ECLI:NL:GHARL:2022:10960

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.293.462
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkoper bedrijfspand en schadevergoeding aan moedervennootschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Korpershoek Warehousing & Forwarding B.V. en Looijen Vastgoed B.V. tegen Kroon Vastgoed B.V. De kern van het geschil betreft de wanprestatie door Kroon Vastgoed, die het bedrijfspand aan Looijen niet heeft geleverd, terwijl dit wel was overeengekomen. Korpershoek, als dochtervennootschap van Looijen, vordert schadevergoeding van Kroon Vastgoed, omdat zij stelt dat de schade van Looijen ook haar schade is. Het hof moet beoordelen of Kroon Vastgoed onrechtmatig heeft gehandeld jegens Korpershoek en welke schadevergoeding er eventueel moet worden toegewezen.

Het hof oordeelt dat Kroon Vastgoed niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Korpershoek. De overeenkomst tussen Kroon Vastgoed en Looijen houdt niet automatisch in dat Kroon Vastgoed ook de belangen van Korpershoek moet beschermen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat Kroon Vastgoed op de hoogte was van de betrokkenheid van Korpershoek bij de exploitatie van het pand. De vordering van Korpershoek wordt afgewezen, maar er wordt wel een schadevergoeding van € 1.900 toegewezen aan Looijen voor gederfde schade. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van Korpershoek c.s. gedeeltelijk toe, waarbij Kroon Vastgoed wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 9.986,80 aan Looijen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.293.462
(zaaknummer, rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 366523)
arrest van 20 december 2022
in de zaak van

1.Korpershoek Warehousing & Forwarding B.V., en

2. Looijen Vastgoed B.V.,
beide gevestigd te Nijkerk,
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als eiseressen,
hierna samen Korpershoek c.s. (vrouwelijk enkelvoud), en afzonderlijk: Korpershoek en Looijen,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
Kroon Vastgoed B.V.,
die is gevestigd te Nunspeet,
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Kroon Vastgoed,
advocaat: mr. J. van de Worp.

1.Het verloop van de procedure in hoge beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 10 mei 2022 heeft op 7 oktober 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Daarin is uitgelegd waarom de door Korpershoek c.s. in het incidenteel appel genomen akte vanaf paragraaf 12 niet toegelaten is als onderdeel van het dossier. Na de zitting hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen partijen staat vast dat Kroon Vastgoed toerekenbaar is tekortgeschoten door het bedrijfspand aan de Melkrijder 10-a te Nijkerk (hierna: het pand) niet aan Looijen te leveren, terwijl Kroon Vastgoed het pand wel aan Looijen verkocht heeft. Het hof moet beslissen of Kroon Vastgoed door het pand niet aan Looijen te leveren ook onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Korpershoek en welke schade van Looijen en/of Korpershoek Kroon Vastgoed moet vergoeden.
2.2.
Korpershoek is een onderneming actief in de opslag in distributiecentra en overige opslag. Looijen is enige aandeelhouder van Korpershoek. Indirect bestuurder van beide vennootschappen is mevrouw [naam1] . Kroon Vastgoed was eigenaar van het pand en heeft dit met hulp van [naam2] van Mila Vastgoed aan Looijen verkocht voor € 475.000 per 31 mei 2019. Deze koopovereenkomst is vastgelegd in een akte van 4 april 2019. Op het verkochte pand rustte een recht van eerste koop van de heer/mevrouw [naam3] (hierna: [naam3] ). Op 26 februari 2019 heeft de heer [naam2] namens Kroon Vastgoed aan [naam4] laten weten dat het verkochte pand inmiddels twee keer aan [naam3] was aangeboden, maar dat [naam3] had aangegeven af te zien van het kooprecht. Nadat het verkochte pand aan Looijen verkocht was, bleek [naam3] niet bereid schriftelijk te bevestigen dat hij afzag van zijn recht van eerste koop. Daarop heeft Kroon Vastgoed op 31 mei 2019 aan Korpershoek c.s. een concept-vaststellingsovereenkomst gestuurd, waarin werd voorgesteld de koopovereenkomst te ontbinden, het verkochte pand aan Looijen te verhuren met de verplichting om het verkochte pand aan Looijen te verkopen zodra het voorkeursrecht van [naam3] zou zijn vervallen en Looijen te verplichten om bij niet correcte nakoming van deze vaststellingsovereenkomst € 115.000 aan Looijen te betalen. [naam1] heeft op 31 mei 2019 laten weten dat dit voorstel niet akkoord was. Op 3 juni 2019 heeft de accountant van Looijen Kroon vastgoed in gebreke gesteld en gevraagd om alsnog de juiste aanbiedingsprocedure met [naam3] te doorlopen. Kroon Vastgoed is vervolgens in overleg getreden met [naam3] met als resultaat dat [naam3] het pand gekocht heeft.
2.3.
Korpershoek c.s. heeft bij de rechtbank gevorderd om Kroon Vastgoed te veroordelen om € 342.048,93 aan haar en Korpershoek te betalen, met contractuele rente of wettelijke rente en kosten en buitengerechtelijke kosten van € 3.485,24. De rechtbank heeft deze vordering ten aanzien van Looijen voor € 8.086,80 toegewezen. De rechtbank heeft aansprakelijkheid van Kroon Vastgoed jegens Korpershoek op grond van onrechtmatige daad afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd.
2.4.
Korpershoek c.s. en Kroon Vastgoed komen daartegen beide in hoger beroep. Korpershoek c.s. wil dat haar vordering alsnog wordt toegewezen. Daarbij heeft zij haar vordering in de memorie van grieven vermeerderd met € 1.000, maar tot een totaalbedrag dat gelijk is aan het oorspronkelijk gevorderde bedrag, en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verminderd met € 12.617. Kroon Vastgoed wil in hoger beroep dat Korpershoek c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure bij de rechtbank.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hoger beroep slaagt gedeeltelijk, zodat een extra bedrag van € 1.900 aan schadevergoeding voor Looijen zal worden toegewezen. Het hof legt hieronder uit hoe het tot dit oordeel komt.
Kroon Vastgoed heeft niet onrechtmatig gehandeld tegen Korpershoek
3.2.
Korpershoek c.s. is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat Kroon Vastgoed geen onrechtmatige daad tegen Korpershoek heeft gepleegd door de overeenkomst met Looijen niet na te komen.
3.3.
Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, zoals hier Kroon Vastgoed jegens Looijen, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, in dit geval Korpershoek, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van Korpershoek zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst tussen Kroon Vastgoed en Looijen, dat Korpershoek schade of ander nadeel kan lijden als Kroon Vastgoed in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat Kroon Vastgoed deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, moeten de ter zake dienende omstandigheden van het geval worden betrokken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van Korpershoek daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor Kroon Vastgoed kenbaar was, de vraag of Korpershoek erop mocht vertrouwen dat haar belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de Kroon Vastgoed bezwaarlijk was met de belangen van Korpershoek rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor Korpershoek dreigt en de vraag of van Korpershoek kon worden gevergd dat zij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan Korpershoek aangeboden schadeloosstelling.
3.4.
Het hof oordeelt dat Kroon Vastgoed niet op grond van onrechtmatige daad vanwege de wanprestatie jegens Looijen aansprakelijk is jegens Korpershoek. De strekking van de overeenkomst tussen Looijen en Kroon Vastgoed – de verkoop van een bedrijfspand – betekent niet zonder meer dat de verkoper zich daarmee ook de belangen van een eventuele huurder aan moet trekken. Dat is ook niet zonder meer het geval als de verkoper, in dit geval Kroon Vastgoed, wist of behoorde te weten dat de koper het pand zou gaan verhuren of dat Korpershoek het pand zou gaan exploiteren, zoals Korpershoek c.s. stelt en Kroon Vastgoed betwist. In zijn algemeenheid zijn daarvoor aanvullende omstandigheden nodig, die in dit geval onvoldoende zijn gesteld en gebleken. Temeer omdat de betrokkenheid van Korpershoek, als dochter van Looijen, niet (duidelijk) kenbaar was voor Kroon Vastgoed. Korpershoek c.s. heeft namelijk, nadat volgens haar stellingen in februari 2019 namens Korpershoek werd gecommuniceerd, vervolgens zelf Looijen als de koper aangewezen (zie de email aan [naam2] van 8 april 2019, productie 36 van Korpershoek c.s.). Dat [naam2] (er vanuit gaande dat zijn kennis aan Kroon Vastgoed moet worden toegerekend, zoals Korpershoek c.s. betoogt en Kroon Vastgoed betwist) ook na 8 april 2019 nog aannam dat het bedrijfspand door Korpershoek gebruikt zou worden, heeft Korpershoek c.s. onvoldoende gemotiveerd gesteld, zeker in het licht van de nadere schriftelijke verklaring van [naam2] (van mei 2021), luidende:

(…) -Wist u dat Looijen Vastgoed B.V. wilde kopen c.q. had gekocht t.b.v. de exploitatie van en door Korpershoek Warehousing & Forwarding B.V.?
In eerste instantie dacht ik dat [naam4] de koper was. Toen we de afspraken op papier gingen zetten, gaf men de gegevens van Looijen Vastgoed B.V. door met de vermelding dat zij de koper gingen worden. Over de precieze exploitatie hebben wij niet gesproken, het was mijn rol om het object te laten zien.
-Was het u duidelijk dat de bezichtiging was bedoeld voor de exploitatie door Korpershoek Warehousing & Forwarding B.V.?(…)
Ik had een bezichtiging met [naam4] en dat hij is verbonden aan Korpershoek warehousing & forwarding was mij bekend. Wat de plannen exact waren met dit object wist ik niet.
Het beroep van Korpershoek c.s. op artikel 6:171 BW leidt niet tot een andere conclusie, omdat Korpershoek c.s. niet heeft gesteld dat [naam2] een fout heeft begaan, zoals dat artikel eist. Daar komt bij dat, nadat duidelijk werd dat Kroon Vastgoed niet kon leveren, Kroon Vastgoed heeft geprobeerd om de exploitatie van het verkochte pand voor Looijen of Korpershoek mogelijk te maken door middel van verhuur van het verkochte pand. Daarmee zou aan de belangen van Korpershoek om het verkochte pand te exploiteren (gedeeltelijk) tegemoet zijn gekomen, omdat ook volgens de stellingen van Korpershoek c.s. Korpershoek het verkochte pand zou huren. Andere omstandigheden die aanleiding zouden bieden om Kroon Vastgoed ten opzichte van Korpershoek aansprakelijk te houden zijn niet (voldoende gemotiveerd) gesteld, zodat het hof de vordering jegens Korpershoek zal afwijzen.
3.5.
Het hof passeert de bewijsaanbiedingen van Korpershoek c.s. omdat zij geen voldoende concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een andere conclusie kunnen leiden. Korpershoek c.s. heeft geen belang bij bespreking van haar klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat zij terughoudendheid had moeten betrachten bij het aangaan van verplichtingen voor het pand, in afwachting van levering. Een ander oordeel op dat punt leidt namelijk niet tot een andere conclusie.
Welke schadeposten van Looijen moeten nog beoordeeld worden?
3.6.
De rechtbank heeft schadevergoeding toegewezen voor bankkosten, betaalde rente op de financiering voor de aankoop van het verkochte pand, taxatiekosten, notariskosten en accountskosten. De schadevergoeding van Looijen die Korpershoek c.s. vordert, voor zover door de rechtbank afgewezen, bestaat uit de volgende posten: (i) verbouwingskosten van Looijen (waaronder kosten van [naam5] , [naam6] , de WB installatie, elektrische aanpassingen en de inbraakinstallatie), (ii) huurgemis van Looijen en aansprakelijkheid jegens Korpershoek voor winstderving bij Korpershoek, (iii) kosten van zaken van [naam7] , (iv) vergoeding van kosten van Looijen voor uren gemaakt door [naam4] / [naam2] en [naam1] , en (v) buitengerechtelijke incassokosten. De schadeposten genoemd onder (i) zijn door de rechtbank afgewezen. Daartegen heeft Korpershoek c.s. niet voldoende kenbaar bezwaar gemaakt, zodat het hof die niet opnieuw mag beoordelen. De resterende schadeposten behandelt het hof hieronder.
Schadeposten (ii): huurgemis van Looijen en gemiste winst van Korpershoek
3.7.
Korpershoek c.s. vordert gederfde huurinkomsten die Looijen ontvangen zou hebben van Korpershoek. Zij komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat deze post niet voor toewijzing in aanmerking komt omdat er sprake zou zijn van een “vestzak-broekzak” situatie. Ook komt Korpershoek c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat Looijen haar schade als gevolg van gemiste huurinkomsten onvoldoende beperkt heeft door niet ander vastgoed te kopen en te verhuren.
3.8.
Het hof stelt daarbij het volgende voorop. Korpershoek c.s. heeft ervoor gekozen om de schade van Looijen en Korpershoek apart te presenteren, in plaats van een overzicht te geven van de schade die Looijen geleden heeft als gevolg van de wanprestatie door Kroon Vastgoed, al dan niet bestaand in een lagere waarde van de aandelen in Korpershoek of gemiste dividenden van haar dochter Korpershoek uit de exploitatie van het pand. Daarbij is Looijen gepresenteerd als een vastgoedbelegger. Dat heeft ertoe geleid dat de rechtbank de vordering van Looijen ten aanzien van het huurgemis onder andere heeft afgewezen omdat Looijen, als vastgoedbelegger, onvoldoende heeft gedaan om ander vastgoed te kopen en te verhuren. Korpershoek c.s. komt daartegen op, omdat zij alleen geïnteresseerd was in dit pand, vanwege de ligging nabij een ander pand dat door Korpershoek werd geëxploiteerd.
3.9.
Het hof begrijpt de stellingen en grieven van Korpershoek c.s. zo dat zij betoogt dat zij het pand had aangekocht ter exploitatie door Korpershoek. De exploitatie van Korpershoek zou opbrengsten hebben gegenereerd. Daaruit zou Korpershoek de huurpenningen aan Looijen betalen. De na betaling van de huurpenningen resterende winst van Korpershoek, die zij gederfd heeft doordat Kroon Vastgoed het pand niet geleverd heeft, vordert Korpershoek bij Looijen, omdat Looijen het pand niet aan Korpershoek heeft verhuurd dan wel onderhandelingen daarover heeft afgebroken. Daardoor heeft Looijen schade in een gelijk bedrag en kan deze schade op Kroon Vastgoed verhalen.
3.10.
Het hof stelt vast dat zowel de gederfde huurinkomsten als de gederfde winst van Korpershoek afhankelijk zijn van de door Korpershoek te behalen omzet en winst uit de exploitatie van het pand. Het hof oordeelt dat Korpershoek c.s. het bestaan van schade op deze grond echter onvoldoende heeft onderbouwd. Korpershoek c.s. heeft deze omzet en winst uitsluitend onderbouwd met een bijlage bij een overzicht van de schade opgesteld door de heer [naam8] . De heer [naam8] is de fiscalist van Korpershoek c.s. In dit overzicht wordt het huurgemis onderbouwd met referentie naar een percentage van de investering. De gemiste winst van Korpershoek wordt onderbouwd door te verwijzen naar een te behalen marge, prijs per week, aantal palletplaatsen en bezettingsgraad en een bepaalde omzet voor handling met een bepaalde marge. Kroon Vastgoed heeft zowel de te berekenen huur als de elementen gebruikt voor de berekening van de marge betwist. Om te kunnen concluderen dat deze schadeposten een waarde vertegenwoordigen moet het hof er blijkbaar van uitgaan dat er een bedrag aan omzet behaald zou zijn, waarvan het hof zelfstandig de hoogte niet kan vaststellen. Het hof moet dan ook aannemen dat deze omzet en winst realistisch zijn en dat de bij de schadeberekening gehanteerde marges haalbaar zijn, terwijl dat door Kroon Vastgoed betwist is. Of en in hoeverre de door Korpershoek c.s. te behalen omzet/winst voldoende zouden zijn om ervoor te zorgen dat Looijen, in aanmerking nemend alle kosten en investeringen die zij heeft opgevoerd, beter af zou zijn geweest met de aankoop van het pand, dan zonder, kan het hof op grond van de stellingen van Korpershoek c.s. niet vaststellen. De blote stelling dat een bepaalde marge gehaald zou worden met als onderbouwing een opstelling van de fiscalist van Korpershoek c.s. is in het licht van de betwisting door Kroon Vastgoed niet voldoende. Dat klemt te meer, omdat de wanprestatie van Kroon Vastgoed vaststaat, zodat de onderbouwing van de schade van Looijen de kern van het geschil betreft.
3.11.
Korpershoek c.s. heeft dus niet alleen onvoldoende onderbouwd gesteld dat en tot welk bedrag Looijen huurinkomsten heeft gederfd doordat zij dit bedrijfspand niet heeft kunnen verhuren, welk bedrag niet te genereren is door de aankoop en verhuur van een ander bedrijfspand, maar ook dat zij gehouden is tot betaling van enig bedrag aan schadevergoeding aan Korpershoek (op grond van gederfde winst van Korpershoek). De klachten van Korpershoek c.s. op het punt van het huurgemis en voor zover ze zien op de afwijzing van de post voor gederfde winst van Korpershoek kunnen dan ook niet tot een andere conclusie leiden dan de beslissing van de rechtbank.
Post (iii) Schade als gevolg van nodeloze bestellingen door Korpershoek bij [naam7] - eigen schuld (6:101 BW)
3.12.
Het hof oordeelt dat deze schadepost alleen al niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat Looijen en Korpershoek niet aan hun plicht hebben voldaan om de schade van Korpershoek zoveel mogelijk te beperken. De schade van Korpershoek zou zijn voorkomen, als Korpershoek zou zijn ingegaan op een aanbod het pand voor onbepaalde tijd te huren (zie artikel 2 van de concept-vaststellingsovereenkomst, productie 3 bij conclusie vaan antwoord). Dat Looijen het pand alleen wilde kopen en niet gehouden was op slechtere voorwaarden een contract met Kroon vastgoed af te sluiten, doet daaraan niet af. Immers, het gaat hier om schade van Korpershoek, die Looijen stelt te moeten vergoeden. Volgens de stellingen van Korpershoek c.s. zou Korpershoek het pand in alle gevallen huren. Onduidelijk is waarom Korpershoek slechter af zou zijn door het pand van Kroon Vastgoed in plaats van Looijen te huren. Dat is te meer zo omdat Korpershoek gezien de dwangpositie van Kroon Vastgoed waarschijnlijk gunstige huurvoorwaarde had kunnen afspreken. Dat Kroon Vastgoed het pand alleen aan Looijen te huur heeft aangeboden maakt dit ook niet anders. Looijen is in het geheel niet ingegaan op de mogelijkheid te onderzoeken of huur een mogelijkheid was. Waarom Kroon Vastgoed niet in zou stemmen met verhuur aan Korpershoek is ook niet toegelicht. Zou Looijen in het kader van haar aansprakelijkheid jegens Korpershoek, op grond waarvan zij nu schade vordert van Kroon Vastgoed, geopereerd hebben zoals verwacht mocht worden van een professionele verhuurder van het pand, dan had zij er alles aan moeten doen om verhuur aan Korpershoek mogelijk te maken en dan had Korpershoek daaraan niet zonder meer voorbij kunnen gaan. Nu dat niet gebeurd is, oordeelt het hof dat Looijen haar schade, die het gevolg is van de schade geleden door Korpershoek, onvoldoende heeft beperkt, zodat deze voor haar eigen rekening en risico moet blijven. De bezwaren tegen het vonnis van Korpershoek c.s. kunnen op dit punt dan ook niet tot een andere conclusie leiden dan de rechtbank heeft getrokken.
Gemaakte uren door [naam4] / [naam2] / [naam1]
3.13.
Looijen vordert ook vergoeding voor uren gemaakt door [naam4] / [naam2] / [naam1] in verband met de wanprestatie door Kroon Vastgoed. Het hof zal een gedeelte van deze schadepost toewijzen. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade, redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, en redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (art. 6:96 lid 2 BW). Ook interne kosten bestaande uit reguliere werktijd die door medewerkers besteed is, kunnen, voor zover zij redelijk zijn, voor vergoeding in aanmerking komen. Korpershoek c.s. heeft een urenoverzicht (productie 34 bij conclusie van repliek) overgelegd. Het hof stelt vast dat daarin volgens de beschrijving van deze uren ook uren zijn opgenomen die [naam4] , [naam2] en [naam1] hebben besteed aan de bezichtiging, taxatie en inrichting van het pand en sloopwerkzaamheden aan het pand. Deze uren zijn niet gemaakt ter voorkoming of beperking van de schade of vaststelling van de schade en aansprakelijkheid of ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Voor de uren van de post “
31 mei” en daarna, in totaal 20 uren, oordeelt het hof dat Kroon Vastgoed onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat deze uren wel redelijkerwijs daaraan besteed zijn en dat een uurtarief van € 95 een redelijk tarief is. Ook volgens Kroon Vastgoed moest Korpershoek c.s. immers haar schade beperken. Daarmee zijn ook interne uren gemoeid. Kroon Vastgoed heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom het intern door Korpershoek c.s. gehanteerde tarief van € 95 per uur te veel zou zijn. Het hof zal daarom deze schadepost schatten en vaststellen op 20 uren à € 95, dat is € 1.900. Het hoger beroep van Korpershoek c.s. slaagt in zoverre.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.14.
Ten slotte komt Korpershoek c.s. op tegen de afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat het Besluit buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing is, moet Looijen stellen en bij betwisting onderbouwen, dat er werkzaamheden zijn verricht die meer omvatten dan waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak (artikel 241 Rv). Het hof oordeelt dat Korpershoek c.s. dit, in het licht van de betwisting door Kroon Vastgoed, onvoldoende heeft gedaan. De enkele stelling dat gelet op de werkzaamheden die zijn verricht voorafgaande aan het inleiden van de procedure met betrekking tot het vaststellen van de omvang van de schade in het kader van het overleg tussen de accountant en de advocaat buitengerechtelijke incassokosten toegewezen moeten worden is niet voldoende, omdat niet duidelijk gemaakt wordt wat die werkzaamheden dan zijn. Overleg van de advocaat met de accountant is ook noodzakelijk ter voorbereiding van de gedingstukken.
De conclusie; bewijsaanbod; proceskosten
3.15.
Het hoger beroep van Korpershoek c.s. slaagt gedeeltelijk Voor de begrijpelijkheid zal het hof het vonnis geheel vernietigen en opnieuw recht doen, waarbij Kroon Vastgoed veroordeeld zal worden tot betaling van € 9.986,80 (de som van de € 8.086,80 die de rechtbank had toegewezen en de € 1.900 genoemd in rechtsoverweging 3.13). Tegen de veroordeling tot betaling van wettelijke rente is geen grief gericht zodat ook het hof wettelijke rente zal toewijzen vanaf 20 september 2019. Het bewijsaanbod om schade te bewijzen wordt gepasseerd, omdat het bestaan van verdere schade onvoldoende is onderbouwd. Voor zover Korpershoek c.s. nog een beroep op ongerechtvaardigde verrijking heeft gedaan slaagt het niet omdat de rechtbank en dit hof een schadevergoeding uitspreken voor alle schade die Looijen heeft geleden, zodat geen sprake is van een verarming van Looijen. Omdat Korpershoek c.s. grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Korpershoek c.s. veroordelen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.
3.16.
Kroon Vastgoed is in hoger beroep gekomen tegen de proceskostenveroordeling in de procedure bij de rechtbank, omdat zij vindt dat Korpershoek c.s. overwegend in het ongelijk is gesteld en omdat de proceshouding van Korpershoek c.s. tot nodeloze kosten zou hebben geleid. Het hof volgt Kroon Vastgoed daarin niet. Naar zijn aard is een geschil over misgelopen winst gecompliceerd. Dat Korpershoek c.s. in de procedure bij de rechtbank meerdere schriftelijke rondes nodig heeft gehad om haar stellingen op dat punt uit te werken en dat zij daarin desondanks niet geslaagd is, vindt het hof, gezien de vaststaande wanprestatie van Kroon Vastgoed, onvoldoende reden om Korpershoek c.s. in proceskosten in eerste aanleg te veroordelen. Ook het hof zal de proceskosten van de procedure bij de rechtbank daarom compenseren. Omdat het hoger beroep van Kroon Vastgoed niet slaagt zal Kroon Vastgoed in de proceskosten daarvan veroordeeld worden, maar gezien de beperkte omvang van het hoger beroep zal het hof deze berekenen over het daarin gevorderde bedrag.
3.17.
Onder de proceskosten, zowel in het hoger beroep van Korpershoek c.s. als van Kroon Vastgoed, vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.18.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
In het hoger beroep van Korpershoek c.s.
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 27 januari 2021;
4.2.
veroordeelt Kroon Vastgoed om aan Looijen te betalen een bedrag van € 9.986,80, vermeerderd met wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 20 september 2019 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt Korpershoek c.s. tot betaling van de volgende proceskosten van Kroon Vastgoed:
€ 5.610,- aan griffierecht;
€ 8.092,- aan salaris van de advocaat van Kroon Vastgoed (2 procespunten x appeltarief VI à € 4.046);
4.4.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
In het hoger beroep van Kroon Vastgoed
4.5.
veroordeelt Kroon Vastgoed tot betaling van de volgende proceskosten van Korpershoek c.s.:
€ 787,- aan salaris van de advocaat van Korpershoek c.s. (2 procespunten x ½ x appeltarief I à € 787);
4.6.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
In het hoger beroep van Korpershoek c.s. en Kroon Vastgoed
4.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt van de procedure bij de rechtbank;
4.8.
verklaart de veroordelingen in 4.2 tot en met 4.6 uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, L.J. de Kerpel-van de Poel, en A.G.J. van Wassenaer van Catwijck, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken 20 december 2022.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.