ECLI:NL:GHARL:2022:1178

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.272.928/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gebondenheid aan een vaststellingsovereenkomst en de gevolgen van non-conformiteit bij de verkoop van een camper

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en meerdere geïntimeerden, waarbij de appellant een camper had gekocht van een van de geïntimeerden. De kern van het geschil draait om de vraag of er een vaststellingsovereenkomst is gesloten die de appellant bindt, en of de camper voldoet aan de verwachtingen die de appellant bij de aankoop had. De appellant had de camper gekocht voor € 156.762,- en had deze laten aanpassen, maar stelde dat de camper niet voldeed aan de technische eisen en dat er gebreken waren. De kantonrechter had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, en de appellant ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de appellant gebonden was aan de vaststellingsovereenkomst die was gesloten na uitvoerige discussies over het gewicht van de camper. Het hof concludeerde dat de appellant geen voorbehoud had gemaakt en dat de afspraken finale kwijting inhielden. De appellant had ook geen voldoende bewijs geleverd voor zijn claims over de gebreken aan de camper. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.272.928/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7309080)
arrest van 15 februari 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. G.L. Breunesse, kantoorhoudend te Leusden,
tegen

1.V.O.F. [geïntimeerde1] ,

gevestigd te Harderwijk,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [woonplaats2] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen:
[geïntimeerde2],
advocaat: mr. A.A. Bos, kantoorhoudend te Zwolle.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 17 november 2021 heeft op
2 december 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Een kopie van het
proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd.
1.2
Aan het slot van de mondelinge behandeling is een datum voor arrest vastgesteld.

2.Waar gaat het in deze zaak om?2.1 Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of partijen ter beëindiging van hun geschil een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, waaraan [appellant] is gebonden. Pas als dat niet het geval is moet de vraag worden beantwoord of de koopovereenkomst is of moet worden ontbonden of vernietigd en wat de gevolgen daarvan zijn. Als ook die vraag negatief wordt beantwoord komt het hof toe aan beoordeling van de overige door [appellant] gestelde gebreken en de door hem gevorderde schadevergoeding.2.2 Net als de kantonrechter komt het hof tot het oordeel dat geen sprake kan zijn van toewijzing van de vorderingen van [appellant] . Het hof zal hierna onder 3 eerst de relevante feiten weergeven. Vervolgens zal onder 4 de kern van de beslissing van de kantonrechter worden vermeld en daarna zal onder 5 aan de hand van de door [appellant] aangevoerde grieven de zaak inhoudelijk worden behandeld.3. De relevante feiten3.1 Op 13 augustus 2016 heeft [appellant] bij [geïntimeerde2] een camper van het merk Carthago, model chic E-line l 50 Yachting (hierna: de camper) gekocht voor € 156.762,-. Betaling van de koopprijs door [appellant] heeft plaatsgevonden door inruil van zijn vorige camper en bijbetaling van € 88.500,-. De camper is op 3 januari 2017 op naam van [appellant] gezet.3.2 De camper had bij aankoop een technisch toegestaan totaalgewicht van 4.500 kg dat verhoogd kon worden naar 4.800 kg. Het Fahrzeugwiegeprotokoll vermeldt als ledig gewicht af fabriek 3.780 kg, onderverdeeld in gewicht vooras (1.662 kg) en gewicht achteras (2.118 kg).3.3 Op 23 januari 2017 heeft [appellant] voor eigen rekening bij de firma AL-KO in Duitsland de camper laten voorzien van ALC (AL-KO Level Controller automatische ladingsonafhankelijke regeling van de achteras) en ACS (AL-KO Comfort Suspension veerpoot-oplossing voor meer rijcomfort) nadat [geïntimeerde2] zich over de mogelijkheid daarvan ten behoeve van [appellant] op 15 augustus 2016 en daarna had laten informeren. AL-KO heeft [appellant] er in een e-mail van 27 oktober 2016 uitdrukkelijk op gewezen dat een gewichtsverhoging niet langer mogelijk zal zijn na plaatsing van ALC en ACS.3.4 Na uitvoering van deze werkzaamheden heeft [appellant] zich bij [geïntimeerde2] beklaagd over overschrijding van het technisch toegestane totaalgewicht en de aslasten en met name die van de achteras. Partijen hebben daarna uitvoerig gesproken en gecorrespondeerd over mogelijke oplossingen. Dit heeft geresulteerd in een ‘overeenstemmingsverslag’ van

7 juni 2017, waarin de volgende afspraken zijn vastgelegd:
"(…)• [geïntimeerde1] besteld lichtmetalen Goldschmitt velgen met een draaglast van 1350 kg en monteert deze zodra ze binnen zijn (in overleg)• [appellant] gaat op 25-07-2017 naar Alko in Duitsland (of indien mogelijk eerder) om de ALC vering van de achteras te laten verwijderen en weer origineel te maken. De kosten die hiermee zijn verbonden zijn voor rekening van [appellant]• ln de week van 31-07-2017 zal [geïntimeerde1] de camper voorzien van hulpluchtvering op de achteras van VB suspension, de aanvraag doen voor het aanpassen van het kenteken naar 4800 kg (achteras 2700 kg), een E&P levelsysteem monteren en één accu met lader verwijderen. De kosten die hiermede gemoeid zijn, zijn voor rekening van [geïntimeerde1] .• De voorruit is op 01-06-2017 besteld door [geïntimeerde1] . Carthago geeft een levertijd op van 49 dagen. In principe (als op tijd binnen) zal deze ook in de week van 31 juli worden vervangen. De ruit wordt op kosten van deverzekering vervangen. Er is een eigen risico van € 650,00. De netto uitkering ontvangt [geïntimeerde1] .Door ondertekening van dit verslag volgt er een finale kwijting wat betreft de belasting van de achteras."
3.5
Na het tekenen van het overeenstemmingsverslag heeft [appellant] in zijn brieven van 28 juni 2017, 12 en 16 juli 2017 het totaalgewicht van de camper wederom ter discussie gesteld en aangegeven dat hij uitsluitend de hulpluchtvering van AL-KO gemonteerd wenste te zien.
3.6 Partijen hebben op voorstel van [appellant] vervolgens nadere afspraken gemaakt. [appellant] heeft deze vastgelegd in zijn brief van 21 juli 2017 aan [geïntimeerde2] , waarna [geïntimeerde2] deze ondertekend retour heeft gezonden:
"Om tot sluiting van de discussie te komen over het gewichtsprobleem op de achteras van camper [nummer] :• [geïntimeerde2] monteert voor zijn rekening lichtmetalen velgen met een draagvlak van 1350 kg. per stuk op de camper. (Is inmiddels gebeurd.)• [geïntimeerde2] vervangt de voorruit waar een barst in zit. dit gebeurt op kosten van de verzekering. Er is een eigen risico van € 650,00 welke [geïntimeerde2] voor zijn rekening neemt. het nettobedrag van de uitkering ontvangt [geïntimeerde2] . De ruit is inmiddels vervangen doch de afwerking van de camper is niet in orde en moet nog gebeuren. [naam1] maakt hiervoor op korte termijn een afspraak.• [appellant] laat op 16 oktober 2017 bij AL-KO in Duitsland de ALC verwijderen voor zijn kosten.• [appellant] zal gelijktijdig bij AL-KO hulpluchtvering AirPlus laten monteren.Dit is voor rekening van [geïntimeerde2] en zal door [geïntimeerde2] tijdig worden betaald.• Na terugkomst uit Duitsland zal [geïntimeerde2] de hoogte meten voor de poten van een E en P Level systeem en dit daarna binnen enkele weken monteren. De kosten hiervan, ± € 5900,00 zijn geheel voor rekening van [geïntimeerde2] . plaats van montage pomp is reeds met [naam1] besproken.• Door [geïntimeerde2] zal aanpassing van het kenteken worden verzorgd wat betreft de aslast en het totale gewicht.• [appellant] behoud zijn normalen garantie op de camper. [geïntimeerde2] zal zijn verplichtingen hieromtrent correct en tijdig uitvoeren.• Voor [appellant] is de discussie over het gewichtsprobleem op de achteras definitief gesloten als aan voorgaande geheel is voldaan.Mochten er nog op of aanmerkingen zijn dan horen wij dat graag van u, anders graag een bevestiging van akkoord”3.7 Partijen hebben vervolgens uitvoering aan deze afspraken gegeven. De camper is zodanig aangepast dat de wettelijk toegestane maximum massa van het voertuig 4.800 kg is.
3.8
Op 1 september 2017 heeft [appellant] zich weer tot [geïntimeerde2] gewend in verband met door hem geconstateerde gebreken aan de camper. [geïntimeerde2] heeft een deel van de klachten verholpen. Vervolgens heeft het geschil tussen partijen zich toegespitst op met name de uitgevoerde reparatie aan de voorruit van de camper. Deze ruit werd door [geïntimeerde2] op
6 juli 2017 vervangen vanwege een barst in de ruit (een fabrieksfout). Nadat de ruit was vervangen bleek de voorruitverwarming niet meer te werken. Tevens was het dashboard niet goed teruggeplaatst. In zijn e-mail van 11 november 2017 heeft [geïntimeerde2] aan [appellant] aangeboden om de niet passende ruit met defecte verwarming kosteloos te vervangen door een deugdelijke ruit en het dashboard weer goed terug te plaatsen.
3.9
[appellant] wenste dat de ruit zou worden vervangen door Carthago in Duitsland en dat de reis- en verblijfkosten van [appellant] voor een bedrag van € 2.895,- incl. btw zouden worden vergoed. [geïntimeerde2] heeft aangeboden de transportkosten tot een bedrag van € 1.320,- te vergoeden indien [appellant] zou vasthouden aan zijn wens de ruit bij Carthago te laten repareren. Dit voorstel is door [appellant] niet geaccepteerd.
3.1
In een brief van 23 januari 2018 van de gemachtigde van [appellant] (ARAG) is aan [geïntimeerde2] medegedeeld dat de camper niet voldoet aan de eigenschappen die [appellant] bij de aankoop daarvan mocht verwachten, omdat het gewicht de gebruiksmogelijkheden beperkt. Tevens is in de brief een beroep gedaan op dwaling, omdat [geïntimeerde2] heeft nagelaten [appellant] juist te informeren over het gewichtsprobleem van de camper.
3.11
In opdracht van [appellant] is op 7 mei 2018 een onderzoek uitgevoerd door CED Mobility (CED) die heeft geschreven dat er naar haar mening in technische zin geen mogelijkheid is om de camper dusdanig aan te passen dat deze kan voldoen aan het gewichtscriterium.
3.12
Daarop heeft ARAG namens [appellant] in een brief van 2 augustus 2018 de koopovereenkomst primair buitengerechtelijk ontbonden vanwege non-conformiteit en subsidiair vernietigd op grond van dwaling. Aan [geïntimeerde2] is een termijn van drie weken geboden om de camper terug te nemen. Hieraan heeft [geïntimeerde2] geen uitvoering gegeven.
3.13
Op verzoek van [geïntimeerde2] heeft Expertise Bureau Dijkstra (EBD) op 3 september 2018 over de bevindingen van CED een rapport uitgebracht. EBD heeft de werkwijze van CED als onjuist en incorrect bestempeld, terwijl de conclusie eveneens is bestreden.

4.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter

4.1
[appellant] heeft bij kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
primairgevorderd te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst tussen [geïntimeerde2] en [appellant] is ontbonden,
subsidiairvernietigd, met veroordeling van [geïntimeerde2] tot het terugnemen van de camper en tot terugbetaling van het aankoopbedrag (€ 156.762,-) en kosten van de aangebrachte accessoires (€ 12.327,), alsmede een vergoeding voor de overige schade (€ 8.828,- ) en de gevolgschade, voorlopig begroot op € 18.528,-.
Meer subsidiairheeft [appellant] gevorderd te verklaren voor recht dat de camper gebreken vertoont waarvoor [geïntimeerde2] reeds ingebreke is gesteld en inmiddels in verzuim verkeert. In
alle gevallenheeft hij tevens veroordeling gevorderd van [geïntimeerde2] in de buitengerechtelijke kosten (€ 3.152,56), de deskundigenkosten (€ 1.756,92), de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf
2 augustus 2018, de proceskosten en de nakosten.
4.2
[geïntimeerde2] heeft de vorderingen bestreden en heeft in (voorwaardelijke) reconventie -voor het geval de kantonrechter zou oordelen dat [appellant] de met [geïntimeerde2] gesloten koopovereenkomst terecht heeft ontbonden of vernietigd- veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van € 39.190,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 januari 2019.
4.3 De kantonrechter heeft in het vonnis van 2 oktober 2019 de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter. Hij vordert vernietiging daarvan en dat het hof:
primairvoor recht verklaart dat de koopovereenkomst van 13 augustus 2016 is ontbonden of vernietigd, althans deze koopovereenkomst alsnog ontbindt of vernietigt, met veroordeling van [geïntimeerde2] tot terugname van de camper en tot betaling van een bedrag van € 162.757,--, vermeerderd met de wettelijke rente;
subsidiair[geïntimeerde2] veroordeelt tot betaling aan [appellant] van de kosten van de in productie 15 bij memorie van grieven genoemde werkzaamheden (inclusief die van het oplossen van het verlichtingsprobleem), na ontvangst van de daarop betrekking hebbende facturen en tot betaling van € 2.565,-- in verband met vervanging van de voorruit door Carthago;
meer subsidiair[geïntimeerde2] veroordeelt om de in productie 15 bij memorie van grieven genoemde werkzaamheden (inclusief het oplossen van het verlichtingsprobleem) kosteloos en deugdelijk uit te voeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair[geïntimeerde2] veroordeelt om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 36.134,91, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde2] in de proceskosten van beide instanties en in de nakosten.
5.2
[appellant] heeft hiermee in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Deze eiswijziging wordt in hoger beroep toegelaten, nu deze tijdig is gedaan, [geïntimeerde2] geen bezwaar heeft gemaakt en het hof ook geen reden heeft om de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten.
Vaststellingsovereenkomst?5.3 Met zijn eerste grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij bij de overeenkomsten geen enkel voorbehoud heeft gemaakt, dat partijen finale kwijting hebben beoogd en dat [appellant] in beginsel gebonden is aan de nadere overeenstemming die op 21 juli 2017 is bereikt.
5.4
Het hof stelt vast dat het door beide partijen ondertekende overeenstemmingsverslag van 7 juni 2017 tot stand is gekomen na uitvoerige discussie tussen partijen over het (noodzakelijke) technisch toegestane totaalgewicht van de camper en de belasting van de achteras. In dit overeenstemmingsverslag is ‘
finale kwijting wat betreft de belasting van de achteras’ opgenomen. Op verzoek van [appellant] en op basis van zijn brieven van
28 juni 2017, 12 en 16 juli 2017 is de hulpluchtvering van het merk VB suspension gewijzigd in hulpluchtvering van AL-KO. Deze nadere afspraak is door [appellant] vastgelegd in zijn brief van 21 juli 2017 aan [geïntimeerde2] , waarbij de afspraken voor het overige gelijk zijn gebleven. [appellant] schrijft aan [geïntimeerde2] dat de genoemde afspraken zijn gemaakt ‘
om tot sluiting van de discussie te komen over het gewichtsprobleem op de achteras’ en ook dat ‘
Voor [appellant] de discussie over het gewichtsprobleem op de achteras definitief is gesloten als aan voorgaande geheel is voldaan’. Tussen partijen staat vast dat volledig uitvoering is gegeven aan deze gemaakte afspraken.
5.5
De kantonrechter heeft het overeenstemmingsverslag van 7 juni 2017 en de brief van 21 juli 2017 gekwalificeerd als vaststellingsovereenkomsten in de zin van artikel 7:900 BW die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. [appellant] heeft tegen deze kwalificatie niet (expliciet) gegriefd.
5.6
Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken. Uitleg van de vaststellingsovereenkomsten dient te geschieden aan de hand van het Haviltex-criterium [1] . De betekenis van de hierin opgenomen bepalingen en hun onderlinge samenhang moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij komt groot gewicht toe aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, maar kunnen niettemin de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht.
5.7
[appellant] heeft in dat kader gewezen op onder meer zijn brieven van 28 juni,
12 en 16 juli 2017, waaruit volgens hem blijkt dat hij wel degelijk een voorbehoud heeft gemaakt in die zin dat hij zich uitsluitend aan de afspraken gebonden achtte als daarmee het gewichtsprobleem van de camper daadwerkelijk zou zijn verholpen. [geïntimeerde2] heeft die stelling gemotiveerd weersproken.
5.8
Het hof is van oordeel dat [appellant] in de afspraken van 7 juni 2017 en 21 juli 2017 geen voorbehoud heeft gemaakt en dat partijen met hun afspraken finale kwijting hebben beoogd. [geïntimeerde2] heeft uit de uitlatingen van [appellant] ook niet hoeven te begrijpen dat [appellant] nog een voorbehoud had en geen finale kwijting beoogde.
Het geschil tussen partijen had (vooral) betrekking op de gewichtsbelasting van de voor- en achteras. Partijen hebben uitvoerig overlegd of en welke maatregelen moesten worden getroffen. Uiteindelijk hebben partijen afspraken gemaakt die schriftelijk zijn vastgelegd en door beide partijen zijn ondertekend. In de bewoordingen van het overeenstemmingsverslag van 7 juni 2017 is geen voorbehoud opgenomen. Finale kwijting staat er wel met zoveel woorden. Ook de hiervoor geciteerde tekst in de brief van 21 juli 2017 van [appellant] zelf, duidt op finale kwijting zonder voorbehoud. Deze laatste brief is gestuurd als sluitstuk op de hiervoor genoemde correspondentie tussen partijen, waarmee ook voor [appellant] de discussie over het gewichtsprobleem op de achteras definitief is gesloten, zoals hij zelf schrijft. [geïntimeerde2] heeft hieruit niet kunnen afleiden dat [appellant] nog het door hem gestelde voorbehoud had. Hierbij weegt het hof mee dat [geïntimeerde2] met de in de vaststellingsovereenkomsten genoemde, voor zijn rekening komende, maatregelen in vergaande mate aan [appellant] is tegemoet gekomen. Zo is hij overgegaan tot montage van lichtmetalen velgen en heeft hij op uitdrukkelijk verzoek van [appellant] toegestemd in montage van hulpluchtvering Airplus door AL-KO in Duitsland, waarna hij eveneens op verzoek van [appellant] een E&P levelsysteem heeft aangebracht, hoewel dit - zoals voor [appellant] kenbaar was - zelfs gewichtstoename tot gevolg had. Ten slotte heeft [geïntimeerde2] ook aanpassing van het kenteken verzorgd wat betreft verhoging van de aslast en het totale toegestane gewicht naar 4.800 kg, waarvan [appellant] in verband met de kosten had afgezien [2] . [geïntimeerde2] heeft onweersproken gesteld dat hiermee voor hem aanzienlijke kosten waren gemoeid. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] niet kunnen veronderstellen en valt ook niet aan te nemen dat [geïntimeerde2] tot deze vergaande maatregelen bereid zou zijn geweest als hij niet in de veronderstelling verkeerde dat hiermee eventuele geschillen ten aanzien van het gewicht en de aslast definitief zouden zijn opgelost.
5.9
Subsidiair stelt [appellant] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerde2] hem aan de gesloten vaststellingsovereenkomst kan houden, waarbij hij stelt dat met de overeengekomen aanpassingen het doel niet is bereikt.
Het hof stelt voorop dat de rechter terughoudendheid past bij het honoreren van een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW, zeker bij vaststellingsovereenkomsten. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om hem aan de vaststellingsovereenkomsten te houden, voor zover deze betrekking hebben op het gewichtsprobleem, nu het technisch toegestane totaalgewicht van de camper is verhoogd naar 4.800 kg. [appellant] heeft, gezien de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde2] , onvoldoende gesteld waarom het hierdoor eveneens verhoogde laadvermogen ontoereikend zou zijn voor het voor [geïntimeerde2] kenbare gebruik dat [appellant] van de camper wil maken. De door [appellant] in het geding gebrachte onderzoeken en wegingen zijn gemotiveerd door [geïntimeerde2] betwist. Zo heeft [geïntimeerde2] gesteld dat de weging door AL-KO in oktober 2017 niet op een geijkte weegbrug heeft plaatsgevonden, dat geen weegbon is overgelegd en dat [geïntimeerde2] daarbij niet aanwezig is geweest. Bovendien werd de camper volgens [geïntimeerde2] in een beladen toestand gewogen, zonder dat duidelijk was hoeveel kilo belading de camper op het moment van weging had, in hoeverre de tanks (brandstoftank, watertank, vuilwatertank en gastank) op dat moment gevuld waren en hoeveel personen in de camper aanwezig waren. De bevindingen van CED waar [appellant] naar verwijst zijn bestreden door EBD, waarbij is gesteld dat [geïntimeerde2] en zijn deskundige werden belet om de camper en de belading te onderzoeken en waarbij werd geweigerd om de watertank voor de weging te legen. De juistheid van de in hoger beroep door [appellant] overgelegde weegresultaten van Zinger en RDW -waaruit een gewicht van 4.825 respectievelijk 4.830 kg blijkt-, is eveneens gemotiveerd betwist door [geïntimeerde2] . [geïntimeerde2] stelt dat ook deze wegingen niet op een geijkte weegbrug hebben plaatsgevonden, dat geen weegbonnen zijn overgelegd, dat [geïntimeerde2] daarbij niet aanwezig is geweest en dat ook hier de camper in beladen toestand werd gewogen, zonder dat duidelijk is waaruit die belading bestond. [appellant] heeft deze stellingen niet, althans onvoldoende weersproken. [appellant] heeft in hoger beroep erkend dat ten tijde van de wegingen door Zinger en RDW twee personen in de camper aanwezig waren met een normale basisuitrusting en dat de watertank vol was. [appellant] zelf zegt daarover dat het legen van de watertank tot 70% een vermindering van de belasting van de achteras van 164,5 kg oplevert, terwijl het gewicht van twee extra personen op 200 kg (2 personen à 75 kg met 2 x 25 kg bagage) kan worden gesteld. [geïntimeerde2] heeft gesteld dat het niet gebruikelijk is om met een volle watertank te rijden en dat tijdens het reizen een beperkte hoeveelheid water tussen 35 en 50 liter dient te worden meegenomen, die dan telkens kan worden bijgevuld. Volgens [geïntimeerde2] had [appellant] dat kunnen afleiden uit brochures en prijslijsten die aan [appellant] ter beschikking zijn gesteld en uit de handleiding van de camper, die ook via internet te raadplegen was. Het is volgens [geïntimeerde2] niet reëel dat [appellant] twee extra personen én een volle watertank meeneemt. Het hof overweegt dat [appellant] niet heeft behoorlijk toegelicht waarom dit wel als normaal gebruik moet worden aangemerkt. [geïntimeerde2] heeft ten slotte onweersproken gesteld dat [appellant] de camper inmiddels al bijna 5 jaar in gebruik heeft en -op basis van gegevens van de RDW- naar schatting 60.000 km heeft gereden, waaruit volgt dat [appellant] normaal gebruik van de camper heeft kunnen maken.
Het beroep van [appellant] op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt dus niet.
5.1
Meer subsidiair beroept [appellant] zich op onvoorziene omstandigheden omdat de vaststellingsovereenkomst niet voorziet in de situatie dat na uitvoering van de overeengekomen aanpassingen het gewichtsprobleem niet zou zijn verholpen.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 6:258 lid 2 BW de rechter op vordering van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW is een omstandigheid die op het moment van totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst is gelegen en die daarin niet is verdisconteerd. Uit artikel 6:258 lid 2 BW volgt dat een dergelijke wijziging of ontbinding niet wordt uitgesproken voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van de partij die zich erop beroept.
In dit geval heeft de discussie tussen partijen over het gewichtsprobleem en de oplossing die daarvoor nodig zou zijn tot een vaststellingsovereenkomst geleid. Tegen deze achtergrond is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen sprake van een onvoorziene omstandigheid en zelfs al zou daarvan sprake zijn, brengt de aard van de vaststellingsovereenkomst met zich mee dat de omstandigheid waarop [appellant] zich beroept voor zijn rekening komt. Bovendien brengt hetgeen het hof hiervoor in rov. 5.9 heeft overwogen mee dat geen sprake is van een situatie waarbij [geïntimeerde2] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de vaststellingsovereenkomst niet mag verwachten.
Het beroep van [appellant] op artikel 6:258 BW slaagt derhalve niet.
5.11
Met zijn tweede grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het beroep op dwaling ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst niet kan slagen.
5.12
Het hof stelt voorop dat artikel 6:228 BW in het geval van een vaststellingsovereenkomst een beperkt toepassingsgebied heeft. Zo kunnen partijen in beginsel geen beroep op dwaling doen ter zake van hetgeen waarover juist werd getwist of onzekerheid bestond. [3]
[appellant] heeft gesteld dat [geïntimeerde2] hem vóór of bij het maken van de afspraken niet correct heeft geïnformeerd over het gewicht van de camper, maar daarin volgt het hof hem niet. [geïntimeerde2] heeft gesteld dat de camper voor de totstandkoming van de koopovereenkomst is gewogen, waaruit een gewicht van 3.800 kg bleek. [geïntimeerde2] heeft [appellant] in zijn e-mail van 24 mei 2017 bevestigd dat de camper indertijd de fabriek heeft verlaten met een ledig gewicht van 3.780 kg. [appellant] heeft zijn stelling dat dit niet juist kan zijn, gelet op het afwijkende gewicht op het Lieferanschrift van 3.961 kg, onvoldoende onderbouwd, gelet op de daarvoor gegeven verklaring van [geïntimeerde2] dat het daarop genoemde "Konfiguriertes Gesamtgewicht" van 3.961 kg niet een door weging op een weegbrug vastgesteld exact gewicht is, maar dat het slechts een fictief gewicht van de camper met accessoires betreft. Ook het rapport van CED kan niet dienen ter onderbouwing van zijn stelling, nu de werkwijze en de conclusies gemotiveerd door EBD zijn bestreden. Zoals overwogen in rov. 5.9 volgt uit de rapportage van EBD dat [geïntimeerde2] en EBD niet in de gelegenheid zijn gesteld bij het onderzoek door CED de belading te controleren en dat werd geweigerd om de watertank voor de weging te legen. Met betrekking tot de wegingen door AL-KO, maar ook door Zinger en de RDW, heeft [geïntimeerde2] onweersproken gesteld dat hij daarbij niet aanwezig is geweest en derhalve niet heeft kunnen controleren wat de belading van de camper was, terwijl geen sprake was van geijkte weegbruggen en de weegbrieven ontbreken.
Wat daar ook van zij, het hof stelt vast dat het maximaal toegestane gewicht is opgewaardeerd naar 4.800 kg. Mede gelet op wat is overwogen in rov. 5.9 valt niet in te zien, waarom dit ontoereikend zou zijn voor het voor [geïntimeerde2] kenbare gebruik dat [appellant] van de camper wil maken.
5.13
Het hof is aldus tot het oordeel gekomen dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten ter beëindiging van hun geschil en dat [appellant] daaraan is gebonden. [appellant] heeft daarmee ten onrechte de buitengerechtelijke ontbinding ingeroepen van de koopovereenkomst en deze is ook niet voor vernietiging wegens dwaling vatbaar. De grieven 1 en 2 slagen daarmee niet.
(Overige) gebreken?5.14 Met de grieven 3 tot en met 5 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de overige door hem gestelde gebreken. Hij stelt dat het om een waslijst aan gebreken gaat, welke [appellant] van een camper als de onderhavige niet hoefde te verwachten. In een brief van 12 februari 2018 van ARAG zijn met name de gebreken van de verlichting en van de automatische vergrendeling van de grote klep bij de zitbank genoemd. In de brief van 28 februari 2018 van ARAG zijn naast deze gebreken, de condensvorming van de ramen en de niet goed functionerende tv aan de orde gesteld, waarbij [geïntimeerde2] gesommeerd is deze gebreken te verhelpen. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde2] enkele gebreken verholpen, maar niet alle. Hij heeft zijn verdere (eventuele) verplichtingen opgeschort. Aan de vereisten voor een rechtsgeldige opschorting is volgens [appellant] niet voldaan, waarmee [geïntimeerde2] jegens hem is tekortgeschoten en in verzuim verkeert.
a. Vervanging voorruit5.15 [appellant] stelt dat het gebrek aan de voorruit en de als gevolg daarvan ontstane gebreken nog steeds niet zijn verholpen.
5.16
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde2] dit gebrek heeft erkend in zijn e-mail van
11 november 2017 aan [appellant] . Tevens stelt het hof vast dat [geïntimeerde2] bij herhaling kosteloos herstel heeft aangeboden, maar dat [appellant] daar geen gelegenheid voor heeft geboden. [appellant] wenste reparatie door Carthago in Aulendorf Duitsland, tegen vergoeding door [geïntimeerde2] van door hem opgegeven reis- en verblijfkosten van € 2.565,-. [geïntimeerde2] heeft daarop op 28 november 2017 aangeboden de camper op een dieplader naar Carthago te laten transporteren en de daarmee gemoeide kosten van € 1.320,- voor zijn rekening te nemen. Ook dit, naar het oordeel van het hof redelijke, aanbod heeft [appellant] niet geaccepteerd, zonder daarvoor een deugdelijke motivering te geven. Nu [geïntimeerde2] daarmee alles heeft gedaan wat voor nakoming nodig was, is [appellant] in schuldeisersverzuim komen te verkeren, als bedoeld in artikel 6:58 BW. Voor zover al sprake zou zijn van verzuim van [geïntimeerde2] , dan is dat op 28 november 2017 geëindigd op grond van het bepaalde in artikel 6:61 BW. Uit het bepaalde in artikel 6:74 lid 2 BW volgt dat ten aanzien van dit gebrek geen sprake is van een tekortkoming, nu gesteld noch gebleken is dat nakoming niet reeds blijvend onmogelijk was op 28 november 2017 en [geïntimeerde2] niet (meer) in verzuim verkeerde. Van een verplichting tot betaling van schadevergoeding van [geïntimeerde2] kan, gelet op artikel 6:74 BW, voor dit gestelde gebreke dan ook geen sprake zijn.
b. VerlichtingEen ander gebrek betreft volgens [appellant] de nog steeds niet goed werkende verlichting. Linders Kampeerauto’s heeft de bedrading van de verlichting in de garageruimte en van de luifel uitgeschakeld, maar het probleem is hiermee nog niet opgelost. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde2] telkens nader onderzoek en herstel heeft aangeboden, onder meer in zijn brieven van 16 februari 2018 en 15 september 2018 aan ARAG. In het rapport van CED van 31 juli 2018 staat dat nader onderzoek dient plaats te vinden naar het door [appellant] gestelde probleem met de verlichting. In de op verzoek van [appellant] door Zinger uitgebrachte offerte van 4 mei 2020 (productie 15 bij memorie van grieven) is vermeld dat de oorzaak van het probleem niet snel is vast te stellen, nu hier ook al twee andere dealers geruime tijd aan hebben besteed en dat Zinger daarvoor geen prijs kan noemen. Het gestelde gebrek is hiermee naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan en [appellant] had [geïntimeerde2] in ieder geval in de gelegenheid moeten stellen tot nader onderzoek en herstel. Ook hier is sprake van schuldeisersverzuim van [appellant] . Van een verplichting tot schadevergoeding van [geïntimeerde2] kan ook hier geen sprake zijn.
c. Condensvorming ramen5.18 Hoewel de offerte van Zinger nog de kosten van vervanging van drie ramen bevat, heeft [appellant] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat inmiddels vier ramen zijn vervangen op fabrieksgarantie. Gesteld, noch gebleken is dat het gestelde probleem van condensvorming zich nu nog voordoet. Overigens heeft [geïntimeerde2] onweersproken gesteld dat eventuele condensvorming inherent is aan het materiaal en dat dit ook staat vermeld op de site van Carthago. Nu geen sprake (meer) is van een gebrek kan van schadevergoeding ook geen sprake zijn.
d. Niet goed functionerende tvIn geschil is of de tv goed functioneert. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] verklaard dat dit probleem inmiddels is opgelost door vervanging van de tv ontvanger, nu deze volgens hem sterk verouderd was. Of sprake is van een gebrek, waarvoor [geïntimeerde2] aansprakelijk is, kan onder deze omstandigheden niet (meer) worden vastgesteld. Van een verplichting tot schadevergoeding van [geïntimeerde2] kan ook hier geen sprake zijn.
e. Automatische vergrendeling laadklepTijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] verklaard dat hij dit probleem heeft laten verhelpen, maar dat hij niet meer weet of en welke kosten hiermee zijn gemoeid. Wat daarvan ook zij, [geïntimeerde2] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij hiervoor een onderdeel had besteld dat klaar lag voor montage op de camper, maar dat [appellant] hiervoor nooit meer is teruggekomen, waarmee [appellant] ook hier in schuldeisersverzuim is komen te verkeren.
f. andere (mogelijke) gebrekenTen aanzien van gestelde overige gebreken is het hof van oordeel dat [appellant] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. De enkele verwijzing naar verschillende klachtenlijsten en een offerte van Zinger voor de daarmee gemoeide kosten van herstel is daartoe onvoldoende. Bij de kantonrechter en in hoger beroep zijn deze gestelde gebreken niet nader geduid. [geïntimeerde2] heeft bovendien onweersproken gesteld dat hij met betrekking tot de gestelde gebreken in de offerte van Zinger niet in gebreke is gesteld, zodat hij niet in verzuim verkeert.
ontbinding/schadevergoeding
5.22
Nu geen sprake is van een tekortkoming van [geïntimeerde2] in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [appellant] kan ook om deze reden geen sprake zijn van ontbinding van de koopovereenkomst en evenmin van betaling van schadevergoeding door [geïntimeerde2] . De grieven 3 tot en met 5 slagen daarmee niet.
Onrechtmatige daad
5.23
Aan het slot van de memorie van grieven heeft [appellant] aan zijn vordering ook ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde2] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door niet het juiste gewicht van de camper mee te delen. Ook deze grondslag faalt. Zoals hiervoor is overwogen hebben partijen over de gewichtsproblematiek een vaststellingsovereenkomst gesloten waaraan [appellant] is gebonden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe desondanks [geïntimeerde2] jegens hem onrechtmatig kan hebben gehandeld.
Conclusies5.24 Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. [appellant] is terecht door de kantonrechter in de proceskosten veroordeeld. Het hof zal [appellant] , als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten veroordelen (geliquideerd salaris van de advocaat: 2 punten, tarief VI), te vermeerderen met wettelijke rente en de gevorderde bedragen aan nakosten.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2019 tussen partijen heeft gewezen;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep en bepaalt deze kosten op € 5.517,- aan verschotten en op € 8.128,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met € 163,- aan nasalaris, verhoogd met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na de datum van dit arrest aan deze veroordeling is voldaan en betekening heeft plaatsgevonden,
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M. Lorist, D.H. de Witte en M. Wolters en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
15 februari 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:Nl:HR:1981:AG4158 (Haviltex) en vlg HR 2 april 2004, LJN AO1948 en HR 29 juni 2007, LJN BA4909
2.e-mail van [appellant] van 9 mei 2017 (productie 9 conclusie van antwoord/eis in voorwaardelijke reconventie, pag 381 DD)
3.HR 15 november 1985, LJN AC4400