ECLI:NL:GHARL:2022:10982

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.312.136
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident schorsing in hoger beroep met betrekking tot executie van vonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellante, die in eerste aanleg gedaagde was, verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 25 mei 2022. De appellante stelde dat zij met haar kind op straat zou komen te staan en dakloos zou worden als haar woning executoriaal verkocht zou worden. Echter, het hof oordeelde dat er geen sprake meer was van een dreiging van dakloosheid, aangezien de appellante inmiddels een huurwoning had gevonden. Het hof weegt de belangen van de partijen en concludeert dat het belang van de appellante bij behoud van de bestaande toestand niet zwaarder weegt dan het belang van Crown, de geïntimeerde, om het vonnis ten uitvoer te leggen. De stelling van de appellante dat Crown had geweigerd om executiemaatregelen uit te stellen, werd ook niet als voldoende reden gezien om de belangenafweging in haar voordeel te doen uitvallen. De vordering tot schorsing werd afgewezen, en de appellante werd veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 787,- voor salaris advocaat. Het hof bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevindt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.136
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9413862)
arrest van 20 december 2022
in het incident ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats1] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
eiseres in het incident,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. J.R. Bügel,
tegen:
Crown Intern Transport B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
verweerster in het incident,
hierna: Crown,
advocaat: mr. A.P.J.M. Verbeek.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het arrest in het incident ex artikel 351 Rv van 18 oktober 2022 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- een akte van [appellante] ,
- een akte van Crown.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1.
Bij het tussenarrest van 18 oktober 2022 heeft het hof [appellante] in de gelegenheid gesteld te reageren op de stelling van Crown dat [appellante] blijkens het BRP sinds 18 juli 2022 staat ingeschreven op het adres [adres] te [plaats1] .
2.2.
[appellante] stelt dat zij weliswaar met ingang van 11 juli 2022 over een huurwoning in [plaats1] beschikt, maar dat zij toch belang heeft bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis van 25 mei 2022. Daartoe voert zij aan dat zij nog steeds hoofdzakelijk in haar woning te [woonplaats1] verblijft en de weekenden en vrije dagen veelal in [plaats1] doorbrengt. Het is volgens [appellante] namelijk onmogelijk om telkens van [plaats1] naar [plaats2] te gaan voor haar werk en naar [woonplaats1] voor de school van haar zoon [de zoon] . Voorts stelt [appellante] dat het hof het belang van een (ongestoorde) onderhandse verkoop van de woning in aanmerking moet nemen en dat de weigering van Crown toe te zeggen dat zij geen executiemaatregelen zal nemen voldoende reden is om de tenuitvoerlegging van het vonnis alsnog te schorsen.
2.3.
Wanneer een veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, is deze uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de kantonrechter. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden. [appellante] heeft echter niet gesteld dat de bestreden vonnissen berust op een (of meerdere) misslag(en).
2.4.
Het hof overweegt dat van een dreiging dat [appellante] met [de zoon] op straat komt te staan en dakloos wordt wanneer haar woning te [woonplaats1] executoriaal wordt verkocht geen sprake (meer) is. Het is voor haar – anders dan zij aanvankelijk stelde – mogelijk gebleken een woning te huren. Het moge zo zijn dat de afstand van [plaats1] tot haar werk en tot de school van [de zoon] groter is dan voorheen, maar die omstandigheid is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat het belang van [appellante] bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van Crown om het bestreden vonnis van 25 mei 2022 ten uitvoer te kunnen leggen. De stelling dat Crown heeft geweigerd toe te zeggen dat zij zal afzien van het treffen van executiemaatregelen gedurende het onderhandse verkooptraject door de ING, die een recht van hypotheek op de woning heeft en dit traject vanwege het executoriale beslag van Crown is gestart, is – wat daar verder ook van zij – eveneens onvoldoende reden om de belangenafweging in het voordeel van [appellante] te doen uitvallen.
2.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Crown vastgesteld op € 787,- (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat.
2.6.
Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt en verder iedere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident ex artikel 351 Rv:
wijst de vordering af;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vivare vastgesteld op € 787,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen en D.M.I. de Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.