ECLI:NL:GHARL:2022:1344
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tot opheffing van executoriaal derdenbeslag in een familiezaken geschil
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vader tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het executoriaal derdenbeslag dat door de vader was gelegd, werd opgeheven. De moeder had in kort geding gevorderd om het beslag op te heffen, dat was gelegd onder de Staat der Nederlanden, Ministerie van Financiën, en dat was gebaseerd op een eerder vonnis van 18 december 2019, waarin omgang tussen de vader en hun dochter was vastgesteld. De voorzieningenrechter had in zijn vonnis van 5 juli 2021 geoordeeld dat het beslag onterecht was gelegd en had de vader veroordeeld tot restitutie van het bedrag dat hij op grond van het beslag had ontvangen. De vader ging in hoger beroep met twee grieven, terwijl de moeder haar incidentele hoger beroep introk tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2022. Het hof moest beoordelen of het beslag rechtmatig was, maar kon dit niet doen omdat de overgelegde beslagstukken onleesbaar waren. Hierdoor kon het hof niet vaststellen waarvoor het beslag was gelegd, wat leidde tot de conclusie dat de opheffing van het beslag gehandhaafd moest blijven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en bepaalde dat iedere partij haar eigen kosten draagt.