ECLI:NL:GHARL:2022:10713

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
200.302.119/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verplichting tot afgifte van documenten door een gewezen bestuurder aan de vereniging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, waarbij de Nederlandse Genealogische Vereniging (NGV) van een gewezen bestuurder, aangeduid als [appellant], afgifte vordert van schriftelijke en digitale documenten die hij in zijn functie als bestuurslid onder zich had. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat [appellant] verplicht was om deze documenten over te dragen en had een dwangsom van € 500,- per dag opgelegd bij niet-nakoming, met een maximum van € 50.000,-.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en oordeelt dat [appellant] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Het hof stelt vast dat [appellant] beschikte over een groot aantal documenten en inlogcodes die hij nog niet had overgedragen aan NGV. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat [appellant] deze documenten moest overdragen en dat de dwangsom gerechtvaardigd was, gezien het gedrag van [appellant] en het belang van NGV bij de toegang tot deze gegevens.

Het hof concludeert dat de vorderingen van NGV terecht zijn toegewezen en dat er nog steeds een spoedeisend belang is bij de afgifte van de documenten. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De beslissing van de voorzieningenrechter wordt bekrachtigd, en de veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.302.119/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 526520)
arrest in kort geding van 13 december 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. du Bois, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
Nederlandse Genealogische Vereniging,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
NGV,
advocaat: mr. L.J.P. Duijs, die kantoor houdt te Utrecht.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 26 april 2022 hier over.
1.2
Op grond van dat tussenarrest heeft op 21 november 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld. Met instemming van partijen zal dat arrest eerder worden uitgesproken.

2.Waar gaat het in deze zaak over?

2.1
[appellant] is bestuurslid geweest van NGV. De voorzieningenrechter heeft hem op vordering van NGV veroordeeld om de ICT portefeuille met alle schriftelijke en digitale documenten waarover hij beschikt volledig over te dragen aan NGV. Wanneer hij niet aan deze veroordeling voldoet, is [appellant] een dwangsom van € 500,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 50.000,-. [appellant] meent dat hij aan de veroordeling heeft voldaan en dat de voorzieningenrechter ten onrechte een dwangsom (van deze omvang) heeft opgelegd.
2.2
Het hof is het met het oordeel van de voorzieningenrechter eens. Dat zal het hof hierna uitleggen door eerst de relevante feiten te vermelden en door daarna in te gaan op de bezwaren van [appellant] tegen de beslissing van de voorzieningenrechter.

3.3. De relevante feiten

3.1
[appellant] is vanaf november 2018 lid geweest van het hoofdbestuur van NGV met de titel ‘ [titel] ’. Op 21 juli 2021 is in het handelsregister vermeld dat hij met ingang van
7 juli 2021 geen deel meer uitmaakt van het hoofdbestuur van NGV.
3.2
In artikel 19.5 van de statuten van NGV is bepaald dat afgetreden leden van het hoofdbestuur hun portefeuille met alle schriftelijke en digitale documenten volledig moeten overdragen aan hun opvolger of plaatsvervanger.
3.3
Nadat partijen eerst zelf hadden gecorrespondeerd over de overdracht van documenten, inlogcodes en wachtwoorden van de website door [appellant] aan NGV, heeft de advocaat van NGV [appellant] in een brief van 11 augustus 2021 gesommeerd om er voor te zorgen dat uiterlijk 13 augustus 2021 de website van NGV weer in de lucht is dan wel NGV gedetailleerde instructies te geven hoe dit gerealiseerd kan worden. Verder sommeerde de advocaat [appellant] om uiterlijk 14 augustus 2021 de volgende gegevens aan NGV te verstrekken:

Alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang geven tot de website en de daaraan gekoppelde bestanden (i.h.b. de bestanden met familieadvertenties, bidprentjes en ledenadministratie);Alle inlogcodes en wachtwoorden tot de zogenaamde functionele e-mailadressen van cliënte;
Alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang geven tot de Paypal rekening van cliënte;Alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang geven tot het Zoom account van cliënte;Alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang geven tot alle overige bestanden of accounts van cliënte;Alle andere fysieke of digitale documenten die betrekking hebben op cliënte.
Ook sommeerde de advocaat van NGV [appellant] om alle computerapparatuur van NGV en sleutels van de vestigingen in Bunnik en Weesp in te leveren, geen gebruik meer te maken van het e-mailaccount [titel] @ngv.nl en zichzelf niet langer te presenteren als vertegenwoordiger van NGV.
3.4
NGV heeft het proces-verbaal van het mondeling vonnis van de voorzieningenrechter van 13 september 2021 op 17 september 2021 laten betekenen aan [appellant] . Zij heeft ook enkele beslagen gelegd ten laste van [appellant] om betaling te verkrijgen van de volgens haar door [appellant] verschuldigde dwangsommen.

4.De beoordeling van het geschil

De omvang van het geschil bij het hof4.1 In de procedure bij het hof staat niet meer ter discussie dat [appellant] is afgetreden als bestuurslid. Ook staat de bevoegdheid van het bestuur van NGV niet ter discussie. Verder staat vast dat [appellant] verplicht is om de zaken (waaronder digitale en schriftelijke documenten, wachtwoorden en inlogcodes) van NGV waarover hij als bestuurder van NGV de beschikking kreeg over te dragen aan NGV. Ten slotte is niet in geschil dat [appellant] zich niet meer mag presenteren als vertegenwoordiger van NGV en dat hij geen gebruik mag maken van het hiervoor vermelde e-mailadres. De door de voorzieningenrechter op dit punt uitgesproken veroordelingen - onder 5.3 en 5.4 van het dictum - staan bij het hof niet ter discussie.
4.2
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [appellant] beschikte over een groot aantal digitale en schriftelijke documenten, inlogcodes en wachtwoorden, die hij nog niet had overgedragen aan NGV. Zij heeft [appellant] veroordeeld die documenten e.d. aan NGV over te dragen en heeft deze in het dictum van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gespecificeerd onder 5.1 a t/m k. Dat hij deze documenten en dergelijke moest overdragen aan NGV, heeft [appellant] in zijn memorie van grieven niet bestreden. Dat hij dat ten tijde van de beslissing van de voorzieningenrechter, op 13 september 2021, nog niet had gedaan, heeft [appellant] in dat stuk alleen concreet bestreden voor wat betreft de bestanden, systemen, inlogcodes en wachtwoorden die betrekking hebben op de website
(door de voorzieningenrechter vermeld onder a). Volgens [appellant] heeft NGV al in augustus 2021 beschikking over die gegevens gekregen.
4.3
De stellingen van de advocaat van [appellant] bij de mondelinge behandeling zijn op dit punt niet helemaal duidelijk. Als die zo moeten worden begrepen dat [appellant] alsnog ter discussie stelt dat hij ook de in punt 5.1 van het dictum onder b tot en met k vermelde gegevens ten tijde van de beslissing van de voorzieningenrechter nog niet had afgegeven, is [appellant] met die stelling te laat. De stelling moet in dat geval worden beschouwd als een ‘grief’. Dat is een bezwaar tegen de beslissing van de voorzieningenrechter met de bedoeling dat die beslissing door het hof wordt vernietigd. Grieven moeten in de memorie van grieven worden geformuleerd. [appellant] heeft niets aangevoerd dat een uitzondering rechtvaardigt op deze ‘in beginsel strakke regel’. Dat geldt trouwens ook als de advocaat van [appellant] tijdens de mondelinge behandeling bij het hof ter discussie heeft willen stellen dat [appellant] de desbetreffende gegevens ter beschikking van NGV moest stellen. Ook die stelling is een nieuwe grief.
4.4
Het hof stelt vast dat [appellant] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de door de voorzieningenrechter in het dictum onder 5.2 tot en met 5.4 geformuleerde veroordelingen.
Ook de vordering betreffende de website is terecht toegewezen4.5 Volgens [appellant] heeft hij al in augustus 2021 voldaan aan de eis om de gegevens betreffende de website aan NGV beschikbaar te stellen. NGV heeft dat ontkend. Zij heeft toegelicht dat zij weliswaar op 10 augustus 2021 de beschikking kreeg over de logingegevens tot het klantenportaal van de website (het control panel), maar dat zij daarmee nog niet beschikte over de toegang tot vier andere delen van de website. Die waren met afzonderlijke wachtwoorden beveiligd, en over die wachtwoorden beschikte zij niet, stelt NGV. Volgens [appellant] had NGV met het control panel toegang tot alle delen van de website. Via dat control panel had zij de mogelijkheid om de wachtwoorden betreffende die andere delen te wijzigen en daar heeft zij ook gebruik van gemaakt.
4.6
Het hof volgt [appellant] daarin niet. Zelfs indien NGV, zoals [appellant] stelt maar NGV gemotiveerd heeft bestreden, met het login portal toegang had tot alle delen van de website, ontsloeg dat [appellant] niet van zijn verplichting om de wachtwoorden tot alle afzonderlijke delen aan NGV te verstrekken. Het betrof informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie als bestuurslid beschikte en die hij op grond van artikel 14.5 van de statuten aan NGV ter beschikking diende te stellen. De voorzieningenrechter heeft [appellant] dus terecht - in 5.1 van het dictum onder a - veroordeeld tot afgifte van de gegevens betreffende de website.
De omschrijving van de door de voorzieningenrechter toegewezen voorzieningen is niet te ruim4.7 Volgens [appellant] heeft de voorzieningenrechter de door hem af te geven bestanden en dergelijke te ruim omschreven door de omschrijving van deze bestanden in 5.1 van het dictum onder a tot en met k steeds te beginnen met het woord ‘alle’. Het hof volgt [appellant] daarin niet. De opsomming onder a tot en met k volgt op een aanhef, die als volgt luidt:

veroordeelt [appellant] om binnen twee dagen na de betekening van het vonnis de ICT portefeuille met alle schriftelijke en digitale documenten waarover [appellant] beschikt volledig over te dragen aan (het bestuur van) NGV, waaronder maar niet uitsluitend:a. (…).
Het woord ‘alle’ achter de daarna vermelde letters moet gelezen worden in de context van deze aanhef: als [appellant] bijvoorbeeld onder f veroordeeld wordt tot afgifte van ‘alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang geven tot het Zoom account’, dan hoeft hij uiteraard alleen die wachtwoorden en inlogcodes af te geven die hij onder zich heeft in zijn hoedanigheid van bestuurslid. Die behoren tot de over te dragen ICT portefeuille.
4.8
Het bezwaar van [appellant] tegen het gebruik van het woord ‘alle’ in het dictum is dan ook ongegrond [1] .
De voorzieningenrechter heeft terecht een dwangsom verbonden aan de veroordelingen4.9 Volgens [appellant] heeft de voorzieningenrechter ten onrechte een dwangsom verbonden aan de tegen hem gegeven veroordelingen. Een dwangsom als prikkel tot nakoming was niet vereist, meent hij. Het hof volgt hem daarin niet.
4.1
De rechter aan wie de vaststelling van een dwangsom wordt gevraagd, is vrij aan die vordering al dan niet gevolg te geven; hij heeft op dit punt een ‘discretionaire bevoegdheid’. Bij het uitoefenen van die bevoegdheid is van belang of de schuldenaar naar verwachting aan de veroordeling zal voldoen of daarvoor een prikkel in de vorm van een dwangsom nodig heeft. Voor wat betreft de hoogte van de dwangsom geldt dat de rechter de hoogte moet vaststellen naar de aard en de omstandigheden van het geval, in het bijzonder ook de financiële toestand en het gedrag van de schuldenaar [2] .
4.11
[appellant] heeft niet voldaan aan de (herhaalde) verzoeken van NVG om de uiteindelijke gevorderde gegevens vrijwillig af te geven. Ook aan de sommatie van de advocaat van NVG heeft hij niet voldaan. Uit zijn eigen stellingen in de memorie van grieven volgt dat hij aan de meeste veroordelingen pas (ruimschoots) na de beslissing van de voorzieningenrechter heeft voldaan. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen volgt bovendien dat hun verhouding slecht was. [appellant] heeft verweer gevoerd tegen de vordering van NVG en heeft in dat verband onder meer zijn ontslag als bestuurder en de bevoegdheid van het bestuur van NVG bestreden. Gelet daarop lag het niet in de lijn der verwachtingen dat [appellant] zonder slag of stoot, loyaal en royaal, gevolg zou geven aan een eventuele veroordeling. De voorzieningenrechter heeft dan ook terecht gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling.
4.12
NVG heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er groot belang bij had dat zij de beschikking kreeg over de onder [appellant] berustende gegevens, omdat door het ontbreken van die gegevens haar functioneren aanzienlijk werd bemoeilijkt. Zo was de site slechts beperkt toegankelijk en kon zij niet bij voor haar wezenlijke informatie. Bezien in dat licht en gelet op wat hiervoor is overwogen over het gedrag van [appellant] tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter, is de door de voorzieningenrechter vastgestelde dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 50.000,- zeker niet te hoog [3] .
De voorzieningenrechter heeft het vonnis terecht uitvoerbaar bij voorraad verklaard4.13 Volgens [appellant] heeft de voorzieningenrechter de tegen hem uitgesproken veroordelingen ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof volgt hem daarin niet. Daarbij is allereerst van belang dat de veroordelingen zich op zichzelf lenen voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De aard van de zaak vormt daarvoor geen beletsel en de wet staat er ook niet aan in de weg, zodat de uitzondering van artikel 233 lid 1 Rv zich niet voordoet. Het is het hof vervolgens niet gebleken dat [appellant] bij de voorzieningenrechter verweer heeft gevoerd tegen de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Hij heeft een dergelijk standpunt niet ingenomen en de overgelegde pleitaantekeningen van zijn advocaat bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter bevatten geen verweer op dit punt. Gelet hierop kon de voorzieningenrechter de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zonder verdere motivering toewijzen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, gelet op wat hiervoor ten aanzien van de dwangsom is overwogen, NVG er ook belang bij had dat [appellant] op korte termijn aan de veroordelingen zou voldoen. Met een uitvoerbaarverklaring bij voorraad werd voorkomen dat [appellant] door in hoger beroep te gaan uitstel van executie zou proberen te verkrijgen en op die manier ook het effect van de dwangsommen, als prikkel om aan de veroordelingen te voldoen, zou kunnen neutraliseren [4] .
NVG heeft ook nu nog een voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen4.14 Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de voorzieningenrechter de vorderingen van NVG terecht heeft toegewezen. Maar wanneer, zoals hier, de vraag moet worden beantwoord of een in kort geding gevraagde voorziening ook in hoger beroep kan worden toegewezen, zal het hof ook moeten beoordelen of de eisende partij ten tijde van het arrest (nog) belang heeft bij die voorziening en ook of dat belang nog voldoende spoedeisend is. Die afweging moet gemaakt worden aan de hand van de stand van zaken op het moment van het arrest [5] .
4.15
Naar het oordeel van het hof heeft NVG er ook nu nog belang bij dat [appellant] geen gebruik maakt van het e-mailadres van NVG en zich niet voordoet als haar vertegenwoordiger. Bovendien is voldoende aannemelijk dat [appellant] ook nu nog niet alle gegevens en dergelijke waarover hij uit hoofde van zijn bestuursfunctie kon beschikken aan NVG heeft verstrekt, dan wel niet heeft voldaan aan de veroordeling om wanneer hij niet meer beschikt over de gegevens te verklaren aan wie hij ze heeft overgedragen [6] .
4.16
De conclusie is dat NVG ook nu nog een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde en door de voorzieningenrechter toegewezen voorzieningen.
Het hoger beroep is ongegrond4.17 Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het mondeling vonnis van de voorzieningenrechter in stand kan blijven. Het hof zal dat vonnis daarom bekrachtigen. [appellant] krijgt dus ongelijk van het hof. Om die reden zal hij worden veroordeeld in de proceskosten bij het hof (geliquideerd salaris van de advocaat: 2 punten, tarief II).

5.5. De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het mondeling vonnis van de voorzieningenrechter te Lelystad van
13 september 2021;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure bij het hof en bepaalt deze kosten, voor zover aan de zijde van NGV gevallen, op € 772,- aan verschotten en op € 2.228,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M.W. Zandbergen en W. Schoo en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2022 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Grief 2 faalt.
2.HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1530.
3.Grief 1 van [appellant] faalt in zoverre.
4.Grief 3 faalt.
5.Zie bijvoorbeeld HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437.
6.Ook in zoverre faalt grief 1.