ECLI:NL:GHARL:2022:11084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
200.307.675
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken in een echtscheidingszaak met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige kinderen van de ouders, die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De moeder, vertegenwoordigd door mr. I.L. Kortenhoff, en de vader, vertegenwoordigd door mr. M.L.J. Wekking, hebben beiden grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De ouders zijn in 2017 gescheiden en hebben samen drie kinderen. De zorgregeling die in het ouderschapsplan was vastgelegd, werd door de rechtbank gewijzigd, wat leidde tot onvrede bij beide ouders. De moeder verzocht om een wijziging van de zorgregeling voor de jongste minderjarige, terwijl de vader in incidenteel hoger beroep ging om de zorgregeling voor de middelste minderjarige te wijzigen. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de vader verblijven, in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar de zorgregeling voor de minderjarige kinderen gewijzigd, zodat zij nu één keer per veertien dagen van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 21.00 uur bij de vader verblijven. Het hof heeft benadrukt dat de ouders beter moeten communiceren en samenwerken in het belang van de kinderen, om verdere problemen en loyaliteitsconflicten te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.675
(zaaknummer rechtbank Gelderland 394538)
beschikking van 22 december 2022
inzake
[verzoekster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.L. Kortenhoff te Apeldoorn,
en
[verweerder],
woonplaats [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.L.J. Wekking te Apeldoorn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 8 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 maart 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Kortenhoff van 19 augustus 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Wekking van 19 augustus 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Wekking van 20 oktober 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kortenhoff van 21 oktober 2022 met producties.
2.2
De moeder heeft op 23 maart 2022 haar verzoek tot schorsing ingetrokken, waarna dit hof bij beschikking van 7 april 2022 de moeder niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek tot schorsing.
2.3
Op 31 oktober 2022 heeft de voorzitter samen met de griffier gesproken met na te noemen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 november 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een zittingsvertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk van partijen is [in] 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 19 januari 2017 in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006;
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008;
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2009.
De moeder en de vader zijn samen belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
Bij ouderschapsplan, door partijen ondertekend op respectievelijk 5 en 6 januari 2017, zijn de ouders overeengekomen dat de kinderen één keer per veertien dagen in de even weken van donderdag 17.30 uur tot en met zondag 17.30 uur bij de vader verblijven. Daarnaast zijn de ouders een regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen overeengekomen.
3.4
Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking heeft de rechtbank de zorgregeling uit het ouderschapsplan gewijzigd en de volgende zorgregeling bepaald:
  • [de minderjarige1] verblijft één keer per veertien dagen van donderdag 17.30 uur tot zondag 17.30 uur bij de vader in de even weekenden;
  • [de minderjarige2] verblijft één keer per veertien dagen een dag en een nacht bij de vader in de even weekenden;
  • [de minderjarige3] verblijft één keer in de veertien dagen van donderdag 17.30 uur tot zondag 17.30 bij de vader in de even weekenden; en
  • de moeder moet de zorgregeling wat betreft de vakanties, zoals overeengekomen in het ouderschapsplan, nakomen.
3.5
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
3 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter de moeder bevolen haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de bij de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige3] , haar veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere keer dat zij in gebreke blijft aan de inhoud van het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 5.000,- , en de vorderingen van de vader ten aanzien van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vorderingen van de moeder in reconventie ten aanzien van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , afgewezen.
3.6
Op dit moment gaat [de minderjarige1] naar de vader conform de vastgelegde regeling. [de minderjarige2] en [de minderjarige3] gaan naar de vader één keer in de veertien dagen van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 17.30 uur. De moeder komt derhalve genoemd vonnis in kortgeding niet na.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling tussen hen van de zorg- en opvoedingstaken voor de kinderen [de minderjarige3] en [de minderjarige2] .
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief ziet op de zorgregeling voor [de minderjarige3] . De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover die ziet op de voor [de minderjarige3] vastgestelde zorgregeling en te bepalen dat [de minderjarige3] éénmaal per veertien dagen in de even weekenden van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 17.30 uur bij zijn vader verblijft of een andere beslissing te nemen die het hof juist vindt.
4.3
De vader voert verweer in het principaal hoger beroep van de moeder en is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. Zijn grief ziet op de zorgregeling voor [de minderjarige2] . De vader vraagt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in het principaal hoger beroep het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de zorgregeling voor [de minderjarige2] betreft en te bepalen dat [de minderjarige2] bij de vader verblijft één keer per veertien dagen van donderdag 17.30 uur tot en met zondag 17.30 uur in de even weken, althans een zodanige verdeling van de zorg-en opvoedingstaken met betrekking tot [de minderjarige2] vast te stellen als het hof juist acht, waarbij de dag en tijd waarop [de minderjarige2] bij de vader gebracht wordt en bij de moeder thuis gebracht wordt, vastgelegd wordt.
4.4
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep van de vader en vraagt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in het ingestelde incidentele hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, alsmede te bepalen dat [de minderjarige2] éénmaal per veertien dagen in de even weekenden van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 17.30 uur bij de vader verblijft althans opnieuw een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder andere omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
5.2
De moeder voert aan dat [de minderjarige3] absoluut niet van donderdagavond tot zondagavond naar de vader wil gaan. [de minderjarige3] wil dat bespreken met de vader, maar de vader staat daar niet voor open. De moeder stimuleert [de minderjarige3] om naar de vader te gaan, maar [de minderjarige3] weigert dat. De moeder vindt dat niet aan haar toegerekend kan worden dat [de minderjarige3] niet langer conform de beschikking naar de vader wil gaan. [de minderjarige3] is gestart met gesprekken met [naam1] , de orthopedagoge die de kinderen begeleidt. Er moet afgewacht worden wat daar uitkomt. [de minderjarige3] voelt zich niet thuis bij de vader, zo stelt de moeder. Hij krijgt niet voldoende tijd om aan school te werken (wat hij wel graag wil) en hij heeft moeite met laat eten, lang tafelen en uitjes die kort van tevoren gepland worden. [de minderjarige3] wil wel een dag en een nacht in de twee weken naar de vader, net zoals [de minderjarige2] dat op dit moment doet.
De zorgregeling zoals die nu voor [de minderjarige2] is vastgesteld en wordt uitgevoerd waarbij zij om de week van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 17.30 uur bij de vader verblijft werkt volgens de moeder goed. Dat geeft structuur, regelmaat en duidelijkheid. De vader dient dat te legitimeren. De moeder stelt zich flexibel op wanneer er een activiteit met de vader is die haal- en brengmomenten overstijgt. De orthopedagoge heeft in haar verslag van 31 maart 2022 bevestigd dat de omgangsregeling voor [de minderjarige2] en voor [de minderjarige3] zoals die nu gegroeid is goed werkt. De kinderen maken een stabiele indruk. De stabiliteit en de rust die momenteel in de zorgregeling is gevonden, moet gehandhaafd blijven, aldus de moeder.
5.3
De vader stelt dat het niet de wens van [de minderjarige3] , maar van de moeder is dat zijn zoon minder bij hem is. Door de houding van de moeder kan [de minderjarige3] niet anders dan kiezen voor de ouder waar hij voor het grootste deel van de tijd verblijft omdat hij daar het meeste belang bij heeft. Er is hier sprake van PA (Parental Alienation, ouderverstoting): Een kind houdt contact met een ouder af als gevolg van al dan niet bewust manipulatief gedrag van de andere ouder. De moeder beïnvloedt de kinderen op een vileine manier. Zowel [de minderjarige2] als [de minderjarige3] zijn door de moeder gestimuleerd om te kiezen voor een zelfstandig gymnasium, welke schoolkeuze voor hen mogelijk te hoog gegrepen is. Op grond van hun resultaten op de basisschool, was deze keuze niet het meest voor de hand liggend. De vader had dan ook liever gezien dat de kinderen naar een scholengemeenschap zouden gaan, waar ze aan het einde van de brugklas een definitieve schoolkeuze hadden kunnen maken. [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zitten inmiddels zonder overleg met de vader allebei op huiswerkbegeleiding en daarnaast worden bij de moeder thuis vele uren aan het huiswerk besteed. De vader is bereid systeemtherapie met de moeder en de kinderen te volgen. Hij hoopt dat de moeder daar ook toe bereid is. De rechtbank heeft ten onrechte als regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald dat [de minderjarige2] één keer per 14 dagen een dag en een nacht in het weekend van vrijdag op zaterdag of zaterdag op zondag in de even weekenden bij de vader verblijft. Co-ouderschap is het meest in het belang van de drie kinderen. De vader ziet ook dat, gelet op de houding van de moeder ten opzichte van hem, co-ouderschap op dit moment (te) veel stress zal opleveren bij de kinderen. Hij is dan ook van mening dat de regeling zoals de rechtbank die heeft bepaald voor [de minderjarige1] en [de minderjarige3] het meest passend is voor de drie kinderen zodat zij dezelfde regeling hebben. Daarmee wordt voorkomen dat bij de kinderen de indruk ontstaat dat het ene kind bevoordeeld wordt ten opzichte van het andere kind. Mocht het hof ten aanzien van [de minderjarige2] toch een andere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorstaan, dan verzoekt hij in ieder geval het begin-en eindtijdstip vast te leggen, waarbij hij denkt aan vrijdag 17.30 uur komen en zaterdag 21.00 uur bij de moeder terug.
5.4
De raad heeft de ouders ter mondelinge behandeling dringend geadviseerd hun gebrek aan constructieve communicatie op te lossen door middel van (systeem)therapie of een andere therapie. De raad ziet geen contraindicatie voor omgang met de vader zoals eerder bepaald. Er speelt heel veel op ouderniveau en daarom kiezen de kinderen nu voor rust en minder contact met de vader. De kinderen conformeren zich nu aan de ouder waar zij het meest zijn. Dit is echter op termijn niet goed voor de kinderen, aldus de raad.
5.5
Het hof overweegt het volgende. Gebleken is dat [de minderjarige3] sedert de bestreden beschikking één keer in de veertien dagen van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 17.30 bij de vader verblijft conform de regeling die geldt voor [de minderjarige2] . De moeder komt derhalve de bestreden beschikking voor wat betreft [de minderjarige3] niet na en betaalt de dwangsommen zoals bepaald bij genoemd vonnis van 3 februari 2022. De kinderen hebben bij het kindgesprek beiden verklaard dat zij deze huidige regeling willen continueren en dat zij, met uitzondering van de vakanties, op dit moment niet vaker en langer naar de vader willen gaan.
Voorts is gebleken, zowel uit de stukken als tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, dat een groot deel van de problematiek voortvloeit uit de gebrekkige communicatie tussen de ouders, de verwijten en beschuldigingen over en weer en het gebrek aan vertrouwen in elkaar en in elkaars rol als mede-opvoeder. Dit hindert de kinderen en kan leiden tot loyaliteitsconflicten. Ook uit de overgelegde verslagen van de orthopedagoge blijkt dat de kinderen kampen met hun loyaliteit aan de ouders en klem zitten tussen de ouders. De ouders willen hun gelijk halen en uiten constant beschuldigingen en bedreigingen over en weer. Aangezien de eerder betrokken hulpverlening, de orthopedagoge en ook de raad in zijn advies in eerste aanleg de ouders uitdrukkelijk hebben gewezen op de negatieve effecten van hun handelen op de ontwikkeling van de kinderen, kan het hof niet anders dan constateren dat de ouders kennelijk willens en wetens ten koste van hun kinderen handelen, althans niet bereid zijn in het belang van hun kinderen het eigen handelen in positieve zin te veranderen. Dat is een hele zorgelijke situatie voor alle betrokkenen. Het hof constateert met de raad dat welke zorgregeling er ook wordt vastgelegd, het probleem tussen de ouders daarmee niet wordt opgelost.
5.6
Het hof is met de raad van oordeel dat de ouders zich beter moeten gaan inspannen om met elkaar in gesprek te komen over wat goed is voor de kinderen, anders bestaat het risico dat de kinderen nog verder klem komen te zitten tussen partijen. Het ligt dan ook op de weg van de ouders om, door met elkaar (en onder begeleiding van een professional) in gesprek te gaan, de kinderen zo min mogelijk last te laten ondervinden van hun twee verschillende thuissituaties/opvoedingsstijlen. Het hof kan een zorgregeling vaststellen die van donderdag tot zaterdag of tot zondag duurt, maar de kinderen komen pas tot rust als de verwijten van de ouders over en weer stoppen.
5.7
Nu niet van contra-indicaties voor enige mate van uitbreiding van de omgangsregeling is gebleken, is het hof van oordeel dat, gelet op de huidige situatie, op wat de kinderen zelf hebben verklaard, en op het advies van de raad vastlegging van de thans uitgevoerde regeling met een beperkte uitbreiding als ter zitting door de vader voorgestaan dit moment het meest in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is. Dit voert tot een omgangsregeling van vrijdag 17.30 uur tot zaterdag 21.00 uur op De kinderen kunnen dan na het hockey op zaterdag nog enige tijd bij de vader doorbrengen en bij hem de avondmaaltijd gebruiken.

6.De slotsom

in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven ten dele mede op grond van de huidige stand van zaken voor wat betreft de omgangsregeling. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de daarbij vastgestelde regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingsstaken van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met de vader betreft, bekrachtigen, maar deze op grond van de nadien ontstane situatie wijzigen per datum van deze beschikking.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
8 december 2021, voor zover het de daarbij vastgestelde regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingsstaken van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met de vader betreft voor zover het betreft de periode van de door de rechtbank bedoelde ingangsdatum tot op heden:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 januari 2017 en het ouderschapsplan dat deel uitmaakt van die beschikking en verdeelt de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met de vader aldus dat zij er heden één keer per veertien dagen van vrijdag 17.30 uur tot en met zaterdag 21.00 uur bij de vader verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, M.H.F. van Vugt en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 22 december 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.