Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen bij hun vader. De moeder, die in hoger beroep ging, betwistte de noodzaak van de uithuisplaatsing, die eerder door de kinderrechter was verleend. De kinderen, geboren in 2016 en 2018, stonden onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en verbleven sinds juni 2022 bij de vader. De moeder voerde aan dat de uithuisplaatsing niet in het belang van de kinderen was en dat er geen onveilige situatie bij haar was. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de opvoeding en verzorging van de kinderen. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kinderrechter en wees het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing af. De beslissing werd genomen met inachtneming van het recht op eerbiediging van het gezinsleven van de moeder, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).