ECLI:NL:GHARL:2022:1217

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
21-002526-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld. De verdachte, geboren in 1995 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, dat op 23 april 2019 was gewezen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld tijdens een zitting op 1 februari 2022, waarbij het hof ook het onderzoek in eerste aanleg heeft meegenomen, zoals voorgeschreven door artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen bezwaren heeft geuit tegen het vonnis van de rechtbank en heeft zelf ook geen redenen gevonden die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.

De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met mr. G.A. Versteeg als voorzitter, en de raadsheren mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. T.H. Bosma, in aanwezigheid van griffier mr. D. Janssen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002526-19
Uitspraak d.d.: 1 februari 2022
VERSTEK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 april 2019 met parketnummer 18-920227-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 februari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijk verklaring van verdachte in het namens hem ingestelde hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte geen bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het namens hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 1 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.