13.31uur
De telefoon van verdachte geeft via de app Apple Maps een locatie op de [locatie] , knooppunt [locatie] , weer. Hierna is te zien dat vanaf de locatie op de [locatie] het adres [locatie] te [pleegplaats] in de telefoon wordt ingevoerd.
Door de politie is onderzoek gedaan naar de route die verdachte heeft afgelegd van [woonplaats] naar [pleegplaats] . Daarbij is door de politie gerelateerd dat de afstand tussen de woning van verdachte in [woonplaats] en de parkeerplaats het [locatie] bij het fietspad in [pleegplaats] 22 kilometer betreft, welke afstand te rijden is in ongeveer 26 minuten. Om op de parkeerplaats in [pleegplaats] te komen waar verdachte zijn voertuig had geparkeerd, is enige lokale kennis nodig. Wat verder opvalt aan de parkeerplaats is dat deze nagenoeg in het midden ligt tussen de school van zijn dochter en de woning van zijn ex-vrouw. De parkeerplaats ligt gesitueerd aan het einde van een doodlopende weg die enkel bereikt kan worden door specifieke straten in de [locatie] in [pleegplaats] te volgen. Tevens valt op dat deze parkeerplaats naast het fietspad ligt die vanaf de woning van zijn ex-vrouw naar de school van zijn dochter loopt. De kruising van fietspaden waar verdachte zijn ex-vrouw stond op te wachten (plaats delict) is de enige logische route die zijn ex-vrouw moet afleggen om bij de school van haar dochter te komen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel -hetgeen door de verdediging ook niet is betwist- dat verdachte degene is geweest die op 16 oktober 2020 te [pleegplaats] met een bijl meermalen tegen het hoofd, gezicht, arm en lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen.
Voorbedachten rade
De vraag die vervolgens voorligt, is of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Voorbedachte raad is een strafverzwarende vorm van opzet.
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake was van een vooropgezet plan van verdachte om zijn ex-vrouw met een bijl aan te vallen. De persoonlijkheid van verdachte kenmerkt zich door georganiseerdheid, planmatigheid en goede voorbereiding. Als verdachte daadwerkelijk met een vooropgezet plan zijn ex-vrouw van het leven had willen beroven zou hij voor een andere plaats delict, een ander tijdstip en een ander wapen hebben gekozen, aldus de raadsvrouw. Dit zijn in de optiek van de verdediging contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachten rade.
Ook de geestestoestand van verdachte levert een contra-indicatie op voor voorbedachte raad volgens de verdediging, nu sprake was van een overweldigende emotie door opgekropt diep verdriet en onmachtige frustratie.
Verdachte zelf heeft in hoger beroep verklaard dat hij geen herinneringen heeft aan het tenlastegelegde. Vanaf het moment dat hij op 16 oktober 2020 de brief van het LBIO uit de brievenbus haalde weet hij niets meer. Inmiddels is er wel een “klein luikje” opengegaan in zijn geheugen en herinnert hij zich nog een kort moment dat hij op het fietspad stond, terug naar zijn auto liep en toen [slachtoffer] aan zag komen fietsen, maar vanaf dat moment is hij opnieuw zijn herinnering kwijt tot het moment dat de politie hem een stopteken gaf bij zijn woning.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder als de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling).
Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in wat voor en tijdens het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte in de ochtend van 16 oktober 2020 een brief heeft ontvangen van het LBIO, waarin stond dat hij een groot bedrag aan achterstallige alimentatie moest betalen aan [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij boos/furieus was en naar [pleegplaats] is gegaan omdat zijn ex-vrouw daar woonde. Voordat verdachte in de auto is gestapt, heeft hij een bijl gepakt en meegenomen. Kort daarvoor heeft verdachte een (gewijzigde) notitie in zijn telefoon opgeslagen, waarin hij spreekt over etterende ex-vrouwen, het recht in eigen hand nemen en waarin hij aangeeft dat hij er na 10 jaar klaar mee is. Ook heeft hij een schermafbeelding gemaakt van een afbeelding van Fokke en Sukke en de tekst ‘Fokke en Sukke bepalen zelf wel wie de doodstraf krijgt’.
Het hof is van oordeel dat dit alles, in onderling verband en samenhang bezien, duidt op het hebben van een plan voor c.q. een besluit tot een gewelddadig treffen met zijn ex-vrouw [slachtoffer] .
Hier komt bij dat verdachte tussen het moment dat hij in de auto is gestapt tot het moment dat hij zijn ex met de bijl heeft aangevallen, voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit om dit te doen. Zowel gedurende de autorit naar [pleegplaats] als het gedurende enige tijd opwachten van het slachtoffer op of nabij het fietspad, heeft verdachte tijd en gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het hof acht het ook redelijk om aan te nemen dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn daad.
Verdachte heeft vanaf zijn eigen huis de bijl meegenomen. Hij heeft deze bijl in een tas gestopt en vervolgens pas tevoorschijn gehaald op het moment dat het slachtoffer dichtbij hem was. Het hof leidt hieruit af dat verdachte de bijl zo lang mogelijk aan het zicht wilde onttrekken. Daarnaast heeft verdachte gezichts- en hoofdbedekking meegenomen en gebruikt, in de zin van een mondkapje (in de buitenlucht) en een zwarte pet, waaruit het hof afleidt dat verdachte herkenning wilde voorkomen.
Gedurende de autorit richting [pleegplaats] heeft verdachte een parkeerplaats ingevoerd in zijn navigatiesysteem die precies is gelegen nabij het fietspad waar hij het slachtoffer uiteindelijk heeft aangevallen. Hieruit leidt het hof af dat verdachte heeft nagedacht over de plek waar hij het slachtoffer zou treffen. Blijkens de feitelijke gang van zaken heeft verdachte ook nagedacht over het tijdstip waarop zijn kind uit school zou komen en de route die het slachtoffer zou nemen om haar op te halen, waaruit het hof afleidt dat verdachte (dus) nagedacht heeft over het moment waarop hij het slachtoffer zou treffen.
Verdachte heeft zijn auto geparkeerd op de nabijgelegen parkeerplaats waardoor hij, na de aanval op het slachtoffer, snel kon vluchten.
Deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, duiden op een opeenvolgende serie (wils)besluiten en logistieke handelingen op grond waarvan het hof het redelijk acht om aan te nemen dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn daad.
Contra-indicaties
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er contra-indicaties aannemelijk zijn geworden die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend.
De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden -die zij als contra-indicaties aanmerkt- te weten (kort gezegd) de onlogische plaats delict, tijdstip en (achterlaten van het) het wapen, maken dat niet anders. Dat iemand in een concreet geval niet handelt volgens de algemene wetten van logica die -volgens de verdediging- zouden gelden voor iemand met de persoonlijkheid van verdachte, maakt nog niet dat geen sprake zou kunnen zijn van voorbedachten rade. Daarnaast bevat het dossier aanknopingspunten dat verdachte niet zozeer uit was op het voorkomen van ontdekking van zijn misdaad maar vooral uit was op het kunnen plegen ervan, met het plan om na het ombrengen van [slachtoffer] zichzelf het leven te benemen. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij onderweg terug naar huis drie keer geprobeerd heeft zichzelf tegen een boom te rijden maar dat hij het niet kon. Verdachte heeft ook eerder, op 29 september 2020, op de term ‘zelfmoord miljardair’ op internet gezocht. Ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij op het internet op 1 oktober 2020 heeft gezocht op de zoektermen ‘testament’ en ‘notaris’ met de bedoeling te kijken hoe hij kennissen van hem als voogd van zijn dochter zou kunnen aanwijzen, een situatie die eerst relevant zou worden indien eerst de moeder van zijn dochter en pas daarna verdachte zelf zou overlijden, duidt op het plan om na het doden van [slachtoffer] zichzelf te doden.
In dat licht gezien, staan de door de raadsvrouw aangevoerde contra-indicaties geenszins in de weg aan het aannemen van voorbedachten rade.
Ook de geestestoestand van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof geen contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachten rade. Het hof wil wel aannemen dat de aanleiding van het door verdachte gepleegde geweld zijn oorsprong vindt in de jarenlange vechtscheiding tussen verdachte en zijn ex-vrouw en de naderhand gevoerde gerechtelijke procedures en acht het invoelbaar dat bij verdachte verschillende emoties speelden die van invloed waren op zijn draagkracht. Het hof acht het, in het bijzonder gelet op de hiervoor genoemde opeenvolgende serie (wils)besluiten en logistieke handelingen van verdachte niet aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een zodanig hevige gemoedsopwelling dat dit aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staat.
Het door verdachte genoemde gebrek aan herinnering doet daar ook niet aan af. In dit verband wijst het hof op de in hoger beroep opgestelde pro justitia rapportages van psychiater [deskundige] van 30 juni 2022 en psycholoog [deskundige] van 30 mei 2022. Uit die rapportages volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling bij verdachte in aanloop tot en ten tijde van het tenlastegelegde, dat er geen aanwijzingen bestaan voor het bestaan van een dissociatieve stoornis, op grond waarvan de door verdachte geclaimde amnesie (het zich niet kunnen herinneren) kan worden verklaard en dat er geen sprake was van een pathologie die maakte dat de wils- en handelsvrijheid van verdachte werd beperkt.
Conclusie
Alles overwegende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven.