ECLI:NL:GHARL:2022:11334

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
P22/223
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake terbeschikkingstelling en verlenging van de maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 een tussenbeslissing genomen in het hoger beroep van de terbeschikkinggestelde, die in 1991 is geboren en onder toezicht staat van Reclassering Nederland. Het hof oordeelt dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een definitieve beslissing te nemen over het beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2022, die de terbeschikkingstelling met een jaar heeft verlengd en het verzoek tot aanhouding heeft afgewezen. Het hof heeft besloten de behandeling te heropenen en het onderzoek te schorsen tot 5 januari 2023, om te kunnen afwachten of de positieve ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde, zoals beschreven in rapportages van de reclassering en de psychiater, zich voortzet.

De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid, maar het recidiverisico wordt als laag ingeschat, mits er structuur en toezicht is. De reclassering heeft geadviseerd om de maatregel te verlengen, maar ook om de terbeschikkinggestelde te monitoren in zijn weg naar zelfstandigheid. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verlenging, en het hof heeft besloten om de reclassering te verzoeken om uiterlijk 15 december 2022 een schriftelijke update te geven over de ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde.

Het hof heeft vastgesteld dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op 1 januari 2023 een jaar zal hebben geduurd, en dat de beslissing van de rechtbank tot voorwaardelijke beëindiging op 1 januari 2022 onherroepelijk is geworden. De tussenbeslissing houdt in dat het hof de behandeling heropent en het onderzoek schorst tot de volgende zitting, waarbij de stukken in handen worden gesteld van de advocaat-generaal.

Uitspraak

TBS P22/223
Beslissing d.d. 3 november 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres] (onder verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, alsmede de afwijzing van het verzoek tot aanhouding.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
̶ de akte van uitreiking van 17 december 2021 betreffende de beslissing van 9 november 2021 van de rechtbank Amsterdam tot beëindiging van de verpleging van overheidswege;
̶ het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
̶ de beslissing waarvan beroep;
̶ de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 19 juli 2022;
̶ de aanvullende informatie van Reclassering Nederland van 6 oktober 2022;
̶ het e-mailbericht met bijlagen van de raadsman van 19 oktober 2022.
Het hof heeft ter zitting van 20 oktober 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, en de
advocaat-generaal mr. V. Smink.

Overwegingen:

Bij arrest van het hof Amsterdam van 17 april 2012 is aan de terbeschikkinggestelde onder meer de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. De tenuitvoerlegging van de maatregel is op 1 juli 2012 ingegaan. Bij beslissing van 9 november 2021 heeft de rechtbank Amsterdam de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Deze beslissing is op 17 december 2021 aan de terbeschikkinggestelde betekend.
In het kader van de verlengingsprocedure heeft een rapporterende psychiater op 22 maart 2022 advies uitgebracht. Het advies houdt – samengevat – in om de maatregel te verlengen met een jaar. De terbeschikkinggestelde is gediagnostiseerd met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, alsmede zwakbegaafdheid. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag in een situatie waarbij sprake is van structuur en toezicht. Zonder juridisch kader neemt het risico op termijn toe naar laag-matig. Vooral een gebrek aan structuur en daginvulling ziet de psychiater als risico verhogend. De psychiater kan zich verenigen met de door de reclassering voorgenomen vervolgstappen. De terbeschikkinggestelde zal worden geïntroduceerd bij een ForFACT-team, hetgeen gericht is op praktische ondersteuning en ervoor zal zorgen dat de terbeschikkinggestelde minder afhankelijk is van zijn steunsysteem.
Reclassering Nederland heeft in het kader van de verlengingsprocedure op 28 april 2022 advies uitgebracht. Het advies houdt – samengevat – in om de maatregel te verlengen met een jaar. De reclassering heeft de conclusies uit het advies van de psychiater overgenomen wat betreft de diagnostiek en de inschatting van het recidiverisico. De reclassering heeft aangegeven dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op 9 november 2021 is uitgesproken, waardoor de wettelijke termijn van een jaar ten tijde van het uitbrengen van het advies nog niet is gepasseerd. De reclassering acht het van belang om de terbeschikkinggestelde het komende jaar te monitoren in zijn weg naar zelfstandigheid en het voortzetten van de positieve voortgang op zijn leefgebieden. In dat verband heeft zij opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde zich volledig meewerkend opstelt en actief is in het contact met zowel het ForFACT-team als de reclassering.
Het openbaar ministerie heeft op 24 mei 2022 gevorderd de maatregel met een jaar te verlengen. De rechtbank Amsterdam heeft bij beslissing van 7 juli 2022 de maatregel met een jaar verlengd.
Ten behoeve van de zitting van 20 oktober 2022 heeft de reclassering op 6 oktober 2022 aanvullende informatie aan het hof doen toekomen. De reclassering heeft – samengevat – geadviseerd de maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen. De terbeschikkinggestelde heeft laten zien zijn stabiliteit vast te kunnen houden, waardoor hij steeds zelfstandiger is geworden. Hij beschikt over een beschermend sociaal netwerk en aanvaardt hulp en begeleiding. Daarnaast is hulpverlenging vormgegeven, die ook in vrijwillig kader kan worden voortgezet. De reclassering concludeert dat de terbeschikkinggestelde voldoende is ingebed in de samenleving om de maatregel te kunnen beëindigen.
De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot verlenging en daarmee tot beëindiging van de maatregel. Beëindiging van de maatregel dient in te gaan op het moment dat de verpleging van overheidswege minimaal een jaar voorwaardelijk is beëindigd (artikel 6:2:17, eerste lid, Wetboek van Strafvordering). In dat licht heeft de advocaat-generaal voorgesteld de zaak aan te houden en de zaak eind december 2022/begin januari 2023 opnieuw op zitting te plannen, teneinde tegen die tijd te bepalen dat de vordering tot verlenging wordt afgewezen.
De terbeschikkinggestelde heeft primair verzocht om de beslissing waarvan beroep te vernietigen en de vordering tot verlenging af te wijzen. Gelet op de adviezen van de reclassering en de psychiater is er geen grond voor verlenging. Er is geen recidiverisico meer. Verlenging van de maatregel enkel omdat de wet voorschrijft dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege minimaal een jaar dient te duren is onjuist. Dit is immers strijdig met de vereisten voor verlenging van de maatregel. Subsidiair is verzocht het voorstel van de advocaat-generaal (zoals hiervoor weergegeven) te volgen. In dat verband is opgemerkt dat de verlate betekening van de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet voor rekening en risico van de terbeschikkinggestelde dient te komen.
Bij de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het hof zich op basis van de voorhanden zijnde informatie onvoldoende acht voorgelicht om te kunnen oordelen op het namens de terbeschikkinggestelde ingediende beroep.
Voor de vorming van zijn eindoordeel acht het hof het noodzakelijk dat wordt afgewacht of de positieve ontwikkeling – zoals beschreven in de rapportages van de reclassering en de psychiater – zich de komende periode voortzet. In dat licht zal het hof de advocaat-generaal verzoeken het daartoe te leiden dat de reclassering uiterlijk 15 december 2022 een schriftelijke update inzendt betreffende die ontwikkeling.
Met dit doel zal het hof de behandeling heropenen en het onderzoek (in beginsel) schorsen tot 5 januari 2023 om 12.00 uur en de stukken in handelen stellen van de advocaat-generaal.
Het hof stelt vast dat op 1 januari 2023 de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege een jaar zal hebben geduurd. De beslissing van de rechtbank tot voorwaardelijke beëindiging van 9 november 2021 is op 17 december 2021 aan de terbeschikkinggestelde betekend. Daarna bestond er voor hem tot en met 31 december 2021 gelegenheid beroep in te stellen tegen de beslissing. Dit is niet gebeurd, zodat de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging op 1 januari 2022 onherroepelijk is geworden en de voorwaardelijke beëindiging op die dag is ingegaan. Dat het openbaar ministerie geruime tijd heeft gewacht met de betekening van de beslissing van de rechtbank is onwenselijk, maar maakt het voorgaande niet anders.

Tussenbeslissing

Het hof:
̶
Heropentde behandeling van de zaak om voormeld doel en schorst het onderzoek voor bepaalde tijd tot de terechtzitting van
5 januari 2023 om 12.00 uur;
̶
Steltde stukken met voornoemd doel in handen van de advocaat-generaal en verzoekt de advocaat-generaal daaraan uitvoering te geven;
̶
Beveeltde oproeping van de terbeschikkinggestelde tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsman;
̶
Houdtiedere verdere beslissing aan.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. W.J. Canton en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen als griffier,
en op 3 november 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden en mr. E.A.K.G. Ruys zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.