ECLI:NL:GHARL:2022:11131

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
21-004968-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing en overtreding van de avondklok tijdens demotour

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van opruiing en het veroorzaken van gevaar op de weg. De zaak betreft een oproep tot deelname aan een demotour via een Facebookgroep, die plaatsvond tijdens de avondklok die was ingesteld in het kader van de coronamaatregelen. De verdachte had op 21 januari 2021 een bericht geplaatst waarin hij mensen opriep om deel te nemen aan de demotour op 24 januari 2021, het moment waarop de avondklok inging. Het hof oordeelde dat de avondklok een wettelijke basis had en dat de verdachte met zijn uitlatingen opruiing in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht had gepleegd. Daarnaast werd de verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor het veroorzaken van gevaar op de weg door met een groep voertuigen te rijden en de snelheid plotseling te verlagen, wat leidde tot een ongeval. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf van 60 uren en een geldboete van € 500 op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet werd betaald.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004968-21
Uitspraak d.d.: 27 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 november 2021 met parketnummer 18-058120-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vrijspraak van de verdachte voor feit 1 en oplegging van een boete van euro 500,- voor feit 2, te vervangen door 10 dagen hechtenis wanneer de boete niet wordt betaald. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.A.W. Nillesen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor de onder 1 ten laste gelegde opruiing en het onder 2 ten laste gelegde gevaar veroorzaken op de weg. De verdachte is daarbij voor het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis wanneer hij deze uren werk niet naar behoren verricht en daarbij een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Voor de onder 2 ten laste gelegde overtreding heeft de politierechter een geldboete van € 500 opgelegd, te vervangen door 10 dagen hechtenis wanneer de boete niet wordt betaald.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te Nieuw-Weerdinge, gemeente Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door de Facebook-groep met de titel " [naam facebook groep] " op te richten/te beheren en in die groep een bericht te (laten) plaatsen met de tekst: "Aankomende zondagavond demotour van 21:00 tot 23:00 uur. Een avondklok!!! nu eens kijken hoeveel macht Rutte heeft? Gr [verdachte] .";
2.
op 15 november 2020 te Hoogeveen, Harderwijk en/of Staphorst en/of op de A28, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg,
- als onderdeel van een groep plotseling langzamer te rijden op de beide banen van de A28, rond de 50 - 70 km/u, terwijl daar destijds een maximumsnelheid van 120 km/u gold, waardoor achterliggend verkeer genoodzaakt was om plotseling deze snelheid aan te nemen en zo werd belemmerd in het rijden van de gewenste snelheid
- te rijden op de vluchtstrook op de A28
- in Harderwijk, Staphorst en/of Hoogeveen rondes te rijden op een rotonde/rotondes en zo deze rotonde(s) te blokkeren voor het overige verkeer waardoor één of meerdere opstopping(en) ontstond(en)
- in Harderwijk, Staphorst en/of Hoogeveen stapvoets te rijden op wegen waar dit niet de aanbevolen snelheid is
- overig verkeer te verblinden door te seinen met verlichting en oranje zwaailichten bovenop de auto
- vanuit de auto te schreeuwen door een microfoon/megafoon of een soortgelijk voorwerp, door welke gedragingen van verdachte op de weg, gevaar werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1 alsmede de mededeling van verdachte dat hij het niet eens is met de veroordeling door de politierechter voor het onder 2 ten laste gelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in het bijzonder het volgende.
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde nu de in de tenlastelegging opgenomen tekst tot een onvoldoende concreet misdrijf of concrete overtreding oproept om als opruiing te kunnen worden gekwalificeerd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op 23 januari 2021 onvoldoende duidelijk was of er een wettelijke basis voor de inperking van het grondrecht op demonstratie was. Nu op grond van artikel 11 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) een wettelijke basis noodzakelijk is voor een inperking van dit recht, vormt het ontbreken van duidelijkheid omtrent het bestaan van die basis, reden om aan te nemen dat de regeling omtrent de avondklok derhalve op 23 januari 2021 niet als een dergelijke basis kon dienen. Maar tenminste kan op grond van de gebleken onduidelijkheid ten aanzien van de geldigheid van de wettelijke regeling op die datum niet worden aangenomen dat verdachte opzet had op het oproepen tot een overtreding. Dat de duidelijkheid omtrent het bestaan van een voldoende wettelijke basis voor het inperken van het grondrecht op de vrijheid van demonstratie ontbrak blijkt uit het feit dat ook de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag op 16 februari 2021 vond dat er geen sprake was van een voldoende wettelijke basis voor de avondklok zoals die was vastgesteld. Verdachte dient te worden vrijgesproken van opruiing.
Wanneer bovenstaande niet tot vrijspraak van verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde mocht leiden, zou vrijspraak moeten volgen omdat, zoals door de advocaat-generaal gesteld, de tekst zoals die in de tenlastelegging is opgenomen, oproept tot onvoldoende concreet bepaalde strafbare handelingen.
Het hof stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte op 21 januari 2021 door zijn vrouw op de door hem beheerde Facebookgroep ‘ [naam facebook groep] ’ een bericht heeft laten plaatsen met als inhoud “Aankomende zondagavond demotour van 21:00 tot 23:00 uur. Een avondklok!!! Nu eens kijken hoeveel macht Rutte heeft? Gr [verdachte] ”. Op 23 januari was dit bericht nog zichtbaar in de groep.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat vervolgens, ter concretisering van deze aankondiging, op zaterdag 23 januari 2021 het volgende bericht op [televisieprogramma] is geplaatst: “Morgenavond 24-01-2021 om 20.30 uur demotour. Vertrek Hoogeveen vanaf het marktplein.” In dat bericht zijn onder meer ook de volgende zinsneden opgenomen: “De vraag of het is toegestaan zal later juridisch getoetst moeten worden?” en “Wij kunnen dat winnen, maar evengoed verliezen in deze gekke tijd.” en “als iedereen in de auto blijft is de kans op besmetting 0.0 en blijft het daarmee de veiligste manier van demonstreren en is daarmee afgestemd zo de overheid dat graag ziet.” en tenslotte “Wij begroeten elkaar morgenavond met lichtsignalen”.
De demotour valt aan te merken als een demonstratie gericht tegen de avondklok en te houden tijdens de uren waarop de avondklok zou gelden.
Het hof stelt voorop dat de vrijheid om te demonstreren een fundamenteel recht is. Dat recht wordt gewaarborgd in de artikelen 10 en 11 van het EVRM en in artikel 9 van de Grondwet.
Om te komen tot beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig kan hebben gemaakt aan opruiing door op te roepen tot overtreding van de avondklok, zal het hof eerst nagaan of het recht om te demonstreren op de in de wet voorziene wijze was beperkt.
De Wet openbare manifestaties (WOM), een wet in formele zin, bevat de wettelijke bepalingen betreffende het recht tot vergadering en betoging. In artikel 2 WOM is bepaald in welke gevallen dat recht kan worden beperkt. De bevoegdheid tot beperking kan worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Het hof stelt voorts vast dat sinds medio maart 2020 het kabinet diverse maatregelen genomen heeft in verband met de uitbraak van het SARS-Cov-2 virus (hierna: het Covid-19-virus). Bij Koninklijk Besluit van 22 januari 2021 zijn art. 8 eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (hierna: de Wbbbg) in werking gesteld (Besluit van 22 januari 2021, Stb. 2021, 24). Op grond van deze bepalingen is op dezelfde datum de ministeriële regeling ‘Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19’ (hierna: de Tijdelijke regeling) gepubliceerd en in werking getreden (Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 22 januari 2021, nr. 3192465, Stcrt. 2021, nr. 4191). Volgens de Tijdelijke regeling geldt van 23 januari 2021 tot en met 10 februari 2021 een avondklok dagelijks van 21.00 uur tot 4.30 uur (artikel 1). In de Tijdelijke regeling is voorts bepaald dat deze avondklok geldt met ingang van 23 januari 2021 om 21:00 uur en vervalt op 10 februari 2021 om 4.30 uur (artikel 8).
Niet ter discussie staat dat de avondklok één van de in de WOM genoemde doelen dient. De avondklok is ingevoerd ter bescherming van de volksgezondheid.
De gevoerde procedures ten tijde van de invoering van de avondklok draaiden om de keuze van de regering om deze in te voeren via de weg van de Wbbbg. Een vordering tot buitenwerkingstelling van de Tijdelijke regeling omdat de Staat onrechtmatig zou handelen door de invoering van de avondklok langs deze weg is, zoals door de verdediging gesteld, door de voorzieningenrechter toegewezen (Rechtbank Den Haag16 februari 2021, ECLI:NL:RBDGA:2021:1100). Het hof Den Haag heeft echter in het hoger beroep de beslissing van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering alsnog afgewezen (Gerechtshof Den Haag, 26 februari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:285). Dit arrest is door de Hoge Raad vervolgens in stand gelaten (Hoge Raad 18 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:380). Er is getoetst of de Staat onjuiste keuzes maakt en de Staat dus in redelijkheid niet voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen, of wanneer de Staat een bevoegdheid aanwendt zonder dat daarvoor in de gegeven omstandigheden een wettelijke grondslag bestaat. Middels deze toets is beoordeeld of een afweging van belangen ten grondslag heeft gelegen aan de wetgeving zodat de noodzaak van de wettelijke regeling en de proportionaliteit en subsidiariteit van de maatregel voldoende in acht is genomen bij totstandkoming.
Er zijn geen omstandigheden aangevoerd noch ziet het hof aanleiding om tot een ander oordeel te komen in deze strafzaak.
Anders dan door de verdediging gesteld kon de Tijdelijke regeling op grond van de Wbbbg als wettelijke basis dienen voor de ingestelde avondklok. Het enkele feit dat er geprocedeerd is over buiten werking stellen van de betreffende regeling (en dat daar gedurende de procedure verschillend over is beslist), maakt niet dat de betreffende regeling niet in werking is getreden, zoals bepaald, op 23 januari 2021 of niet gold op 24 januari 2021. Ook de omstandigheid dat de wettelijke basis voor de avondklok per 22 februari 2021 gevonden diende te worden in een aanpassing van de Wet publieke gezondheid via de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht (Stb 2021, 85), maakt een en ander niet anders.
Het hof concludeert kortom, dat er sprake is van een voldoende wettelijke basis voor het instellen van de avondklok, dat deze wet de basis kan zijn voor een beperking van de vrijheid van demonstratie en dat een demotour op 24 januari 2021 van 21.00 tot 23.00 dus een overtreding van de betreffende avondklok zou opleveren.
De vraag die voorts beantwoord dient te worden is of de uiting van verdachte zoals die ten laste is gelegd, namelijk “Aankomende zondagavond demotour van 21:00 tot 23:00 uur. Een avondklok!!! Nu eens kijken hoeveel macht Rutte heeft? Gr [verdachte] ”, opruiing in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) oplevert.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van opruiing is vereist dat bij de verdachte sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het opruien tot enig strafbaar feit, dat de uitlating in het openbaar is gedaan en dat de uitlating mondeling of bij geschrift of afbeelding is gedaan. Bedoeld is dat de door een verdachte gedane uiting aanspoort tot het plegen van enig strafbaar feit in de betekenis van: iemand proberen iets te laten doen. Bij de beoordeling of de door verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit en dus “opruiend” zijn in de zin van het genoemde artikel 131 van het WvSr, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede in de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.
De uitlating van verdachte is aan het publiek geopenbaard, nu het aantal leden van de facebookgroep waarin dit is gebeurd 18.500 betreft. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat dit niet als “openbaren” aangemerkt zou kunnen worden. De uitlating van verdachte is schriftelijk gedaan en nodigt naar het oordeel van het hof uit tot het begaan van een overtreding. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de uiting van verdachte bovendien aanspoort tot een voldoende concreet strafbaar feit, nu de uiting zoals opgenomen in de tenlastelegging gezien moet worden in de context van het aanvullende bericht van 23 januari 2021, namelijk “Morgenavond 24-01-2021 om 20.30 uur demotour. Vertrek Hoogeveen vanaf het marktplein.” Door op deze wijze naast de reeds bekende datum een concrete plaats en tijdstip voor het verzamelen voor de demotour te publiceren is naar het oordeel van het hof in samenhang met de op 21 januari 2021 gepubliceerde en op 23 januari 2021 ook nog zichtbare tekst op 23 januari 2021 sprake van een zodanig concrete uitnodiging tot overtreding van de avondklok op 24 januari 2021 dat sprake is van opruiing in de zin van artikel 131 WvSr.
Dat verdachte zijn opzet op het begaan van een strafbaar feit was gericht blijkt naar het oordeel van het hof reeds uit de inhoud van de tekst zoals die in de tenlastelegging is opgenomen. Verdachte heeft de leden van de groep uitgenodigd tot deelname aan een demotour die zou moeten beginnen op exact hetzelfde tijdstip waarop de avondklok zal ingaan, terwijl in hetzelfde bericht melding wordt gemaakt van die avondklok en een bereidheid de macht van “Rutte”, wat het hof begrijpt als een bereidheid de wetgevende macht van de regering in deze, uit te testen. Dit kan niet anders begrepen worden dan als zijnde gericht op het overtreden van de verbodsbepaling. Dat mogelijkerwijs op een later moment een rechterlijk oordeel zou bepalen dat de Tijdelijke regeling onvoldoende wettelijke basis was om de regeling van een avondklok op te baseren (en verdachte in dat geval dus geen wettelijke regeling zou hebben overtreden), kan niet afdoen aan de opzet van verdachte op oproepen tot overtreding van de avondklok zoals die op 24 januari 2021 om 21:00 uur zou gelden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde deelt het hof het oordeel van de politierechter dat de situatie op de A28 als gevaar veroorzakend in de zin van artikel 5 Wegenverkeerswet (verder: WVW) dient te worden aangemerkt. Uit de verklaringen van bestuurders van de auto’s die op 15 november 2020 betrokken waren bij een ongeval op de A28 blijkt genoegzaam dat dit ongeval is veroorzaakt door plotseling stilstaande voertuigen waardoor de bestuurders van deze auto’s werden overvallen en zij onvoldoende gelegenheid hadden hun snelheid zodanig aan te passen dat een aanrijding kon worden voorkomen.
Niet is bestreden dat verdachte daar en toen met een stoet reed. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat overig verkeer altijd rekening moet houden met aanpassingen in snelheid waar op gereageerd moet worden, zodat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanrijding en hij geen gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Uit het dossier blijkt dat de stoet auto’s werd aangevoerd door de auto van verdachte , hij de route bepaalde en dat deze stoet de opstopping waaruit het ongeval voortkwam heeft veroorzaakt door op beide rijbanen te rijden en op een bepaald moment de snelheid terug te laten zakken tot 50 à 70 kilometer per uur. Nu er niets is aangevoerd waaruit blijkt dat de aanrijding niet het gevolg is geweest van de (mede) door verdachte geïnitieerde stoet, is komen vast te staan dat de gedragingen van verdachte het gevaar op de weg hebben veroorzaakt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 23 januari 2021 te Nieuw-Weerdinge, gemeente Emmen, in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, door in de Facebook-groep met de titel " [naam facebook groep] " een bericht te (laten) plaatsen met de tekst: "Aankomende zondagavond demotour van 21:00 tot 23:00 uur. Een avondklok!!! nu eens kijken hoeveel macht Rutte heeft? Gr [verdachte] .";
2.
op 15 november 2020 op de A28, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, als onderdeel van een groep plotseling langzamer te rijden op de beide banen van de A28, rond de 50 - 70 km/u, terwijl daar destijds een maximumsnelheid van 120 km/u gold, waardoor achterliggend verkeer genoodzaakt was om plotseling deze snelheid aan te nemen en zo werd belemmerd in het rijden van de gewenste snelheid, door welke gedragingen van verdachte op de weg, gevaar werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar bij geschrift opruien tot enig strafbaar feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door op Facebook een bericht te plaatsen met daarin een oproep om de avondklok te overtreden. Door dit bericht te plaatsen heeft verdachte het risico genomen dat leden van de groep waarin dit is geplaatst geïnspireerd zouden worden mee te doen aan de overtreding van de avondklok. Met name in het licht van de tijd waarin het feit is gepleegd, namelijk een tijd waarin door de overheid getroffen maatregelen om verspreiding van het coronavirus te beteugelen en zodoende de volksgezondheid te beschermen en de belasting van de gezondheidszorg te temperen – uitzonderlijk waren en iedereen zwaar raakten, acht het hof het gepleegde feit ernstig en onacceptabel. Niet gebleken is van besef bij verdachte dat het belang van het beheersen van een risico voor de volksgezondheid als de pandemie waar de wereld toentertijd mee te maken had en die grote aantallen dodelijke slachtoffers eiste, van zodanig grote urgentie kan zijn, dat verwacht mag worden dat burgers daar, ingegeven door regelgeving van de (democratisch gekozen) regering en wetgever, ook de schouders onder zetten en zich zolang te onthouden van het handelen naar een gevoel van weerzin tegen autoriteit op de manier waarop verdachte dat heeft gedaan.
Waar een proportionele uitoefening van het recht om te demonstreren niet af kan doen aan de strafbaarheid van het overtreden van de avondklok of het oproepen daartoe, wil het hof bij de strafoplegging echter wel rekening houden met het feit dat verdachte in zijn facebookbericht er blijk van heeft gegeven zich bewust te zijn van het belang dat de avondklok diende door aan te geven dat de deelnemers aan de demotour in de auto zouden blijven zitten en zodoende eventuele besmetting met het covid-19 virus te willen beperken.
Verdachte heeft daarnaast door leiding te geven aan een demotour op de openbare weg gevaar veroorzaakt door de snelheid plotseling zodanig te matigen dat overige verkeersdeelnemers die op de achterkant van de stoet afreden, onvoldoende tijd hadden om hun snelheid aan te passen en zodoende onder meer daadwerkelijk bij een ongeval betrokken zijn geraakt.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 november 2022, is verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van een overtreding, maar niet eerder voor feiten als bewezenverklaard.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden voor het onder 1 bewezenverklaarde.
Voorts is het hof, met de advocaat-generaal en de politierechter, van oordeel dat ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 62 en 131 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 27 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.