aangehaalde brief aan [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] van 19 juli 2011, maar kan ook worden afgeleid uit een adviesrapport van april 2012 van het Regionaal Ondernemingsinstituut naar aanleiding van een BBZ-lening door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] . In dat rapport is onder meer vermeld:

Inmiddels zijn echter door de heer [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en het nieuwe administratiekantoor (M&M Administraties) veel inspanningen geleverd om de wanorde uit het verleden bij te werken. De administratie is momenteel dan ook weer actueel en geheel op orde. (…)Wel blijft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] soms nonchalant in het tijdig aanleveren van de gevraagde stukken.”
In het licht van wat aannemelijk is geworden over de staat van zijn administratie, heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] onvoldoende onderbouwd dat indien er al fouten zaten in de door [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. verzorgde belastingaangiftes en/of samengestelde jaarrekeningen, die fouten het gevolg waren van een tekortschietende zorg van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. moesten immers roeien met de (gebrekkige) riemen die hun door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ter beschikking werden gesteld.
4.1
In de procedure bij de rechtbank heeft [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] (bij het hof ook bijgevallen door [appellante zaak2] ) een bevredigende verklaring gegeven voor de verder door [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] gestelde onvolkomenheden in zijn werkzaamheden. Na deze verklaring lag het op de weg van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] om te onderbouwen waarom [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. toch waren tekortgeschoten in hun verplichtingen. Dat heeft hij echter achterwege gelaten.
4.11
De conclusie is dat de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] tot schadevergoeding, bij gebrek aan voldoende onderbouwing van de gestelde tekortkoming van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s., niet toewijsbaar is. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] heeft ingestemd met een uitsluiting van de aansprakelijkheid van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. voor hun werkzaamheden betreffende de jaarrekeningen 2009 en 2010 (vgl. onder 3.3).
Conclusies4.12 Uit het voorgaande volgt dat
grief II van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s.,die zich richt tegen toewijzing van de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op [appellante zaak2] , slaagt. Er volgt ook uit dat
de grieven van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2]falen. Die grieven zijn, op grief IV na, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] zich op uitsluiting van aansprakelijkheid kan beroepen. Aan dat beroep komt het hof niet toe. Grief IV van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] betreft een aspect van de gestelde tekortkoming van [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. en is hierboven al besproken.
4.13
Gelet hierop heeft [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] ook geen belang bij toewijzing van zijn (incidentele) vordering tot het overleggen van de originele als 29 maart 2010 gedateerde brief met de handtekening van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] .
4.14
Het hof zal het vonnis van de rechtbank in conventie vernietigen voor zover de vordering tegen [appellante zaak2] is toegewezen en het vonnis voor het overige bekrachtigen. Het hof zal de vordering van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op [appellante zaak2] alsnog afwijzen en [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] veroordelen in de proceskosten, vast te stellen op nihil.
4.15
In de procedure bij het hof wordt [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] veroordeeld in de kosten van het door hem ingestelde beroep, waaronder de kosten van het door hem opgeworpen incident (geliquideerd salaris van de advocaat: 3 punten, tarief IV) en zullen de kosten van het door [geïntimeerde/appellante zaak2] c.s. ingestelde beroep worden gecompenseerd.

5.De beslissing

Het hof, in de zaken met nummers 200.275.622/01 en 200.284.826/01:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2019, hersteld op 19 februari 2020 en op 20 mei 2010, voor zover dit vonnis (in conventie en in reconventie) is gewezen tussen [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] ;
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2019, hersteld op 19 februari 2020 en op 20 mei 2010, voor zover in conventie gewezen tussen [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] en [appellante zaak2] ;
doet in zoverre opnieuw recht als volgt:
wijst de vorderingen van [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] op [appellante zaak2] alsnog af;
veroordeelt [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in de proceskosten van de procedure bij de rechtbank van [appellante zaak2] en stelt deze kosten vast op nihil;
veroordeelt [appellant zaak1/geïntimeerde zaak2] in de kosten in de zaak met nummer 200.275.622/01 en bepaalt deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde zaak1/appellant zaak2] op € 760,- aan verschotten en op € 6.093,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten in de zaak met nummer 200.284.826/01 in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M.M. Lorist en M. Aksu en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 februari 2022, in aanwezigheid van de griffier.