ECLI:NL:GHARL:2022:10724

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
200.313.776
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor na verwijzing door Hoge Raad

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden om een voorlopig getuigenverhoor te houden, na een eerdere afwijzing door de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het hof Den Bosch. De Hoge Raad heeft de eerdere beslissingen vernietigd en de zaak verwezen naar het hof. Het hof oordeelt dat het verzoek van [verzoeker] voldoende duidelijk en concreet is, en dat er voldaan is aan de vereisten van artikel 187 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe, waarbij getuigen zullen worden gehoord over de verkrijgende verjaring van een stuk grond en de afspraken die in 2017 zijn gemaakt met de gemeente en Earlstone c.s. Het hof oordeelt dat [verzoeker] een voldoende belang heeft bij zijn verzoek, en dat de getuigen kunnen bijdragen aan het bewijs van zijn stellingen. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de gemeente c.s. en Earlstone c.s. Het hof bepaalt dat het verhoor van de getuigen zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.313.776
zaaknummer Hoge Raad 21/03491
zaaknummer gerechtshof ’s Hertogenbosch 200.285.822
zaaknummer Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, 370026
beschikking van 13 december 2022
in de zaak van
[verzoeker]die woont in [woonplaats1]
die verzoeker is in hoger beroep
hierna: [verzoeker]
advocaat: mr. J.P. de Man
tegen:

1.1. Gemeente Loon op Zand

die zijn zetel heeft in Kaatsheuvel
hierna: de gemeente
niet verschenen
en

2.Earlstone & Partners B.V.3. Lagune Investments B.V.die beiden zijn gevestigd in ’s-Gravenmoer

hierna: gezamenlijk Earlstone c.s. en ieder afzonderlijk Earlstone en Lagune
advocaat: mr. R.J.M. Sintnicolaas.
De gemeente, Earlstone en Lagune zullen samen hierna de gemeente c.s. worden genoemd.

1.Het verloop van de procedures

1.1.
[verzoeker] heeft bij de rechtbank Zeeland -West-Brabant een verzoek ingediend om een voorlopig getuigenverhoor te houden. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen bij beschikking van 29 oktober 2020. [verzoeker] was het niet eens met deze uitspraak en heeft daartegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Bosch. Bij beschikking van 27 mei 2021 heeft hof Den Bosch het verzoek van [verzoeker] afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
1.2
[verzoeker] heeft tegen de uitspraak van hof Den Bosch cassatie ingesteld. Bij beschikking van 15 juli 2022 [1] heeft de Hoge Raad de beschikking van hof Den Bosch vernietigd en de procedure in hoger beroep verwezen naar dit hof.
1.3
Op 25 juli 2022 heeft dit hof van [verzoeker] een verzoekschrift na verwijzing door de Hoge Raad ontvangen. Op 19 september 2022 heeft Earlstone c.s. schriftelijk verweer gevoerd. De gemeente is niet in de procedure verschenen. Vervolgens is (bij bericht in het rekestenjournaal van 27 september 2022) uitspraak bepaald in deze zaak door het hof.
1.4
Nadat uitspraak was bepaald, hebben beide partijen nog brieven en stukken aan het hof gestuurd. Omdat de zaak al in staat van wijzen verkeert, zal het hof geen acht slaan op deze stukken.

2.De kern van de zaak

2.1
[verzoeker] is eigenaar van een pand in [woonplaats1] . [verzoeker] stelt dat hij door verjaring ook eigenaar is geworden van een stuk grond dat direct achter zijn pand ligt en dat hij als parkeerplaats gebruikt (hierna: het stuk grond). Earlstone c.s. zijn projectontwikkelaars die een appartementencomplex hebben gerealiseerd op het aangrenzende terrein achter het pand van [verzoeker] (waarvan ook het stuk grond deel uitmaakt). Door een fout bij de gemeente is bij het ontwerp bestemmingsplan geen rekening gehouden met de geclaimde eigendom van [verzoeker] van het stuk grond. Volgens [verzoeker] heeft hierover in november 2017 een gesprek tussen hem en een wethouder van de gemeente, de heer [naam1] , plaatsgevonden en is [verzoeker] met de wethouder toen een praktische oplossing overeengekomen. Die oplossing hield volgens [verzoeker] in dat hij zijn eigendomsaanspraak op het stuk grond zou beperken tot 6,5 m2 (hierna: de spie grond) en dat dit stukje grond op de bestemmingsplantekening zou worden ingetekend. Na dit gesprek is [verzoeker] bezocht door een ambtenaar van de gemeente, de heer [naam2] , die in het bijzijn van [verzoeker] op een tekening de spie grond heeft ingetekend. [verzoeker] heeft vervolgens ook afspraken gemaakt met Earlstone die zijn vastgelegd in een brief van 15 november 2017.
2.2
Partijen verschillen van mening over de vraag of en welke afspraken zijn gemaakt met [verzoeker] over de spie grond en of die afspraken zijn nagekomen. [verzoeker] stelt dat hij afspraken heeft gemaakt met zowel de gemeente als Earlstone c.s. en dat aan die afspraken geen uitvoering is gegeven, waardoor de spie grond die aan hem toekomt inmiddels is bebouwd in het kader van de projectontwikkeling door Earlstone c.s. [verzoeker] stelt belang te hebben bij nakoming van de afspraken en (alsnog) levering van de spie grond omdat hij zijn woning inmiddels heeft verkocht (maar nog niet geleverd) aan een derde, de heer [de koper] . [de koper] maakt aanspraak op levering van de spie grond en heeft [verzoeker] aansprakelijk gesteld als die grond niet aan hem kan worden geleverd. Earlstone c.s. betwist de gang van zaken zoals die door [verzoeker] wordt geschetst. Onder meer betwist zij dat sprake is van verkrijgende verjaring door [verzoeker] van het stuk grond, betwist ze de inhoud of het bestaan van bepaalde afspraken die door [verzoeker] worden gesteld en betwist zij ook dat [verzoeker] zijn woning met inbegrip van de spie grond aan [de koper] heeft verkocht.
2.3
Tussen partijen hebben vervolgens de nodige procedures plaatsgevonden over of samenhangend met de door [verzoeker] gestelde afspraken, waaronder bestuursrechtelijke procedures en een civiel kort geding. Ook is tussen partijen een civielrechtelijke bodemprocedure aanhangig.
2.4
In het kader van de vorderingen in de civiele bodemprocedure tegen de gemeente c.s. heeft [verzoeker] eerst de rechtbank en daarna, in hoger beroep, het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Hij wil door middel van het voorlopig getuigenverhoor onder meer bewijs verzamelen over de verkrijgende verjaring van het stuk grond achter zijn pand en over de afspraken die volgens hem in november 2017 tussen hem, de gemeente en Earlstone zijn gemaakt. Omdat het aangrenzende terrein waarop een appartementencomplex is gebouwd in eigendom is geleverd aan Lagune, is Lagune ook bij het verzoek betrokken.
Beoordeling door het hof
2.5
Het hof komt tot het oordeel dat het verzoek van [verzoeker] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor moet worden toegewezen. Dat wordt hieronder nader toegelicht.
2.6
Op grond van art. 424 Rv moet dit hof als verwijzingsrechter de behandeling van de hoger beroepszaak bij hof Den Bosch voortzetten in de stand waarin die zaak zich bevond op het moment dat door de Hoge Raad uitspraak werd gedaan en met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. De procedure na cassatie en verwijzing is dus geen zelfstandige, nieuwe instantie, maar een voortzetting van de procedure in hoger beroep bij hof Den Bosch van vóór de cassatieprocedure. Het hof is daarbij in beginsel gebonden aan alle beslissingen in de uitspraak van hof Den Bosch die in cassatie niet zijn bestreden of die wel zijn bestreden, maar ten aanzien waarvan de cassatie niet is geslaagd.
2.7
De Hoge Raad overweegt in zijn beschikking van 15 juli 2022 (onder 3.4) dat, gelet op wat de Hoge Raad daarvoor in de beschikking onder 3.2 en 3.3 heeft overwogen over wat [verzoeker] heeft aangevoerd in zijn verzoek, het oordeel van hof Den Bosch dat [verzoeker] niet erin is geslaagd zijn verzoek voldoende duidelijk en concreet te maken en dat onvoldoende duidelijk is gemaakt wat de aard en het beloop van de in te stellen vordering is en op welk feitelijk gebeuren het voorlopig getuigenverhoor betrekking heeft, ofwel blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting ofwel onvoldoende is gemotiveerd. De Hoge Raad overweegt ook (onder 3.5) dat de omstandigheid dat het woningbouwproject al gereed is en nakoming van de gestelde afspraak daardoor blijvend onmogelijk zou zijn, in dit geval op zichzelf niet tot afwijzing van het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor kon leiden. Indien nakoming onmogelijk blijkt, kan [verzoeker] namelijk aanspraak maken op schadevergoeding indien aan de vereisten daarvoor is voldaan.
2.8
De Hoge Raad overweegt verder (onder 3.7), samengevat, dat gelet op de tekst van de koopovereenkomst (met [de koper] , toevoeging hof) niet is uitgesloten dat [verzoeker] , zoals hij stelt, bij de verkoop van het pand ook de spie grond heeft verkocht. [verzoeker] heeft in dat geval belang erbij dat hij de spie grond kan leveren aan [de koper] . Ook als de spie grond geen deel zou uitmaken van de koopovereenkomst heeft [verzoeker] belang bij de vordering die hij ten grondslag legt aan het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor. Die vordering strekt immers ertoe dat hij aanspraak heeft op de spie grond. Onder 3.5 van de beschikking had de Hoge Raad al overwogen dat die aanspraak in een voorkomend geval ook een grondslag kan bieden voor een aanspraak op schadevergoeding van [verzoeker] .
2.9
Anders kan [verzoeker] stelt, betekent de uitspraak van de Hoge Raad niet dat dit hof het verzoek van [verzoeker] nu zonder meer moet toewijzen. De Hoge Raad heeft, kort gezegd, (slechts) overwogen dat de gronden waarop het hof Den Bosch het verzoek van [verzoeker] heeft afgewezen (namelijk dat het verzoek onvoldoende concreet was en de aard en het beloop van de vorderingen onduidelijk), gelet op wat door [verzoeker] is aangevoerd, getuigen van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel dat de beslissing onvoldoende is gemotiveerd. [verzoeker] heeft bovendien volgens de Hoge Raad wel een voldoende belang bij zijn verzoek. Dat betekent dat dit hof het verzoek van [verzoeker] nogmaals dient te beoordelen aan de hand van het toetsingskader voor verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor te houden, maar met inachtneming van de overwegingen van de Hoge Raad.
2.1
Voor dat toetsingskader houdt dit hof de door hof Den Bosch in overweging 3.6.1. van zijn arrest genoemde maatstaf voor het beoordelen van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor aan. [verzoeker] heeft immers tegen deze overweging geen cassatie ingesteld, zodat dit hof aan deze overweging gebonden is.
2.11
Dit hof oordeelt dat, mede gelet op de overwegingen van de Hoge Raad hierover, het verzoek van [verzoeker] voldoende duidelijk en concreet vermeldt op welke feiten en omstandigheden het verhoor zal zien. [verzoeker] stelt in zijn processtukken namelijk door verkrijgende verjaring eigenaar te zijn geworden van het stuk grond achter zijn pand en daarover met zowel de gemeente als Earlstone afspraken te hebben gemaakt in het kader van de op het terrein achter zijn pand te ontwikkelen nieuwbouw. [verzoeker] wil de verkrijgende verjaring van het stuk grond (die door de gemeente c.s. wordt betwist) en het bestaan en de inhoud van de volgens hem gemaakte afspraken met de gemeente en Earlstone (die ook door de gemeente c.s. worden betwist) bewijzen door middel van het horen van getuigen, zoals blijkt uit de diverse processtukken en zoals [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling bij hof Den Bosch (vgl. het proces-verbaal van die mondelinge behandeling, pagina 4) heeft toegelicht. [verzoeker] wil daarnaast bewijzen dat hij het pand wel degelijk inclusief de spie grond heeft verkocht aan [de koper] (ook dit wordt immers door de gemeente c.s. betwist). [verzoeker] wenst de getuigen te horen in het kader van een civiele procedure waarin hij nakoming wil vorderen van de gemaakte afspraken, dan wel schadevergoeding (zoals ook blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij hof Den Bosch, pagina 2 en 4). Hiermee is voldaan aan de vereisten van art. 187 lid 3 Rv dat het verzoek de aard en het beloop van de vordering en de feiten of rechten die men wil bewijzen, voldoende concreet en duidelijk weergeeft. De Hoge Raad heeft verder in zijn beschikking van 15 juli 2022 geoordeeld dat [verzoeker] een voldoende belang heeft bij zijn verzoek, zodat dit hof daar ook vanuit gaat.
Toewijzing ten aanzien van alle getuigen
2.12
[verzoeker] wenst volgens zijn beroepschrift en verzoekschrift na verwijzing door de Hoge Raad de volgende getuigen te horen:
[verzoeker]
[naam3]
[naam4]
[naam5]
[naam6]
[naam2]
[naam7]
[naam8]
[naam9]
[de koper]
2.13
Earlstone c.s. heeft in eerste aanleg en in hoger beroep aangevoerd dat een aantal getuigen die [verzoeker] wil horen, niets over de door [verzoeker] genoemde onderwerpen kan verklaren. Het hof volgt Earlstone c.s. hierin niet. Niet alleen kan niet zonder meer worden vooruitgelopen op wat getuigen al dan niet zouden kunnen verklaren, maar ook blijkt uit de processtukken voldoende duidelijk waarom de door [verzoeker] genoemde getuigen (mogelijk) wel iets kunnen verklaren over deze onderwerpen. Earlstone c.s.’ bezwaar ziet allereerst op het horen van de diverse ambtenaren die [verzoeker] noemt. Volgens [verzoeker] hebben deze ambtenaren afspraken met hem gemaakt of hadden zij kennis van de afspraken die zijn gemaakt ( [naam3] als wethouder, [naam2] als ambtenaar die volgens [verzoeker] bij hem is langs geweest om de gemaakte afspraken vast te leggen en in te tekenen op een kaart en [naam4] die volgens [verzoeker] ook betrokken was bij de afspraken (vgl. onder meer het verzoekschrift na verwijzing door de Hoge Raad). Gelet op de gestelde betrokkenheid van deze ambtenaren bij de door [verzoeker] gestelde afspraken en hun (mogelijke) kennis daarvan, heeft Earlstone c.s. haar standpunt dat [verzoeker] deze ambtenaren enkel en alleen wil horen om bewijs te vergaren voor nog tussen partijen aanhangige publiekrechtelijke procedures en dat sprake is van een ‘phishing expedition’ onvoldoende onderbouwd. Dat er om die reden sprake is van misbruik van recht of strijd met de goede procesorde, is dan ook niet gebleken, zodat het hof dit argument passeert.
2.14
Ook van de overige getuigen voert Earlstone c.s. aan dat het te ver gaat om die allemaal te horen, waaronder ‘nb. partijen zelf’. Ook dit volgt het hof niet. Juist partijen zelf zijn volgens [verzoeker] (vergaand) betrokken geweest bij de afspraken die volgens hem zijn gemaakt. De heren [naam6] en [naam5] zijn directeuren van Earlstone c.s. Uit een e-mail van de heer [naam2] van 20 augustus 2019 aan de heer [naam4] (productie 6 bij de conclusie van antwoord die als productie 2 is overgelegd bij het verweerschrift na verwijzing van de Hoge Raad van Earlstone c.s.) blijkt bijvoorbeeld dat [naam2] en/of [naam4] met [naam5] en/of [verzoeker] meerdere gesprekken hebben gehad over de garage van [verzoeker] en dat [naam5] tegemoet wilde komen aan [verzoeker] . [naam5] is dus op enige wijze betrokken geweest bij de gang van zaken en mogelijk bij afspraken met [verzoeker] . [naam6] heeft namens Earlstone de brief met afspraken van 15 november 2017 ondertekend en kan daar wellicht ook het een en ander over verklaren. [de koper] is de koper van de woning en kan verklaren over de afspraken met [verzoeker] over de verkoop van de woning. Dat het te ver zou gaan om deze of andere getuigen te horen in deze kwestie, ziet het hof zonder nadere toelichting – die ontbreekt – dan ook niet in.
2.15
Andere gronden waarop het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor alsnog zou moeten worden afgewezen, zijn niet gesteld of gebleken, zodat het hof het verzoek zal toewijzen.

3.Slotsom

3.1
Het hoger beroep slaagt zodat de bestreden beschikking moet worden vernietigd.
3.2
[verzoeker] vordert in zijn verzoekschrift na verwijzing door de Hoge Raad terugbetaling van de proceskosten die hij op grond van de beschikking van de rechtbank van 29 oktober 2020 (te weten in totaal € 1.742,- aan griffierecht en salaris advocaat) en de beschikking van hof Den Bosch van 27 mei 2021 (te weten € 760,- aan griffierecht en € 2.228,- aan salaris advocaat) aan Earlstone c.s. heeft voldaan. Omdat de beschikking van hof Den Bosch is vernietigd door de Hoge Raad en dit hof de beschikking van de rechtbank zal vernietigen, zijn deze betalingen zonder rechtsgrond verricht, zodat deze vorderingen moeten worden toegewezen.
3.3
[verzoeker] verzoekt in zijn beroepschrift om Earlstone c.s. in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep te veroordelen. Omdat niet uitdrukkelijk door [verzoeker] is afgezien van veroordeling van (ook) de gemeente in de proceskosten en het hof daartoe ook geen aanleiding ziet, zal het hof de gemeente c.s., als de in het ongelijk gestelde partijen, in de kosten van de procedure bij de rechtbank en de beide hoger beroepsprocedures veroordelen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
4.1
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
29 oktober 2020 en beschikt opnieuw;
4.2
wijst het verzoek van [verzoeker] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
4.3
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden in ieder geval voor het horen van de hierboven in overweging 2.12 genoemde getuigen over de in het verzoek- en beroepschrift van [verzoeker] nader omschreven feiten en omstandigheden, zoals ook onder 2.1 en 2.11 hierboven verkort is weergegeven;
4.4
bepaalt dat het verhoor van voornoemde getuigen – en overige getuigen voor zover daarvoor toestemming wordt verleend door de raadsheer-commissaris – zal geschieden ten overstaan van een nader als raadsheer-commissaris te benoemen lid van het hof op een nader door deze te bepalen datum en tijdstip;
4.5
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig moeten zijn zodat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
4.6
bepaalt dat [verzoeker] de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden februari 2023 tot en met juli 2023 en een indicatie van de met de verhoren per getuige gemoeide tijd zal opgeven bij de griffie van het hof
uiterlijk drie weken na uitspraak van deze beschikking.Er zullen maximaal vijf getuigen per dag worden gehoord, zodat de opgave van de getuigen beperkt kan worden tot de vijf getuigen die [verzoeker] als eerste wil laten horen;
4.7
bepaalt dat [verzoeker] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
4.8
veroordeelt Earlstone c.s. tot terugbetaling aan [verzoeker] van de proceskosten die hij op grond van de beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 oktober 2020 en gerechtshof Den Bosch van 27 mei 2021 heeft betaald, te weten € 1.742,- en € 760,- en
€ 2.228,-;
4.9
veroordeelt de gemeente c.s. in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] wat betreft de procedure bij de rechtbank vastgesteld op € 1.390,- (te weten € 304,- aan griffierecht en 2 punten voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief) en voor wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 332,- aan griffierecht en € 3.342,- aan salaris overeenkomst het liquidatietarief (te weten 3 procespunten x appeltarief II a € 1.114 per procespunt);
4.1
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen, Th.C.M. Willemse en
S.B. Boorsma en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022.

Voetnoten

1.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105.